Categorie: Alcohol

De eendenfluisteraar.

 

Doorgaans doe ik hard mijn best om het niet te doen. Luidop denken en in mezelf praten. Gelukkig doe ik het enkel als ik alleen ben. Wanneer ik autorijd of in bad zit. Maar het vaakst betrap ik mezelf daarop wanneer ik alleen aan de waterkant zit. Alsof ik tegen eenden spreek en hen befluister. Zoals honden- of paardenfluisteraars dat doen. De waarheid is nochtans dat ik eerder mezelf probeer te bezweren. Het geeft me een rustig en gerust gevoel want op die manier raken mijn rondbotsende gedachten geordend en mijn chaos gerangschikt. De warboel wordt dan helemaal opnieuw ontrafeld tot nieuw spingaren. 

Als ik ermee betrapt word, kan men mij van geestelijk “niet helemaal in orde” verdenken. Maar dat geeft niet. Niemand heeft daar last van en ik word er beter van. Ik zal er niet mee stoppen want kleine verlangens ontzeg je jezelf toch niet? 

Ik deed het wel, ooit. Toen ik van dat kleine verlangen een grote slaaf geworden was. Een soort lijfeigene van de alles ontziende roes die met de strategie van de verschroeide aarde elk pad in as legde.

Vijf jaar geleden kocht ik mezelf vrij. En dat lijkt alsof het gisteren was en dat op zich is al even akelig als spectaculair.  Onze pa kon dat schoon zeggen:

“Op ne schonen dag, als ge lang genoeg leeft en uw toekomst stilletjes verleden tijd wordt. Dan draait ge u om en kijkt ge terug op uw eigen jonkheid en op uw stommiteiten maar ook op die zakes die ge goed gedaan hebt. Waar ge fier moogt op zijn”. 

De tijd vliegt. Zeker als je hem bewuster doorleeft. Vijf jaar. Het lijkt zo ver en tegelijk zo schrikbarend dichtbij. 

“Chapeau!”: hoor ik dan wel eens. “Dat je dat kan. “En nooit zo eens eentje? “Dat kleine verlangen hoef je jezelf toch niet te ontzeggen?” hoor ik hen denken. “Dat moet toch kunnen. Zo eentje?” Het is vast goed bedoeld en ik neem het niemand kwalijk. Maar eerlijk, ik heb het nooit gekund. Ik heb dat voornemen nooit kunnen waarmaken. Eentje was niet aan mij besteed. Voor één glas maakte ik mijn lippen niet nat. Om dan te stoppen met goesting? Ben je niet goed? Ik hoef mezelf wat dat betreft niet voor te liegen. Ik kan mijn eigen daarover niets meer opdisselen. Nooit was het me gelukt, het bij dat ene glas te houden. Waarom zou ik het nu dan nu opeens wel kunnen? Omdat ik al vijf jaar stopseldroog sta? 

Ik sta er nog steeds maar even ver van af als vijf jaar geleden. Ik ben nog steeds maar één armlengte verwijderd van het glas en de toog die me zo lang in hun donkere kerker gekentend hielden. Dus vergeef het me als ik niet in ga op die vriendelijke uitnodiging om mee te doen. Het zou mijn ondergang betekenen.

Misschien is zelfkennis wel de grootste kennis die je kan verwerven. Wat die zou me behoeden voor ijdelheid en beuzelaarij, al zou het ook perfect mijn laatste illusie kunnen zijn. 

Ik zeg of schrijf dit niet allemaal op om me er fier mee op de borst te kloppen en er hovaardig mee neer te kijken op de zuiplappen die met ware doodsverachting nog rustig verder blijven doen. Omdat ze niet kunnen stoppen. Of nog niet, omdat de peer nog niet rijp genoeg is om van de boom te vallen.

Het is niet omdat ik altijd wat anders drink, dat ik het recht heb om anderen hun pintjes  en wijntjes te ontzeggen. Zeker niet van die drinkers die er wel op een verantwoorde manier mee kunnen omgaan. Mijn waardeoordelen laat ik wat dat betreft best achterwege want het leidt me maar af van mijn eigen soberheid.

En als ik het daar dan overdenk zeg ik tegen een voorbij drijvende mannetjeseend: “Ik zal maar stilletjes verder blijven doen zeker want een betere keuze is er niet.” De woerd kwaakt en ik ben niet zeker of hij wel luisterde want voorbijdrijvende eenden horen nooit. Die zijn ook met andere zakes bezig.

Kleuren van bloemen

 

De kinderen gaan binnenkort opnieuw naar school. Dan is de vakantie voorbij. De meesten onder ons gaan ook terug werken om er haastig te leven van de ene dag in de andere. De ene snel gevolgd door de andere. Het einde van de vakantie is dan het startschot om ons weer achter gesloten deuren en ramen op te sluiten, in onze dagelijkse sleur. Sommigen worden er zwaarmoedig van anderen lichten op en genieten van die geregelde drukte om weer indruk te kunnen maken of om levenswerken af te maken. Of er aan te beginnen.  Het maakt niet uit. Houd ervan, van het leven dat je leeft! En doe het met vuur en hartstocht.  De balans van het leven is zo subtiel omdat we leven op breedtegraden waar zelfbeschikking grotendeels bepaald wordt door onze omgeving en diegenen waarvoor we werken. In plaats van het heft zelf, in eigen handen te nemen. Begin er anders aan. Nu dan?

