Categorie: Vrouwvriendelijk

Een tableau ontdaan van gratie en betovering

In gedachten sta ik op afstand, een vlieg op de muur en observeer een vrouw van mijn leeftijd terwijl ze ’s morgens haar make-up opdoet. Ze lijkt een façade in kleuren op te bouwen om haar gekwetste ziel achter te verbergen. Ik vraag me af, wie is die persoon die ik sprak, nu ze zichzelf in de spiegel ontmoet?

Misschien ziet ze de schaduw van haar moeder, herkent ze het meisje dat ze eens was, onschuldig en bang of misschien staat ze oog in oog met de prinses die haar vader ooit in haar zag? De kleuren dragen het gewicht van al haar angsten en onzekerheden en met uitgestalde ogen achter valse wimpers verbergt ze de nevel van haar droeve blik.

Ze concentreert zich intens op de maquillage, om haar lippen te verfijnen en om de wangen te laten blozen alsof ze een zorgvuldig ontwerp volgt dat de waarheid van haar ziel verbergt. Ze mijdt zorgvuldig haar onzekere blik uit angst voor de pijnlijke waarheid die erin te lezen is.

Ze beseft als niemand anders dat er ooit een tijd zal komen waarin ze zichzelf onder ogen zal moeten zien. Een tijd waarin ze zichzelf zal moeten accepteren en ze al de schaamte en kwetsbaarheid zonder aarzeling en zonder voorbehoud zal moeten omarmen. Zou het morgen al lukken?

Het begon met een afspraak, met een doodgewoon gesprek dat uitgroeide tot een praktisch pact waarvan haar geweten de enige stille getuige was. Ze lijkt zichzelf niet voor de gek te willen houden. Ze wil niet langer meer bedrogen worden door de vluchtige illusie van haar eigen overmoed.  Ooit noemde ze zichzelf vrouw van de wereld en werd ze geprezen voor haar visie, haar doortastendheid en moed, zelfbenoemd en sterk. Ze wil niets liever dan opnieuw kracht te vinden om haar maskers af te gooien zodat ze haar trots en zelfzekerheid terugvindt, dapper, capabel en klaar om de valkuilen van het leven onder ogen te zien.

Ik hoop dat haar voornemen van de vroege ochtend standhoudt en het de onvoorspelbare dagen en wispelturige nachten overleeft.  Ik weet als geen andere dat ze in staat is om te misleiden maar hoop dat zij beseft dat ze zichzelf niet kan blijven bedriegen. Ik wens dat ze met hernieuwde trots en met koele afstandelijkheid rond het hart zelfacceptatie en zelfliefde terugvindt in plaats van troost in een fles. Want alleen als ze zichzelf liever leert zien dan de drank in het glas kan ze de liefde van haar man en kinderen terugwinnen.

Als ze daarin niet slaagt, zullen al haar kleuren zich vermengen tot een droevig tableau, ontdaan van elke gratie en van alle betovering.

Gelukkige Vrouwendag trouwens!

Ontwaken en vaststellen dat mijn identiteit nog steeds overeenstemt met het geslacht waarmee ik geboren ben, is in de tijd waarin we leven een hele opluchting. Zonder hierover in detail te willen gaan, maar een geslacht als het mijne, het heeft soms zijn nadelen en elk nadeel heeft zijn voordeel.  

Gelukkige Vrouwendag trouwens!

Om het niet over het ‘glazen plafond’ te moeten hebben, breng ik vandaag hulde aan alle ongelooflijke vrouwen over de hele wereld en aan alle fantastische bijdragen die ze aan het mensdom leveren.

Waarom ik het doe, geen levende ziel kan deze vraag beantwoorden, maar in een absurde intieme bliksemflits stel ik me uitgerekend op vrouwendag, een wereld voor waarin mannen met dezelfde ongemakken kampen als vrouwen.

Dat zou buiten interessante pré- en postnatale lessen zeker nog andere interessante dingen opleveren. Hoe moeten we ons bijvoorbeeld ochtendmisselijkheid bij aanstaande vaders voorstellen? Hebben zwangere mannen ook constant goesting in augurken en crème glace. Ik vraag me dat af. En wat gedaan met die uitgezakte mannenblaas, dat uitdijende mannenlijf en die pijnlijke tepelkloven na het zogen? In elk geval zouden wij mannen de pijn en de glorie van een bevalling beter kunnen snappen.

Stel je voor, mannen op pumps of stiletto’s. Voor geoefende vrouwen is lopen op hoge hakken al zoiets als koorddansen op stelten terwijl je een marathon loopt. Zouden mannen er, tien cm boven de grond, even professioneel, gepolijst en stijlvol kunnen uitzien als vrouwen? Of zouden ze alleen maar zeuren en zagen over dat eindeloze spelletje voetkwelling van blaren, hamertenen, pijnlijke voeten of erger, eeltkloven, omdat de rode hak van hun nieuwste Louboutins door hun even rode voetzool dreigt te priemen?

Deze veel te dure marteling zorgt voor genoeg leed om alle vrouwenschoenen op het stort te gooien. Voortaan mogen ze rondlopen op blote voeten, als een Hobbit! Maar alleen als ze de haren van hun tenen scheren.

Nu we het toch over ontharen hebben. Als mannen hun benen, oksels, rug, gat, zak, borstkas en zwembroeklijn op dezelfde manier zouden moeten scheren als zij dat van een vrouw verlangen, ze zouden allemaal van pedofilie kunnen verdacht worden. Toch wordt van een modelvrouw verwacht dat ze er even haarloos en glad uitziet als een twaalfjarige met een c-cup.  Minstens een c-cup!