 

Hoewel ik van nature eerder pessimistisch ben, heb ik toch geleerd te leven met een relatief positieve geest. Met hoop en vertrouwen. Hoewel ik ook soms kan wegzinken in het duistere logboek van mijn leven. Om daar dan vast te stellen dat ik de cursus ervan slecht onthouden heb en gebuisd ben met onderscheiding! Stress en twijfel zijn docenten waar ik constant aan vraag hoe het verder moet. Hoe ik de dag, de week en de maand het beste indeel om er niet door opgeslokt te worden. Ze lijken wel eeuwige levenspartners in een moeilijke driehoeksverhouding. De relatie is ingewikkeld!
Hoewel ik beschik over een solide overlevings-gen en door wel wat dingen begeesterd raak pers ik mijn citroen soms ook wel veel te ver uit.  Tot er geen druppel meer in zit. Ik houd op zo veel manieren van mijn nieuwe leven, waar ik zelf architect van ben, dat ik het soms allemaal wil. Alles en ineens.  Als ik dan niet alert ben, wint de duivel op de ene schouder het van de engel op de andere. Op die momenten heb ik rust nodig zodat ik de duisternis van de herfst nog even kan uitstellen. Zodat de bloemen nog eventjes mooie kleuren sturen en ik de geur van mijn pad kan blijven volgen. Op de rechte weg. Met de juiste richting en dezelfde koers.  Met vaste tred zodat ik eindelijk die cursus vind en kan afmaken waar ik aan begonnen ben om er oude deuren te sluiten er er nieuwe te openen.

Op een dag is alles veranderd. Het is nooit te laat om te leren leven op de landweg van ons leven. Op die wegel die bezaaid is met wolfijzers en schietgeweren maar ook met kleuren van de bloemen!

Als je ze ziet staan, tenminste!

Zat gezegd is nuchter gepeinsd.

Soms denk ik, “ik wou dat ik zat was”. Niet een beetje tipsy of in de wind maar zo fel in de olie dat remmen geen grip meer vinden. Dan wil ik zo ver boven mijn water zijn dat ik het nog eens goed en straf kan zeggen zonder me in bochten hoeven te wringen. Zonder bekommerd te zijn hoe ik bij jou over kom. Om me er dan de dag nadien, beschaamd voor te kunnen verontschuldigen. Dat het niet zo bedoeld was.

“Zat gezegd, is nuchter gepeinsd”, zegt het spreekwoord. En dat zal wel kloppen anders was het geen spreekwoord.

Hoe gemakkelijk was dat niet. Om me tot aan mijn slikker vol te gieten. Om dan met bloed doorlopen waterogen bagger te kunnen lozen. Om verdronken onzin uit te kunnen kramen of fel overdreven zatte waarheden te lallen. Met gemakzucht zo hard schofferen om de dag nadien te kunnen zeggen: “Het spijt me maar ik had te veel gezopen, ik was de controle even kwijt. Ik heb het zo niet bedoeld”.

Maar, ik ben ook niet poederdroog geworden om me opzij te laten zetten omdat ik nu wel beheersing vind om het niet te doen. Te schofferen en te lallen om gelijk te halen.

Vroeger had ik dan misschien geen recht van spreken omdat er altijd wel wat goed te maken viel. Of om punten te verdienen waarvan er altijd veel meer uitgegeven werden dan dat ik er gespaard had. Toen moest ik dikwijls zwijgen en de ronde laten voorbij gaan om te passen met de beste kaarten. Nu zou ik wel kunnen spreken en op tafel slaan. Gelijk halen omdat ik denk dat ik het heb. Misschien dat ik het daarom nu net niet doe. Omdat ik wat gematigder ben en wat rustiger. En dan peins ik…

Gelukkig heb ik niet gezopen en heb ik gezwegen. Want anders moest ik nu weer met een houten kop achter straffe excuses zoeken, en schoon woorden geven om het weer min of meer op orde te krijgen. Met holle woorden en inhoudsloze beloften waarvan ik niet helemaal zeker zou zijn of die überhaupt wel zouden binnenkomen.

Gelukkig heb ik niet gezopen!

Demonen en nachtspoken.

Zij was pas 15 geworden dat was ik niet vergeten. Haastig fietste ik naar de brico. In de plantenafdeling vond ik onmiddellijk wat ik zocht. Ze had pas een verzameling cactussen aangelegd. Grote en piepkleine. Sommige hadden prachtige bloemen. Andere waren schraal en puntig. Ik wist gevoelsmatig welke zij zou kiezen en kocht er drie. Een kleine schrale met puntige stekels maar op dewelke, als ze hem goed verzorgde, oranje met rood en gele bloemen zouden verschijnen. Haar kennende zou dat niet te lang duren. Hoogstens een maand, of twee. Want voor planten was ze ook zorgzaam en stipt. Alleen water als ze in bloei stonden. Op andere momenten haalden ze hun vocht uit de lucht en kregen ze geen druppel. De andere steekplant leek meer op een soort vetplant die weelderig zou tieren als ze hem in de volle grond zou verplanten. Aan de derde groeide vruchten die ik niet onmiddellijk kon thuisbrengen. Zij vast ook niet maar ze zou het zeker opzoeken in haar encyclopedie. Om er nadien enthousiast over te vertellen. Wat de oorsprong ervan was. Waar ze groeiden en hoe ze bloeiden en welke woestijndieren zich aan hun vruchten tegoed deden. Om te overleven wanneer de zon te heet brandde als het hoogzomer was. De kassiester zette de planten in een kartonnen doosje waar ze precies in pasten. Ik klemde de buit onder de rekker van de bagagedrager en reed naar mijn lief. Om haar te verrassen. Voor haar vijftiende verjaardag. Ze zou het ongewone cadeautje zeker weten te appreciëren. Dat wist ik zeker.

Vandaag houdt het me wakker. Waarom had ik toen cactussen gekocht? Planten die ze zo graag wilde? Omdat ik haar oprecht graag zag, strontverliefd was en haar wou imponeren met de juiste attentie? Of om me op voorhand van wat voorsprong en krediet te voorzien opdat ze niet zo boos zou worden als ze er de maandag nadien op school zou achterkomen dat ik die avond rond 11uur niet recht naar huis was gefietst. Zoals ik het haar beloofd had. Maar ik eerst nog langs het jeugdhuis was gepasseerd. Om daar in ander gezelschap pinten binnen te gieten. Veel pinten. Om dan met geveinst zelfvertrouwen een slow te kunnen dansen met Katrien. Die lange blonde basketbalspeelster die er in haar korte short en hoge kousen ook leuk uitzag als ze over het basketveld dartelde. Op woensdagnamiddag toen ik altijd veel te vroeg in de sporthal was.

Toen was ik er niet mee bezig. Of toch niet op de manier. Nu 35 jaar later houdt het me klaarwakker.

Hoe lang al heeft alcohol me al in zijn greep? Hoe lang al hebben pinten mijn gedrag bepaald? Hoe lang precies al ben ik verslaafd en was het bier dat voor mij besliste? Wat er ook op het spel stond? Wat ook de consequenties waren? Hoe lang zit ik al gevangen in de cel van mijn verslaving. Van mijn vijftien? Zal het dan nooit stoppen? Houdt het dan nooit op? Ook al sta ik bijna 5 jaar kurkdroog. Wanneer kan ik het afsluiten? Nooit?

De demonen spoken nog steeds rond en houden me bezig. Vaak op de meest onverwachte momenten. Zoals nu om 3 uur ‘s nachts. Al denk ik wel dat door dit verhaaltje neer te schrijven ze weer even verjaagd zijn.

Als ik dát vergeet… dan.

 

 

… Toen ik het nog onder controle had. Althans toen ik dacht dat er nog controle was, geloofde ik dat het bier en wijn was dat ik nodig had. Om mee te doen en er bij te horen. Een fles later of een kater later dacht ik dat het iets anders moest zijn. Mogelijks een vrouw of sucess. Of geld en goed want met geld, drank, aanzien, een vrouw en kinderen zou ik immers niet meer afgeleid kunnen worden door de grote leegte die me altijd bekroop. Wanneer ik mezelf vergeleek met anderen of wanneer een schuchtere poging toch weer niet het resultaat gegeven had dat ik ermee voor ogen had. 

Ik zou eindelijk vaste grond onder mijn voeten voelen. Met status en aanzien zou ik het verschil wel maken. 

Ik zou eindelijk sucess en aanzien oogsten in de speelzaal van het leven.

Toen dat een illusie bleek of toen dat om voor de hand liggende redenen mislukte werd mijn radius nog kleiner. Het territorium werd versmald tot een lange toog en een grote ijskast. Mijn enge wereldje dat niet om me niet gaf en me niet verschafte wat ik volgens mij verdiende, werd meer en meer een vleesetende plant. Een medogenloos stuk onkruid dat me verslond tot er niets meer overbleef. Niets meer om mee te tellen en om een verschil mee te kunnen maken. Niets meer over om aan vast te klampen.

Mijn stem en gedachten reisden maar mee als drugs in een trip. Langs oren die niet wilden luisterden. Oren van mensen die vergaten wat ik vertelde nog voor ze het gehoord hadden. Wanneer ik me dan zat omdraaide naar mezelf kon ik de nutteloosheid die ik uitstraalde vergeten en hoefde ik niet meer stil te staan bij datgene wat ik geworden was.

Drank had me gemaakt tot een gepantserd ding dat vervaardigd was uit stalen harnassen en door in gewapend beton opgetrokken muren waarover niemand kon kijken. Achter die hoge wallen zat ik. Eenzaam in een paleis. Verborgen in de vergeetput van een vervallen  kasteel waar niemand me ooit zou kunnen vinden.

Wanneer ik dat vergeet, word ik het opnieuw.

Cara en 4 Roses?

 

Heb ik een probleem? Als ik die vraag voor de kiezen krijg (en dat overkomt me de laatste tijd vaker) ken ik doorgaans het antwoord wel.

De vraag stellen is ze beantwoorden! Althans zo is het toch bij mij gegaan. Op het ogenblik dat het voor mezelf helder werd dat ik weerloos was geworden en dat het spul me volledig in zijn greep had kon ik pas een volgende stap zetten. De eerste eigenlijk. De belangrijkste. Vanaf dat moment kon het anders en beter.

Als ik het thema tegenwoordig ongevraagd voor de voeten geworpen krijg en ik geconfronteerd wordt met heel persoonlijke problemen, schrijnende verhalen of situaties, worstel ik met een dilemma:

Ben ik wel de juiste persoon om antwoorden te geven?

Heb ik al recht van spreken?

Ben ik wel sterk en betrouwbaar genoeg om te zeggen hoe het anders kan?

Elke situatie is toch verschillend en wie ben ik om te prediken hoe het moet? Want er moet toch niets! Dat is toch niet voor niets mijn persoonlijke lijfspreuk geworden. De leuze waar ik elke dag tot vervelens toe mijn omgeving mee tracht te beïnvloeden?