Deze C-cup brengt me trouwens, al dan niet naadloos bij de beha. Hoewel vele mannen bij het dragen ervan gebaat zouden zijn, de wereld zou vergaan moesten ze elke dag te maken hebben met het constante ongemak van het dragen van dat knellend stukje kant, dat te kleine dingen er groot doet uitzien en te kleine dingen groter. De worsteling van het verstellen van bandjes met schuifdingen die nooit doen wat ze moeten doen, het gedoe en gepruts met sluitingen die in je vel komen te zitten en dat gevoel dat de beugels in de huid snijden, wat een nachtmerrie. En toch wordt van vrouwen verwacht dat ze elke dag dit figuur corrigerend martelwerktuig dragen zonder te zeuren. Gun hun toch ook dat comfortabel ‘Marcelleke’ waarmee ze kiekens tegen de draad kunnen zetten.

Mochten mannen trouwens te maken hebben met rugpijn, krampen en het ongemak van de menstruatie, de wereld zou krijsend en gillend tot stilstand komen. Vergaderingen, reisplannen en belangrijke gebeurtenissen zouden afgelast worden, en de ziekteverzekering zou onbetaalbaar worden. Toch krijgen vrouwen vaak te horen dat ze zich moeten inhouden, flink moeten zijn en door moeten gaan met hun dagelijkse beslommeringen alsof er helemaal niets aan de hand is.

En dames en heren, mag ik het tenslotte over echte slapstick hebben!  Ik bedoel make-up. Als mannen zouden proberen zich daarmee bezig te houden, ze zouden verloren zijn als een clown in een doolhof. De hoeveelheid kleuren en strepen zou hen verbijsteren en zou hen eruit laten zien als het troebelste aquarel van Monet.

Maar van dames verwacht de maatschappij wel dat ze zich opdoffen als een pop, dat ze euro’s uitgeven aan producten die afkomstig zijn van een potvis om ze nadien aan hun gezicht te smeren.  Die producten beloven dames er mooi uit te zien zodat de weg naar voorspoed en geluk geplaveid is met glitterende tegels. Van meisjes en vrouwen wordt nu eenmaal letterlijk verwacht dat ze de clown uithangen terwijl mannen dat alleen maar figuurlijk hoeven te doen.

Hoewel dit verhaaltje een absurde gedachte is waarin ik ‘vrouw zijn’ op een fles trek, toch is de toekomst vrouwelijk want zij hebben statistische overmacht. De rol van de man is uitgespeeld omdat het ‘sterke geslacht’ al veel langer een hoger doel dient dan er goed uit te zien of zich in een rolpatroon te wurmen.

In deze realistisch sensationele gedachte realiseer ik me trouwens dat ik als man, buiten eigenaar van een beetje macho-branie eigenlijk helemaal niet zoveel voorstel, althans niet zoveel als de meeste mannen doen, al blijft het schrijnend dat er nog steeds vrouwendag nodig is, om dit onder de aandacht te brengen.

Gelukkige Vrouwendag trouwens!

Rechten van de man

Tot het mannelijk geslacht behoren is een toevallig levenslot waar ik niet zelf voor gekozen heb. Dingen waar ik geen persoonlijk aandeel in heb, kan ik moeilijk als verdienste of als nederlaag beschouwen. Niet dat ik onder mijn mannelijkheid gebukt ga integendeel. Ik zou ten andere de slechtste travestiet zijn die ooit bestaan heeft.  Mocht ik zelfs maar met de gedachte flirten om me tot vrouw te laten ombouwen, ik ben zeker dat ik rechtopstaand pissen te hard zou missen, niet dat dit in alle omstandigheden even comfortabel is. Mannen weten wat ik bedoel.

Niet dat ik mijn mannelijkheid als een grote ontgoocheling beschouw. De waarheid heeft zijn recht. Het zou me nooit lukken om als travestiet of als homo door het leven te gaan en als transvrouw zou ik evenmin deugen.  

Bijgevolg ben ik veroordeeld om tot het voorspelbare, duffe mannelijke geslacht te behoren dat, door hormonen gedreven, hunner piet achterna host.  Mannelijkheid als toevallige levenslot. Ik loop er niet mee te koop, ben er niet te trots op, maar schaam me er niet te hard over omdat ik er geen enkele persoonlijke bijdrage noch verdienste in heb. Men kan mij er ook niet van beschuldigen.

Een van de grootste verschillen tussen mensen die behoren tot het mannelijke geslacht en mensen die horen tot het vrouwelijke geslacht, is dat de eerste categorie er plezier in vindt om rechtopstaand te plassen. Vanaf het moment dat de vriestemperaturen het toelaten weten mannen met hun geluk geen blijf wanneer ze met hun lans in de hand de Z-van-Zorro in de sneeuw kunnen pissen. Ze lopen er echter niet onder gebukt wanneer dit genot door de opwarming van de aarde een paar jaren na elkaar niet kan.

Mensen die tot het vrouwelijk geslacht behoren, voelen er, tenzij ze zich naakt in de douche bevinden, doorgaans weinig voor om dit mannelijk gedrag te imiteren. De drang om dit genot buiten de veilige haven van een douchecabine te beleven is nagenoeg onbestaande. De plastuit is dan ook een even waardeloze uitvinding als bijvoorbeeld een avocado-op-een stokje en bij uitbreiding elke andere uitvinding die oplossing biedt voor een probleem dat niet bestaat.