Een dilema dus. Omdat, toen ik het destijds allemaal niet meer wist, wel antwoorden kreeg op vragen die ik mezelf nog niet had gesteld. Door iemand die met hetzelfde worstelde en zich eveneens afvroeg: “Wie ben ik om over jou te oordelen en je als alcoholverslaafde te bestempelen? Er is maar een persoon op de wereld in staat hierop een juist antwoord te geven en dat ben jezelf’”

Als ik er nu op terugkijk op dat levensbelangrijke ogenblik denk ik dat dit het enige juiste antwoord was, waar ik destijds met enige kans van slagen mee verder kon. Indien hij me toen in mijn schuchter vermoeden bevestigd had, was ik vermoedelijk weg gelopen. Ver weg van mezelf en van mijn levensprobleem. Om nooit meer terug te keren.

Vorige week zocht ik door de straten van Parijs naar vertier, opgelgde cultuur en culinaire hoogstand. Waarvoor gaat een mens anders naar de lichtstad? Toch niet om 2 uur aan te schuiven en op een ijzeren toren te klimmen? In de buurt van Het Louvre laveerde ik plots ongemakkelijk tussen clochards. Tussen vale, onfrisse buitenslapers die zich met gans hun hebben en houden in een verhakkelde slaapzak, ongemakkelijk onder een gaanderij hadden geïnstalleerd. Vanop hun stuk karton keken ze wezenloos en verdwaasd naar de wereld. De lege flessen goedkope bocht lagen verspreid aan hun voeteneind. Aan de halfvolle of halflege klampten ze zich vast al was het hun dierbaarste bezit. Dat zal het in hun ogen ook wel geweest zijn. Ik zag het er aan. Aan de ogen die ik herkende.

Zowel de toeristen als de Parijzenaars gunden hen geen blik. De massa passeerde en stapte er onachtzaam over, zoals over een plas modder! Zoon van of dochter van? Vader, moeder of broer van… geen mens geeft om hun verhaal of aan hoe zij precies op dat stuk karton zijn beland met hun onafscheidelijke fles binnen handbereik.

Gisteren brak Avicii zijn pijp. Oorzaak drank! Al mag dat niet op die manier gezegd worden. Want dat is geen voorbeeld voor de jeugd.

Over de doden niets dan goeds. Zeker niet over bekende doden. Wellicht zal de doodsoorzaak de komende dagen dan ook wel als orgaan falen bestempeld worden. Net zoals bij Amy Winehouse, Whitney Huston, … of dichterbij, Luc De Vos. Je bent per slot van rekening voor iets toch een publiek figuur (geweest).

Echter, als clochard uit Parijs er met vier komma zes promille alcohol in zijn bloed, van tussen valt heeft hij zich simpelweg dood gezopen.

Wat is het verschil? De keuze tussen een krat Cara en 2 flessen Four Roses?

Op momenten als deze heb ik minder last van mijn dilemma. Omdat ik de wanhoop herken in de ogen van die zwervende sloeber en juist kan gissen naar dezelfde wanhoop als waar Tim Bergling eenzaam ten onder ging op zijn hotelkamer in Oman.

En jij? Hoe zit het met jou? Hoe wil jij de pijp aan Maarten geven? Met Cara of met Four Roses? Of ergens halverwege, met iets daar tussenin?

Inlegkruisje

Deze dag voelt alsof het inlegkruisje in mijn slip omgekeerd zit. Niet dat ik ooit al een inlegkruisje in mijn boxer heb gelegd, voor alle duidelijkheid.
Waarschijnlijk daarom dat het er verkeerd in plakt.
Ze zouden dat trouwens beter inkleefkruisje noemen want ik ben er achter dat eens de strips verwijderd zijn en je dat in je slip legt de kol aan je kloten plakt. Gesteld natuurlijk dat je als vent een inlegkruisje in je slip legt.

“Waar gaat dit naar toe?”: bedenk ik me als ik het neerschrijf.
Verveling doet rare dingen in mijn hoofd.

Dan maar naar een nieuwjaarsdrink? Straks?
Naar mensen gaan kijken die op volledig kosteloze manier hun alcohol peil op niveau trachten te houden. Onder het voorwendsel om eens onder de mensen te komen. Onder lotgenoten die worstelen met hetzelfde excuus. Mensen, die hoewel ze ongeveer 2 dagen geleden plechtig beloofd hadden, eens het nieuwe jaar aangevat, ze hun alcoholinname ernstig gingen beperken. Maar nu toch dat zelfde keeldebiet benaderen als pakweg 3 dagen geleden.
Hoewel het redelijk fris is ga ik niet naast een vuurkorf staan. Het waait ook te hard. Al de was en de strijk is gedaan en als ik naast een vuurkorf ga staan ruik ik straks net als een gerookte paling. Of word ik een wandelend rookgordijn en geef ik verkeerde signalen.
Verkeerde signalen of niet. Ik ga zeker geen “naar oude vrouwen ruikende oude vrouwen” kussen.
Vrouwen waarvan de bordeaux lippenstift die ze op hebben te lang in de schuif gelegen heeft en te droog is waardoor de smurrie er met stukken en brokken ophangt.
Als ik ga, moet ik misschien toch beter eerst dat virtuele inlegkruisje van mijn ballen trekken om de mij omringende medemens niet te shockeren met mijn opgewekt humeur.
Ware het niet dat ik op deze manier een paar gemeentelijke opcentiemen kon recupereren … ik ging niet.

Dus schol aan de milde gever. Mezelf dus.

Anders

Hoe gevulder ik mijn dag inplande des te minder ik gereed kreeg. Of hoe minder tevreden ik was met het resultaat van de dingen die ik half zijn gat had geaan. “Kiezen is verliezen”: hadden ze me gezegd.

Daarom wou ik altijd alles doen. Desnoods alles tegelijk om niets te missen. En dan was ik dikwijls nog niet eens voor mezelf aan de slag. Ik was zo begaan met mijn drukdoenerij en met ingebeelde verwachtingen tegenover anderen dat ik gedubbeld werd in de race tegen mezelf.

Kinderen, lief, werk, familie en vrienden. Alle dagen en uren zorgvuldig ingepland om de beschikbare aandacht netjes te verdelen. Ieder om beurt. Gelijke deeltjes, afgewogen met de apotheekbalans. Behalve voor mezelf. Ik werd uitgesteld naar de volgende planning. Naar een volgend rantsoen. Niet goed.

Ik moest het omkeren. Het moest veranderen. Niet uit egoïsme of omdat het me opgelegd werd of omdat ik me tegenover iemand verplicht voelde. Neen, mijn instinct en zelfbehoud spelden me de les: “dit moet anders, dit moet beter kunnen of het loopt slecht af.”

Maar mezelf op de eerste plaats? Hoe moet dat? Hoe pak ik dat vast? Ik kwam er snel achter dat sommige zaken gewoon niet tegelijk kunnen. Voor belangrijke dingen neem je beter de nodige tijd, met focus. En wat afstand, om het goed te doen en om goed te doen. Juist. Voor jezelf. Andes loopt het mis. Vroeg of laat.

Voor anderen bedenken hoe ze kunnen veranderen is niet moeilijk. Daar heb je geen gedragstherapie voor van doen. Dat lukt zo wel.  Oordelen, is niet zo moeilijk. Preken ook niet. Dat kunnen we allemaal gelijk de besten.

Gecompliceerder wordt het wel als je zelf eens goed in de spiegel naar jezelf kijkt.  En tracht uit te vissen hoe je jezelf kan corrigeren op dingen die minder goed lopen. Als je probeert te achterhalen hoe het anders of beter kan. Daar is net iets meer lef, durf en moed voor nodig maar het kan… als je het doet!

Maar begin er niet aan als het je wordt opgedrongen. Begin niet aan als je denkt dat je het moet doen om er bij te horen. Doe het alleen puur en authentiek.

Wanneer het veranderd is moet het beter zijn. Als je beter wil, moet het veranderen. Maar als het veranderd is en je werd er zelf niet beter van, doe het dan opnieuw.

Je leven is van jou.

Doe wat je wil en doe het goed en veel. En gedreven. Met een groot hart.

En wil je het niet meer? Verander het dan.

Van aanpak, van werk.  Van huis. Van lief of van land.

Het leven is te kort om te wachten tot het vanzelf komt.

Doe het gewoon!

Voor jezelf. Vandaag.

Alle anderen worden er vanzelf ook beter van.

4…

Ik drink niet omdat ik niet drink.

4 jaar al. Geen alcohol meer.  Om het even wat de omstandigheden zijn.  Om het even hoe ik me voel. Vrolijk, verdrietig, opgejaagd of net rustig. Ik doe het zonder. Al 4 jaar lang.

Sommige mensen drinken ook niet. Uit principe, omdat ze het niet lekker vinden. Omdat ze te veel dronken en niet meer mogen van hun vrouw of dokter of omdat ze al dood zijn.

Andere mensen drinken wel. Omdat het gezellig en lekker is. Of uit gewoonte, of om er bij te horen of omdat ze denken dat het erbij hoort om er bij te horen.

Sommige drinken bij de juiste gelegenheid. Anderen hebben zoals ik vroeger geen gelegenheid nodig. En dat is allemaal ok. Maar ik doe het al eventjes op een andere manier, in mijn ogen een betere.

Voor mij maakt het allemaal niet zo veel meer uit. Ik ben er niet meer zo mee bezig. Al is dat in het begin wel anders geweest. Soms floept dat kwelmannetje op een onbewaakt moment nog wel eens binnen. Hevig! Als een duivel uit een doosje maar dat duurt nooit lang. Ik weet al een tijdje dat hij snel opgeeft omdat ik slimmer geworden ben dan hem omdat ik het gevecht niet meer aanga.  Hij mag winnen zonder wedstrijd… Ik blijf uit de boksring.

Er is veel veranderd. Ik ben veranderd. Bewuster, denk ik dat het woord is dat het meeste de lading dekt. Ik ben meer bezig met mezelf. Niet uit egoïsme maar uit zelfbehoud. Ik moet goed voor mezelf zorgen om gefocust te blijven. En dan doe ik dat maar omdat het met vooruit helpt. Alles is beter dan de donkere duisternis van afhankelijkheid toen drank de keuzes maakte.

“Vrienden” van vroeger vinden me soms saai en denken dat ik een kluizenaar ben geworden omdat ik nu meer dan een armlengte verwijderd ben van de toog die ons indertijd dagelijks bij elkaar hield. En af en toe vind ik dat wel jammer maar dan besef ik dat in vele gevallen het enkel de pint was die we als gemeenschappelijke beste vriend hadden en die is al een tijdje dood en begraven.