Een ander verschil tussen mensen van het mannelijke geslacht en hun vrouwelijke tegenhangers is dat personen die tot de tweede categorie behoren van een toiletbezoek doorgaans een groepsevent maken en alsmaar lopen tetteren over, weet ik veel waarover want als man ben ik doorgaans geen frequent bezoeker van een vrouwentoilet. Mannen op toilet, ze tetteren minder en doen dat buiten de toiletzone meestal ook maar dit terzijde. Vrouwen maken bovendien van elk toiletbezoek gebruik om oorlogskleuren bij te werken of om er hun maandelijkse ongemakken te verhelpen. Blijkbaar wordt dit ongemak draaglijker vanaf het beleefd wordt met minstens twee.  Het lijkt denkbaar en aannemelijk dat mannen hierdoor meer op hun toilet privacy gesteld zijn dan vrouwen.

Mannen, vrouwen en hun wc-gebruik, het is me wat.

In de gegeven omstandigheden lijkt het me dan ook een bijzonder slecht idee, om net als avocado’s op een stokje, de wc-gewoontes van mannen en vrouwen te negeren door er één gemeenschappelijke, genderneutrale zone van te maken temeer omdat ik er als man weinig voor voel om deelgenoot te worden van al dat vrouwelijk WC-getetter wanneer ik alleen maar behoefte had om rap-rap mijn tuinslang buiten te hangen om rechtstaand een vlieg dood te pissen.

Het is bijna een even goed idee om in elk toilet een ballenbad te voorzien. Hopelijk bracht ik met deze gekke gedachte niemand op ideeën.

Hebben mannen dan geen rechten?

Vaginale rukwind

Er was geen samenloop van omstandigheden. Sterker nog, toen ik gisterenmorgen mijn ogen opentrok, had ik onmogelijk kunnen voorspellen dat ik een paar uur later in een kappersstoel zou zitten. Dat gaat zo bij mij. Een bezoek aan de coiffeur overvalt me altijd onverwachts, zoals een acute drang die opkomt, een beetje vergelijkbaar met grote kak.

Ik heb er al vele versleten maar tegenwoordig ga ik om me te laten kortwieken terug naar ‘De Platte’. Waarom de kapper in kwestie door het leven gaat als “De Platte”, ik heb er het raden naar. Ofwel kreeg hij die bijnaam omdat hij niet echt een breed gezicht heeft. Als je goed kijkt lijkt het alsof hij ooit niet snel genoeg uit een lift is gestapt waardoor hij met zijn smikkel tussen de liftdeuren is beland, ofwel kreeg hij die naam omdat na je bezoek je portefeuille plat is. Beiden zouden kunnen. Maar het moet gezegd, haren in de juiste snit op lengte knippen, dat kunnen ze bij “De Platte”.

Zoals steeds viel ik dus geheel onverwacht binnen. “Iemand van de dames tijd om mijn haren een beetje langer te knippen?” Onnozele mopjes doen het niet altijd wanneer je van iemand iets nodig hebt, maar kappers en obers zijn een uitzondering op die regel. “De Platte” reageerde niet verrast. “Ik zal eens kijken of we je er in de rapte tien jaar jonger kunnen laten uitzien, een momentje he manneke”, zei hij tegelijk gesticulerend naar een van zijn snoeipoezen, om haar in een voor een leek niet verstaanbare gebaren te vragen of ze tijd had om mij te knippen. Dat had ze.

Natali uit Albanië, ging me onder handen nemen. Gouden handen zo bleek toen ze even later aan de wastafel mijn schedel boetseerde. Was het de hoofdmassage, was het haar Slavische uiterlijk of haar tongval die me zonder voorafgaande verwittiging deed denken aan Oekraïense vrouwen die vorige week in Parijs met blote borstenprotest kenbaar maakte wat ze van Putin dachten? Of was het mijn jongensachtig machobrein dat me die ongepaste vergelijking deed maken? Het weer dan maar?

“Niets te warm he voor de tijd van ’t jaar?”

Bij de kapper is het weer altijd een veilig maar fantastisch en dankbaar gespreksonderwerp. Om groter onheil te voorkomen zouden alle conversaties met jonge Slavische schone coiffeuses zich tot dat terrein moeten beperken. Het weer is volgens mij het laatste resterende onderwerp waarover veilig kan gesproken worden. Regent het, zal niemand dat feit betwisten, schijnt de zon, zal men dat licht ook niet ontkennen. Veilig terrein dus.

Hoewel het weer geen nadere kennis vereist dwingt het nagenoeg iedereen in een rol van klimaatrecensent die met nauwkeurige precisie kan beoordelen dat die Noordewind inderdaad wel fris aanvoelt en dat het niets te warm is voor de tijd van het jaar.

In tegenstelling tot vele andere dingen is het weer dan ook zowat het enige waar we nooit echt greep op krijgen. Het zijn onbeheersbare krachten die ons ergeren of verbinden. Ze nemen de gedaante aan van koudefronten, hogedrukgebieden, beaufortwindstoten, storingen en sferische schommelingen. Al die dingen overkomen ons, als onverwachte beloningen of als (on)verdiende straf. Om niet onbeslagen op het ijs te komen kan je een bezoek aan de kapper dan ook best laten voorafgaan met het van buiten leren van de verwachtingen op de website van het Kmi. Dat zal de conversatie met de coiffeuse ten goede komen en je zal het risico vermijden dat je gedachten afdwalen naar Oekraïense vrouwen met blote borsten.

Naast de hoofdmassage is het weer dan ook de hoofdreden waarom ik veel liever naar de kapper ga dan naar de tandarts. Ook al omdat het rochelende geluid van een speekselzuiger niet echt bevorderlijk is om een goed gesprek over het weer te kunnen voeren, natuurlijk. En ik kan me voorstellen dat een bezoekje aan de gynaecoloog voor de meeste vrouwen ook niet bepaalt het hoogtepunt van het jaar is om over rukwinden te keuvelen.  Voor hetzelfde geld heb je bij het verwijderen van het speculum namelijk net een vaginale wind gelaten.

De zon van daarnet is verdwenen en het begint keihard te hagelen. “God straft onmiddellijk!” bedenk ik me, de ingebeelde blote borsten en die vaginale wind indachtig.

Troostende Sushi

Haar mobiel piept twee keer. Om helemaal zeker te zijn gluurt ze snel nog even op het schermpje van haar gsm ook al weet ze met zekerheid dat het precies 19:00 uur is. In gure winterdagen als deze, is het buiten al stikdonker. Een vrouw in dure deux-piece, verlaat alleen en zonder haast haar kantoor. Ze zet als bescherming tegen de gure noordenwind de kraag van haar overjas recht en slentert naar haar BMW X5 die wat verder geparkeerd staat. Hij is de op twee na laatste auto die zich op dit uur nog op de parking bevindt. Onder haar linkerarm knelt ze drie kaften strak tegen haar middel. In haar rechterhand draagt ze een uitpuilende laptopzak.

Even later rijdt ze door de stad en zoekt zich in het niet meer zo drukke verkeer een weg naar huis. De stad, laten we die bijvoorbeeld Mechelen of Gent noemen, in elk geval, dat soort stad waarin donkere huizen in lintbebouwing naast elkaar staan en waar achter gevels met grote ramen, gezellig uitnodigend licht naar buiten schijnt. Als een voyeur gluurt ze binnen en ziet flarden van de privé van voor haar onbekende mensen. Ze is getuige van gezinnen met kinderen en van kinderloze koppels die aan tafel zitten of van mensen die nog in de keuken de laatste hand leggen aan het avondeten. De eenzaamheid voelt aan als knagende honger terwijl iedereen zich voorbereid of bezig is met eten en gezelligheid.

Net voor ze de oprijlaan van haar veel te grote villa oprijdt, appt ze met een enkel commando het licht aan dat haar huis onmiddellijk een bedrieglijke gezelligheid geeft. Achter de voordeur ontdekt ze exact dezelfde stilte die ze er vanochtend heeft achtergelaten. Zoals elke andere avond zit niemand haar op te wachten. Op de keukentafel vindt ze naast een halfvolle tas ijskoude koffie, een opengeslagen magazine dat ze vanochtend ongeïnteresseerd doorbladerd had. Haar man is er eerder dit jaar vandoor gegaan, waarschijnlijk omdat ze meer of te veel met haar werk getrouwd was dan met hem.

Buiten een paar dure flessen witte wijn is de koelkast zo goed als leeg. De tv staat aan en toont beelden die ze niet wil zien.  Het is kwart over acht.  Ze schenkt zichzelf een veel te groot glas witte wijn uit en knoopt het bovenste knoopje van haar blouse los. Ze schudt de haren los, tuit haar pas gestifte lippen en neemt een selfie die ze onmiddellijk op Instagram post en onderschrijft met de quote die alles bevat waar ze op dat moment van huivert. Yolo, eindelijk rust!

Haar keuken is gezellig verlicht met gedempt gelig letlicht. Hoewel het nog maar 17 januari is, besteld ze voor de vijfde keer deze maand troostende sushi bij haar favoriete afhaalboer. De Wasabi proeft te scherp. Ze post drie foto’s van haar copieus sushibootje op Instagram, haar enige gezel. #SushiZalig!  Buiten wordt het donkerder. Ze vraagt zich af of ze op dezelfde manier gezien wordt zoals zij een uur geleden vanuit haar auto al die mensen opmerkte. Ze twijfelt. Er bengelt een traan op haar kin die een tel later uiteenspat op het magazine dat nog even onaangeroerd op de keukentafel ligt als vanmorgen.

~~

Het is net zeven uur geweest want haar mobiel heeft twee keer gepiept. De vrouw in dure deux-piece verlaat haastig haar kantoor.  Nadat ze achter het stuur van haar splinternieuwe BMW X5 plaats genomen heeft, gooit ze de haren los, stift ze haar lippen uitdagend rood, knoopt ze, altijd voorbereid op het onverwachte, het bovenste knoopje van haar blouse los.  Even later gluurt ze langs de ring achteloos in de felverlichte huizen binnen en beschimpt ze de taferelen die op haar netvlies branden, en denkt minachtend… niet met mij, klootjesvolk.

Als ze de oprijlaan van haar villa oprijdt, appt ze met een enkel commando het licht aan dat haar huis een luxueuze uitstraling geeft. Ze glimlacht voldaan. Eens ze de voordeur achter zich dicht getrokken heeft zwiert ze de Louboutins achteloos in het schoenrek van de vestiaire waar nog minstens vijf paar van hetzelfde merk uitgestald staan. De Escada overjas hangt ze zorgvuldig op een kleerhanger die in haar dressingkast vergezeld wordt met Dolce and Gabbana en Gucci jassen. Haar huisje-tuintje-boompje-man heeft ze eerder dit jaar aan de deur gezet omdat hij te veel aandacht opeiste, althans meer aandacht dan zij hem wou geven. Sedertdien is ze vogelvrij, en dat mag gerust letterlijk genomen worden.  Buiten haar werk heeft ze geen verplichtingen meer. Ze hoeft niet langer te gruwelen van toekomstige kinderen die haar afgetrainde lijf zullen doen uitdeinen. Voor haar geen perma-vent of sleur-seks meer op momenten dat zij het niet wil. Al een tijdje beschikt ze over een personal trainer die haar een happy-end masseert, maar alleen wanneer zij dat wil. Op andere momenten is er nog altijd thee, yoga en een inspirerende podcast over vrijgevochten vrouwen die er heel hard naar uitkijken om te leven zonder compromis.