 

Soms wordt het wel eens donkerder omdat de gemakkelijke vluchtweg er niet meer is.  Dan neem ik een pauze. Een bewuste time-out om overzicht te krijgen en te beslissen of ik de zaken aanpak of ze beter laat voor wat ze zijn. Die beslissing kunnen nemen zonder te vluchten in iemand die ik niet ben, is me zoveel waard dat ik het hier wil getuigen.  Een beetje fier maar vooral rustig en nederig en niet te overmoedig.

Vandaag ben ik ok en morgen? Misschien komt die wel niet en dan is het tijdverlies om me daar vandaag al zorgen over te maken.

Rustig verder doen dat is wat ik ga doen. Zeker en vastberaden …

Ik pruts aan de mal van mezelf.

Hoe steviger ik mijn hand dicht knijp om dat losse zand bij te houden des te sneller het weg vloeit. Tot er maar een paar korreltjes meer achterblijven.

0e9d8548b2efc7b0a580796870548019_medium

Het denken, doen en laten van mensen. Ze willen begrijpen, veranderen en controleren. Het houdt me heel ver weg van mezelf. Beschouwen, oordelen en vonnissen daar ben ik goed in. Ver weg van mijn eigen spiegelbeeld bemerk ik heel scherp het vlekje welke jouw gezicht ontsiert.

En dan ben ik me kwijt. Helemaal verloren in de opgehoopte speculaties, oordeelvellingen en taxaties van anderen. In mijn hoofd staan jullie te dringen voor mijn aandacht en mijn mening. In rijen achter elkaar. Soms geduldig ordelijk, vaak onbeleefd en opdringerig. Jullie versperren mijn weg en duwen me van mijn pad zelfs al weet ik niet waar ik naar toe ga.

En dan wil ik onvindbaar verdwijnen. Doelloos afwezig worden en op zoek gaan naar wat rust. Ergens, nergens.

Wanneer zal me dat lukken? Waar ben ik me verloren en waar vind ik me terug? Hoe laat ik alles los wat me tegenhoudt in de zoektocht naar mezelf?

Hoe en wanneer ontvouwt de vlinder zich uit de pop die me verborgen houdt?

Ik weet wel dat het niet gebeurt door me met jou te vergelijken of door te trachten te beheersten wat jij denkt. Datgene wat jij van mij denkt is niet van mij maar van jou. Ook weet ik dat de comfortzone niet dat plekje is waar magie gemaakt wordt en dat ik zelf mijn beperkende overtuiging ben in het excuus dat ik bedenk om iets niet te doen of te worden.

En dan begin ik te prutsen aan mezelf en schrijf wat gedachten op. Mijn innerlijke stem begint dan te roepen en te tieren en wurmt zich in een nauwe spleet een weg naar buiten. Vingers tokkelen snel en spuwen alles er uit. Ik laat los wat niet bij mij past en ontdoe me van het ballast dat mijn reis verzwaart. Kaf apart van koren.

En dan tracht ik het zaakje blauw-blauw te laten. En is dat dan zwak? Of net sterk? Moet ik toch het gevecht aangaan dat niet te winnen is? Of blijf ik niet beter uit die boksring om nog wat aan mijn details te prutsen zodat ik straks beter pas in de mal van mezelf.

Selvportrett mellom klokken og sengen, 1940-43

“Dobbel-Fluppe” en pretlichtjes.

Capture

“Had jij dan echt een probleem?”

In mijn geval werd het maar pas een probleem op het ogenblik dat ik zelf vond dat het er één geworden was. Enkel dan lag de oplossing binnen handbereik.

Wanneer is een peer plukrijp? Als ze geblutst en gehavend op de grond ligt en te beurt kan vallen aan knagend ongedierte? Of net ervoor, als ze nog blozend en flirtend met de zwaartekracht aan de takken hangt? Moeilijke vraag!

Het kostte me in die tijd heel veel moeite om s’ avonds in de spiegel te kijken. Om mijn zielenrust niet te verstoren vermeed ik hem dan ook het meeste van de tijd. Omdat ik nooit zeker wist of mijn ogen nog wel zouden terug kijken of ze eerder, de confrontatie vermijdend, hun blik gingen afwenden.

Af en toe vond ik wel wat gegeneerde durf. Dan stond ik me starend in de diepte van mijn ziel af te vragen hoe het verder moest omdat het langzaam duidelijk werd dat mezelf nog langer bedriegen nutteloos geworden was. Gemakkelijk maar nutteloos.

Ik was dapper meester in problemen naar morgen door te schuiven. Elke avond opnieuw zou de wereld er morgen anders uitzien. Morgen zou het me wel lukken. Vast en zeker wel.  Alleen, elke morgen kwam ik er gemak-drank-zuchtelijk achter dat die telkens opnieuw gevolgd wordt door een andere morgen waarop het dan ook nog kan. Alleen hij kwam er nooit.

Telkens opnieuw, dag na dag zag ik mezelf in mijn spiegelbeeld verdwijnen alsof het er niet was. Misschien was hij er tot dan toe zelfs nog nooit geweest. Ik wou hem zoeken en vinden.

Vandaag, bijna 4 jaar later kijkt hij me ietwat trots recht in de ogen aan. De blik fors en vastberaden, misschien ietwat arrogant. Hij kijkt niet weg want in de, ondertussen vertrouwde blik, zitten pretlichtjes verstopt. Ze kwamen gaandeweg, schoorvoetend voorzichtig op de hoede. Toen ze zeker waren niet te zullen weggespoeld worden door zelfbeklagerige waterlanders. In het zonlicht vallen ze nauwelijks op omdat ze dan overbodig en niet van doen zijn maar op maanloze nachten wijzen ze als vuurvliegjes de weg die misschien wel ergens naar toe leidt.