De keuken is gezellig verlicht met gedempt gelig letlicht. Ze bestelt sushi voor twee bij haar favoriete afhaalboer. Buiten wordt het donkerder. Ze staat voor het raam en vraagt zich af of ze op dezelfde manier gezien wordt zoals zij een uur geleden vanuit haar auto al die mensen opmerkte. Even twijfelt ze met iets dat naar zelfbeklag neigt maar duwt dat nare gevoel onmiddellijk weg. Na een snelle douche, duikt ze in een pikant Marie-Claire lingeriesetje dat niets aan de verbeelding overlaat en belt haar personal trainer.  Ze ademt diep de spannende avond in terwijl ze haar oppervlakkigheid wegspoelt met een veel te groot glas Chablis.

Misschien is deze vrouw een gerespecteerde manager van een vooraanstaand Telecombedrijf, misschien is ze een beloftevolle politica maar dat hoeft niet zo te zijn.  Maak er, gerust een ogenschijnlijk zichzelf respecterende man van, die iedereen succesvol acht, als je dat wil, want ik heb helemaal niet de intentie om met dit tekstje vrouwonvriendelijk te zijn. Wellicht zijn de verzonnen personages gewoon vereenzaamde alleenstaanden waar Vlaanderen er duizenden van kent. Eenzame zielen die erop hopen het ware geluk te vinden in status of standing en gedoemd zijn om met die illusie enorm hard ontgoocheld te worden of het misschien al geworden zijn.

Leg er dan een handdoek onder!

Als scherpe waarnemer van het menselijke doen en laten, en het systemisch falen daarvan (van het doen en laten, wel te verstaan), heb ik meer dan opmerkelijke aandacht voor opmerkelijke uitspraken van nog meer opmerkelijke mensen. Wat me dan vaak opvalt, maar minstens even vaak tegen de borst stoot, is dat een controversiële opvatting vaak op een zo danige manier wordt aangesneden alsof gans de werelbevolking mee moet lijden, of minstens posttraumatische verschijnselen moet vertonen ook al is niet elke lezer symptomatisch even hard belast met de subjectieve dingen die worden beschreven. Zo trok bijvoorbeeld dit weekend mijn voorhoofd in rimpels, en nam mijn fantasie me helemaal mee naar een vochtige plek waar ik op dat moment niet wou zijn, temeer omdat ik nog maar net een smeuïge-met-boter-gesmeerde-in-koffie-gesopte-croissant achter mijn kiezen had gestoken.

Niet dat de ‘foef’ zomaar als controversieel onderwerp mag aanzien worden, want dat is natuurlijk niet het geval, omdat minstens de helft van de wereldbevolking er één te onderhouden heeft, en ik uit betrouwbare bron vernomen heb dat het geen sinecure is om dat seksfabriek draaiende te houden. Wat ik echter niet wist, is dat sommige vrouwen, volgens de schrijver althans, ‘ondraagelijk’ lijden onder het feit dat het daar onderaan, in de strook van de waarheid, soms te droog, maar vaker nog veel te klam is. Wanneer ik bij mijn ochtendkoffie in dat gerenomeerd dagblad dan las dat vrouwen er niet voor terugdeinzen om hun ‘zompige sleuf’ (excusé le mot, hun te vochtige vagina) te bezingen, alsof de overgrote meerderheid van het sterke geslacht met dezelfde (h)euvel te kampen heeft, moest ik mijn oren toch even gaan uitspoelen met bruine zeep. Het artikel deed namelijk uitschijnen dat nogal wat vrouwen megahard inzitten met de vettige smering van hun wellustige onderkant maar evenzeer in dubio leven met het gebrek aan vaginale smeuïgheid in datzelfde roergebied. Wanneer het dan eens gutst zonder commando zou je als sexpartner door je medespeler namelijk als vies, promiscue of beide bestempeld kunnen worden. Serieus, vroeg ik me af? Misschien raakt de redenering en het gevolg daarvan op zich dan al kant noch wal, toch ziet de schrijver, en ik citeer, ‘de vagina nog altijd als een lichaamsdeel dat binnen de perken moeten gehouden worden.’ Serieus, vroeg ik me opnieuw af. Waar ik bij de lezing van de eerste paragrafen alleen maar mijn oren met bruine zeep moest uitwassen, kon ik nu bijna niet weerstaan aan de natuurlijke reflex om ook mijn ogen te willen spoelen met de eerste de beste aloholgel die ik binnen handbereik vond. Serieus, vroeg ik me opnieuw geamuseerd af, ‘alsof iemand er ooit al in geslaagd geweest is om de poes in de kattentijd binnen te houden. Met die metafoor van ‘binnen de perken te houden geslachtselen’, moest ik mijn verdorven brein dwingen om visuals van uit de band- of slipspringende flamoezen naar mijn mentale prullemant te verbannen, tenminste als ik nog met smaak van mijn zompige croissant wou kunnen genieten.

Ik ga ervan uit dat U mij bij het lezen van dit stuk me mijn smoezelige interpretaties vergeeft, maar ik ben deze keer zeker niet begonnen. Na het lezen deze openhartige getuigenis over het vrouwelijk overstromingsgebied en de daarmee gepaard gaande seksuele belemmeringen wil ik hetgeen volgt kwij(l)t, en ik richt me daarmee tot U, twijfelende vrouw, ‘laat ze los want ze doet er niet toe’. Geloof, me als ik U zeg, en neem mij gerust als gerenomeerd lid van het zwakste geslacht als voorbeeld. Wij gingen jullie al voor. We’ve been there and we’ve done that. Laat het jullie daarbij vooral niet ontgaan dat wij mannen, al veel langer dan dat jullie zich bekommeren over de zuidelijke vochtigheidsgraad, met de onzekerheid van de illusie moeten leven dat de lengte er helemaal (n)iet(s) toe doet. Meer nog, indien wij de perfect getrimde, pletsnatte pornopoes zouden verkiezen boven diegene waarmee jij ons telkens opnieuw liefdevol, sensueel of hartstochtelijk oppaalt, hadden we er ons echt wel zo één aan de hand gedaan. Net zoals jullie op dezelfde manier voor een grotere ‘maat’ zouden gekozen hebben, mocht dat voor jullie zo belangrijk zijn geweest. Om jullie helemaal gerust te stellen wil ik afsluiten en jullie dit nog op het hart drukken, onze liefde gaat in hoofdzaak echt nog altijd voornamelijk door de maag en niet door de ‘foef’ en anders leggen we er toch gewoon een badhanddoek onder.

De geknipte man.

‘Lukt het alleen vanaf hier’, vroeg de verpleegster me nadat ze me de kamer had getoond en ze me een plastic zakje had overhandigd waarin een wegwerpscheermes, een paar steriele verbandjes en een flacon eosine zat. ‘Gaat het alleen’, vroeg ze iets nadrukkelijker, omdat ik nog niet op haar vraag had geantwoord.

Voor een verpleegster – die haar dagen op de dienst urologie van het ziekenhuis doorbrengt – was dit een doodgewone, alledaagse handeling. Ikzelf echter wist me geen houding aan te nemen om gepast te reageren. Zou ik neen durven zeggen? In mijn fantasie flirtte ik even met het idee om haar het karwei te laten opknappen, maar ik liet die gedachte even snel varen. Ten eerste omdat ik de avond voordien mijn voorzorgen had genomen en mijn intiemste zone zelf van haar- en schaamdons had ontdaan, maar ook omdat ik een vrouw met een mes niet vertrouw, ook al is ze verpleegster en ook al is het maar een wegwerpmes. ‘Neen, laat maar, het gaat wel’, prevelde ik behoedzaam. Het moest maar eens zijn dat ik haar, – terwijl ze mijn scrotum zat te scheren – plotseling aan iemand deed denken met wie ze nog een “eitje mee te pellen had” en dat ze mij met hem verwarde. Ik zou begot zomaar met één haal “al” mijn mannelijkheid kunnen verliezen.

Op de vraag waarom ik me tot op vandaag herinner waarom ze onder haar witte verpleegsteruniform rode lingerie droeg, is een kwestie waarop niemand het juiste antwoord kent. Misschien was het gewoon een zinloze demarche of een wanhoopsdaad van mijn hypophyse, om daar in de aanschijns van vrouwelijke wulpsheid, mijn laatste greintje mannelijke waakzaamheid ten toon te spreiden die ik op het punt stond definitief te verliezen. Maar ik negeerde deze hormonale stuiptrekking compleet omdat een man die zich in een situatie als deze bevindt maar beter zijn koelbloedigheid kan bewaren en niet mag vergeten voor welk hoger doel hij zich in deze gênante situatie heeft gemanoeuvreerd. Waarom dit verhaal door de mate van detail nog gênanter aan het worden is, is een vraag, waarop net als op de vorige trouwens, niemand een afdoend antwoord kan verzinnen. Wat wel iedereen weet is dat in de voorbije decennia al veel gezegd en geschreven is over de zogenaamde verstoorde verhouding tussen mannen en vrouwen en dat die aan de basis zou liggen van wederzijds onbegrip en misverstanden. In dit geval echter, was de man in kwestie, ik dus, niet te beroerd geweest om zich supercorrect van zijn meest inschikkelijke kant te tonen, namelijk zijn onderkant. Om zich daar, aan deskundigen te onderwerpen en te laten gebeuren wat moest gebeuren. Om de natuur een stapje voor te blijven, maar ook om mijn lief af te helpen van die dagelijkse dosis toegevoegde hormonen, want geloof me maar op mijn woord als ik je zeg dat ze er daar “gewoonlijk” al meer dan genoeg van bezit. Haar hormonenspiegel hoefde door mijn mannenverminking dus niet langer dagelijks, kunstmatig verhoogd te worden, al vreesde ik zelf wel dat mijn persoonlijke hormonenhuishouding erg zou kunnen lijden onder de ingreep die ik op het punt stond te ondergaan. Maar die angst – zo zou nadien blijken – zit voornamelijk tussen de oren, al wil ik niet ontkennen dat die zich op dat bewuste moment toch eerder tussen mijn benen bevond.