Ik hou het vast en vol. Elke dag opnieuw vandaag! En morgen? Dat bezie ik nog wel.

Alle gemiste kansen, elk gebroken hart, al die verloren vriendschappen en beschaamd vertrouwen.  Elke vlucht vooruit…

Vandaag doen ze er allemaal toe omdat ze nodig waren om mijn peer te laten rijpen. En dan is het van geen nut te weten of ze al van de boom gevallen was of nog aan de tak hing te flirten met de zwaartekracht, wachtend op een bluts of rotte plek.

Maar neem het van mij aan als je wil ’t zijn “Dobbel-Fluppe” als ge niet moet knabbelen!

Kleverige zomernacht

_vla016200701ill0262

25 km aan 6 of 7 km per uur. Wat is dat? Wat stelt dat voor? 3 à 4 uur door malen met vlotte tred. Dat gaat toch wel lukken? Als ik dat al niet meer kan?

Die dodentocht van volgende maand? 100 in één trek door?  Dat bezie ik nog wel.  Maar als het lijf een beetje meewil en als ik de blaren niet door mijn zolen trap, doe ik dat ook wel. Desnoods alleen op karakter.

Zoals het eigenlijk altijd wel het geval is met dit soort van uitdagingen, begon ik redelijk impulsief en overmoedig aan mijn mars.

Met de veters van mijn bestofte, waterdichte stappers strak aangespannen, vatte ik mijn dodentochtje aan. De fles ijswater, die me tijdens mijn footing wat verkoeling had moeten brengen stond nog onaangeroerd in de deur van de ijskast.  Vergeten door mijn overmoedige geestdriftigheid. De smartphone die me wat muzikale verstrooiing had kunnen brengen, lag nog op het aanrecht in de keuken energie te tanken.

De eerste km maalde ik zeker af tegen 8 km per uur.  Het asfalt schoof gezwind onder mijn versleten stapschoeisel door en ik waande me de Usain Bolt van de wandelclub.

Achter een dichtbegroeide bocht op de Scheldedijk kwam ik een geoefende wandelaar tegen, strak in een modieuze spandex.  Uit zijn rugzak kwam een zuigpijpje dat hem voorzag van het nodige frisse vocht wanneer hij er de behoefte voor had. Met het ritmisch getik van zijn  Nordic-Walking-Sticks deed hij net alsof de Noordpool moest bezworen worden. “De uitslover.”

Iets verder dan halverwege, plakte de droge hitte aan mijn T-shirt en schuurde het witte zout mijn tepels tot gerookt vlees. Waarom was ik hier aan begonnen? Wat ging ik precies weer bewijzen?  Voor wiens Heiligen deed ik dit?

De zon had mijn snuit omgetoverd tot een rode pioen. Mijn mond was kurkdroog en mijn gedachten dwaalden af naar die fles ijswater die nog in de deur van de ijskast stond.

Ik slofte puffend verder, de grassprieten tellend die ik onder mijn verhitte voetzolen plat walste.  Nog 4-500 meter en ik kon even bijtanken in de kroeg waar ik vroeger meermaals de wereld had verbeterd.

“Daar se, wie dat er hier binnenvalt?  Op wandel? ’t is er ’t weer voor jong.  Nog altijd even zot als vroeger precies? Wat drink je?  Pintje?”

“Nee nee, geef maar een grote Spa, met ijs.  In een Duvel-glas.”

“Water, jong? Dat dient om de auto te wassen of om te schuren.  Pakt u een frisse pint, jong. Eentje kan toch geen kwaad zeker? ’t zal u deugd doen.”

“Patron geef “stapmans” hier eens een halve liter van mij, en zet die maar op mijn rekening.”

Die grote pint stond me lichtjes aangedampt en fris bepareld, schuimend en uitdagend aan te staren.

“Eentje kan toch geen kwaad?”

Bijna 4 jaar was het geleden dat ik mijn laatste pint had gedronken.  Noodgedwongen. Omdat ik het goedje niet meer onder controle had.  Te veel, te snel.  Recht naar de dieperik. Vastberaden was ik gestopt omdat ik op het punt had gestaan alles te verliezen dat me dierbaar was. Hebben en houwen, weggespoeld onder de tapkraan.

“Eentje kan toch geen kwaad zeker?”

Mocht ik mezelf dan niet eens belonen? Bijna 4 jaar lang was ik gestopt?  Ik wist nu toch hoe dat moet, stoppen? Ik moest, als een volwassen verantwoorde man nu toch wel een pintje kunnen drinken, of 2?

“Eentje kan toch geen kwaad? Of 2-3?”

Was het de overmoed waarmee ik de dag had aangevat? Was het de verschrikkelijke dorst?  Ik weet het niet….

Uren later. 10 tallen pinten later. De schaamte, het zelfbeklag, de teleurstelling, het gelal en de zattigheid waren terug en het voelde even ongepast vertrouwd alsof ze nooit waren weggeweest…

Alles was in één moment van zwakte weggeveegd.

“Eentje kon toch geen kwaad? Of 10-15? 20?”

Nog tevoren nooit had ik me zo’n loser gevoeld.

Wat ging Nele zeggen?  Hoe gingen de kinderen reageren.  Ik voelde me moederziel alleen en raakte in paniek….

 

De krijsende zwarte vogels die verstoppertje  spelen in de dakgoot halen me abrupt uit mijn koortsachtige slaap.