Omdat mijn supersonisch-viriele, mannelijke ego – dat op dat moment nog niet vermoord was – er maar weinig voor voelde om zich onder plaatselijke verdoving te laten ontmannen, maar ook omdat ik best wel van efficiëntie houd en ik ook een neusoperatie moest ondergaan, werden beide operaties in één moeite door en onder volledige narcose gedaan. Hoewel mijn neus af en toe stijf wordt en mijn piemel soms automatisch begint te lopen – ik sluit niet uit dat beide operatie verwisseld werden en dat wat aan mijn neus moest gebeuren aan mijn zak is gebeurd – ben ik voor mijn lief vanaf die bewuste dag de genipte man. Omdat zijn van die rotpil verlost is, maar ook omdat ze eindelijk door de feiten bewezen, de broek mag dragen. Zelf dans ik ondertussen en sinds die bewuste knip, braaf naar hormonenvrije pijpen en dan bedenk ik me. Echte mannelijkheid zit van binnen, al hangt ze er vaak toch overbodig aan de buitenkant, in een zakje, gewoonweg belachelijk uit te zien, zeker als ze geschoren zijn!

Kleine flieter.

Bescheidenheid siert de man.’ ….. Deze boutade, uitgesproken door een man, mezelf in dit geval, onderstreept het gegeven dat wij venten van deze eigenschap maar weinig kaas hebben gegeten, laat staan dat wij ootmoedigheid of pieterigheid met enige geloofwaardigheid zouden kunnen overbrengen mochten we er dan al bezit van hebben. Wie anders dan een vals-bescheiden man, mezelf dus, zou anders mogen beweren dat nederigheid en bescheidenheid een man mooier maakt? Ik, een oude, ingezakte, papperige, bescheiden vent misschien? Bescheidenheid, al dan niet valse, is dan ook ontegensprekenlijk het nieuwe macho want geloof me, als ik U zeg dat wanneer venten zich tegenover vrouwen onderdanig, inschikkelijk, meegaand of ogenschijnlijk onbelangrijk opstellen… vrouw houdt U vast aan de takken van de bomen en ‘boerin, let op uw kiekes’. Vele breedgeschouderde of felbehaarde lotgenoten zullen me dit boetesacrament en deze publiekelijke schuldbelijdenis niet in dank afnemen, integendeel, ze zullen me scheldwoorden zoals stielbederever, sukkel of zacht eitje naar het hoofd slingeren. Dat deert niet omdat ik me dan op mijn beurt met deze publiekelijke scheldtirades sympathiek maak bij het doelpubliek dat ik vandaag met deze pennentrek voor ogen heb, namelijk jij rondborstige schoonheid. Bescheiden als ik ben, hoop ik dan ook dat dit stukje proza net zo viraal zal gaan als COVID 19 en dat dezelfde draconische maatregelen zullen getroffen worden om te voorkomen dat dit irritante schriftelijke virus zich over landsgrenzen zal verspreiden om daar niet-besmette mannen met een te kleine flieter te infecteren. Dat dit tekstje zich net op internationale vrouwendag ontvouwde is geheel toevallig maar doet geen afbreuk aan het feit dat jullie, vrouwelijke nazaten van Eva, eigenlijk elke dag oprechte aandacht-zonder-bijbedoelingen zouden moeten verdienen, zeker ook van baardapen en brulsnottebellen die zich voor god weet welke reden denken beter te mogen voelen dan jullie of pretenderen dat ze het meer voor het zeggen mogen hebben dan jullie. En dan heb ik het nog niet eens over de maatpaksnullen die zich het op-niets-beruste-recht toe-eigenden om te denken dat ze meer centen voor hetzelfde werk mogen verdienen dan jullie. Maar dat zal nooit of te nimmer gebeuren omdat mannen met een veel te kleine flieter dan eindelijk moeten durven inzien en toegeven dat ze getroffen zijn door het vals-bescheidenheids-virus maar voor die consessie zijn hun ballen vooralsnog veel te klein en hun ego’s veel te groot.

Pimpelmees van de foor.

Hoewel ik haar blik wou vermijden, ontmoetten onze ogen elkaar halverwege het gejoel, ergens tussen het schietkraam en de autoscooter, al heette die attractie in die tijd gewoon nog de botsauto’s. Zij keek snel verlegen weg en ik deed hetzelfde. Indien ik haar was blijven aankijken zou het me zeker zijn opgevallen dat ze lichtjes bloosde en dat ze met de tong voorzichtig haar bovenlip beroerde maar ik was nog veel te groen achter de oren om dat op te merken, dus keek ik ook snel achteloos weg, naar de prijzen die één kapotgeschoten pijpje in het schietkraam zouden kunnen opleveren. Zij kon onmogelijk weten dat ik heel veel moeite had gedaan om haar preutse oogopslag te vangen want telkens ze mij in de gaten kreeg, keek ze schaapachtig weg. Ik zal ook wel gebloosd hebben en mijn ogen zullen wel geblonken hebben maar dat was haar ook niet opgevallen. Mocht ik haar nu tegen het lijf lopen, ik zou haar garderobe goedkoop en een beetje vulgair vinden, maar toen gaven de zwarte plak-netkousen die ze onder haar grijze plooirokje droeg met daarboven een rode wollen jas met veel te brede schoudervulling haar iets mysterieus en onbereikbaar. Voor mij was ze de diva van de foor.

‘For your eyes only’, Sheena Easton zong door luidsprekers in woorden die ik maar half verstond omdat de BBC alleen aan de kust in het zenderpakket zat en we thuis dus alleen maar keken naar Nederlands gesproken uitzendingen van BRT één, BRT twee en Holland één. Ik had vijftig frank, drie jetons voor de botsauto’s en twee kaartjes voor de rups in mijn broekzak. Die zouden die bewuste namiddag nog goed besteed worden op het dorpsplein van Muizen waar de kermiskaravaan voor het lange weekend was neergestreken.