Een straal ochtendlicht stroomt langs de halfopen velux binnen. Ik kijk angstig opzij en zie Nele vredig slapen.  Vrijend met haar donsdeken en ik haal opgelucht adem.

De akelige droom die ik nog proef, beukt er hard in en doet me beseffen dat het nooit zal stoppen en dat is ok.  Het houdt me scherp en alert.

Met water kan je auto’s wassen en tegels schuren maar met het uitdrinken is echt niets mis.

Sommige mensen doen dat omdat het niet anders kan.  Of omdat ze niet anders meer willen of kunnen.

Zolang ik de scherpte maar niet verlies,  desnoods door een akelige droom tijdens een kleverige zomernacht.

Op je gemak met een leugen of gekwetst door de waarheid?

18839412_10158763873430191_6298620339056851423_o

Sprak ik dan wel altijd de waarheid?

Wanneer die vraag juist bij mij aanklopte deze week, weet ik niet meer precies. Ik kan me ook niet voor de geest halen welk feit of gebeurtenis de aanleiding is geweest voor dit hoofdwerk.

Was ik er maandagnacht, tijdens die nachtelijke hersenwandeling al mee bezig?

Toen ik pufferig, bezweet wat verkoeling probeerde te vinden onder de lichtjes-sterrenhemel?

Toen ik bedacht dat ik mijn dochter, eerder op de dag, zonder enig resultaat overigens, had proberen overtuigen dat ik echt maar 3 bollekes mokka-ijs had genomen waardoor zij het moest stellen met het resterende wat saaiere vanille-ijs.

Ik had me, het aantal-bollen-vraagstuk vakkundig omzeilend, gemakkelijk autoritair van af gemaakt door te zeggen:

“Doe er maar wat chocoladesaus en wat van die zoete dip-bollekes over of neem er een galetteke bij”.

Alsof ze dan niet zou denken dat ik die liter mokka crème had opgelepeld?

Of was het misschien woensdag geweest? Toen ik ogenschijnlijk geïnteresseerd “goed, goed”:  prevelde terwijl ik, eerlijk gezegd, de vraag niet eens had gehoord omdat al mijn aandacht werd opgeëist door een uitgesponnen flirterige internetbabbel met veel te aantrekkelijk vrouwvolk.

In haar plaats zou ik wellicht gedacht en gezegd hebben:

Stel me niet op mijn gemak met een leugen maar kwets me maar met de waarheid”.

Maar dat deed ze niet. Wellicht, omdat ze weet dat ik altijd wel wat rondhang en loop aanzeulen met aantrekkelijke internetvrouwen die mijn veel te goedkope aandacht mogen opeisen omdat ik me dan even doctor Phil of Oprah Winfrey kan wanen.

Het zou ook die alles onthullende bekentenis kunnen zijn van dinsdagavond. Toen een van mijn praatgroep-kompanen in een niets-verhullende getuigenis zijn zware rugzak leeg kieperde en zo zijn zwartste kweldemonen liet ontsnappen waardoor er weer wat ruimte vrijkwam op zijn drukke hersenspeelplaats.

En dan hoor ik mezelf nog op eigenwijze en moraliserende toon berispen:

“Het is veel beter om eerlijk onder ogen te zien dat je het zelf niet altijd bent dan te zeggen nooit te liegen en je zelf wijs te maken dat je altijd de waarheid spreekt.”  

Ze moesten daar eens weten…

Dus sus ik mezelf maar wat en geef ik me ook maar een bemoederend schouderklopje. Een speekmedaille, omdat ik denk dat als ik al begin te twijfelen aan mijn eigen eerlijke oprechtheid ik mogelijks toch al op het juiste spoor zit om straks mijn eigen rugzak wat lichter te kunnen maken.

Een fonkelend pretlichtje of een vochtige blik

verwachting

“Eerst een peinzende frons of een diep uitgegroefde denkrimpel dan pas een fonkelend pretlichtje of een vochtig trieste blik.”

Waarom verdwaal ik toch steeds in mijn lange, diepe geesteswandelingen?

Zetten ze me op weg zetten om juister, concreter doel te bepalen of houden ze me gevangen achter tralies van uitgesponnen toekomstige scenario’s die nooit zullen plaats vinden?

Remmen verwachtingen niet af en verengen ze de blik niet omdat ik dan net alleen maar door die bril kijk die me toont wat ik wil zien? De beelden beperkt door op voorhand ingekleurde gedachten. Al dan niet binnen de lijntjes?

En dan switch ik even snel naar het andere uiterste want in mijn zelf vervullende voorspelling zal straks precies uitkomen wat ik nu in gedachten heb. De toekomstige realiteit maakbaar gemaakt. Of niet?  Op hoop van zege.

En dan kan ik maar besluiten dat ik vandaag niet uit dit dilemma zal raken …

Wat ik wel weet is dat goed gezind in ’t leven staan me helpt. Dus laat dat voor vandaag mijn grootste doel zijn. Dat is haalbaar, daar kan ik voor vandaag gerust mee verder. Dat zal lukken.  Al moet wel gezegd dat die 4 nieuwe Demeyere kookpotten die vanmorgen mee geleverd werden met de nieuwe inductie kookplaat dat niet zo moeilijk maakt.

En voor den overschot ga ik vandaag rustig verder door de dag kabbelen om te ontsnappen uit mijn gevangenis van vooroordelen en gekleurde vermoedens en ga ik de verwachtingen voor vandaag maar verder laten voor wat ze zijn.

Dat is precies wat ik van deze dag nog verwacht…