In zaal Rerum Novarum vond op dat moment naar jaarlijkse gewoonte tijdens de grote kermis ook de vogelshow plaats. Een paar lokale duivenmelkers toonden hun prijsduiven en een handvol parkietenkwekers en kanarieliefhebbers gaven met evenveel lawaai als de vogels die ze tentoonstelden commentaar op hun favoriete gepluimde vrienden. Toevallig of niet maar zij paradeerde daar ook. Ze laveerde er tussen kooien en keven die overvol zaten met kippen en hanen en tussen volières waar exotische paradijsvogels en Chinese nachtegalen in rondfladderden. ‘Wist je dat de pimpelmees de trouwste zangvogel is en dat de rest van de mannetjesvogels al vreemd gaat vanaf het ogenblik dat de eieren gelegd zijn’, vroeg ik haar stompzinnig omdat ik geen andere veilige openingszin kon verzinnen. Toen ik haar met die wetenschap overviel zal ik zeker zo rood zijn aangelopen als de pioenen die bij mijn grootmoeder een paar straten verder in de voortuin bloeiden. ‘En wat voor vogel zijt gij dan wel? Een pimpelmees, een straatmus of een papegaai want ge kwettert wel nogal.’ Haar brutale antwoord stond me wel aan want ik antwoordde met heel slecht geacteerd zelfvertrouwen, dat ik haar dat wel in haar oor zou fluisteren in de rups. ‘Binnen vijf jaar dan toch’, bitste ze terug,  ‘wanneer ge uit uw korte broek gegroeid zijt’, en er verscheen een soort van glimlach op haar veel te rood gestifte lippen zodat het een grijns leek. Na twee zinnen stond ze al voor op punten en dat was slecht nieuws voor mijn gespeelde zelfverzekerdheid maar ik liet me er net als de vogels niet door uit mijn kot lokken. ‘Ziet ge die eend daar in die keef?’ en ik wees naar een mannetjeseend met een groene kop die wat verderop in een rieten mand nerveus rond trappelde. ‘Die is er veel slechter aan toe dan wij want als die gaat, waggelt zijn gat zo hard dat het lijkt alsof hij de ganse dag heeft paardgereden. Nu ziet ge dat niet maar als die stapt krijgt die zij poten niet meer toe.’ Ze probeerde ongeïnteresseerd haar ogen te rollen maar omdat zij een veel slechtere actrice was dan ik proestte ze het na twee seconden toch uit. ‘Gij zijt een grappig baazeke met uw korte broek en uwe grote mond, van waar zijt ge want ik heb u hier nog niet gezien?’ ‘Van over de stationsberg, van aan den overkant van de Steenweg. Zeg, zijt gij die vogels ook niet een beetje moe? Gaat ge met mij niet mee in de rups, ik heb al kaartjes.’ ‘Ja, om mij proberen binnen te doen zeker? Vergeet het maar, daarvoor is uw broek nog veel te kort. Betaal mij liever ne gesponnen suiker, als ge centen hebt tenminste, daarbij ge hebt me nog niet eens gezegd of ge nu een pimpelmees zijt of niet.’

Door die twee gesponnen suikers en die twee appels op een stokje was mijn kermisbudget een uur later al met een vijfde gesloken. Ik zat precies met een dure vogel op mijn dak bedacht ik en ik moest met mijn resterende veertig frank en met mijn drie jetons nog twee dagen toekomen. ‘Moogt gij karekollen?’ vroeg ik haar goed wetende dat haast geen enkel meisje van vijftien karrekollen lust. ‘Beikes!’, was dan ook zoals te verwachten haar antwoord omdat meiskes van standing in die tijd nog niet ‘ieuw’ zeiden. ‘Dat ga ik nooit van mijn leven eten, dat zijn precies dikke snottebellen uit de zee’, zei ze met een gezicht alsof ze die ooit al eens gegeten had. ‘Ik denk ook niet dat gij dat durft’, zei ik heel zelfzeker omdat ik wist dat ik met dat doordacht manoevre een lijn uit smeet ik waarmee ik in het Vrijbroekpark al dikkere karpers had bovengehaald. ‘Wat krijg ik als… , en ik zeg wel als ik dat toch doe?’ En ze liet die als klinken alsof de beloning er niet mee toe deed maar wel alsof ze tegenover een brutale snaak in korte broek geen gezichtsverlies wou leiden. ‘Ge moet met mij niet durven of doen spelen als ge dat niet wilt he, ik zou het niet op mijn geweten willen hebben dat ge straks ziek wordt …’ Ik kreeg de kans niet om mijn zin met ‘..in de rups’ af te maken want ze onderbrak me met een vastberadenheid alsof ik al haar dapperheid en pit met mijn opmerking in vraag had gesteld.  ‘Peisde echt dat ik dat niet durf, zeg het maar he, wat krijg ik of durft gij niet meer misschien?’ Ik toonde haar mijn jetons van de botsauto’s en de kaartjes voor de rups en zei, ‘als ge dat wilt kan ik u vandaag vrijhouden, ge moogt overal mee in waar ik in ga en ik wil er zelfs nog een kaartje van het spookhuis bijdoen, maar dan moet ge wel op die slakken bijten en ze niet zo maar doorslikken.’ De karrekollen kraakten tussen haar kiezen zoals zand dat doet wanneer je slecht gewassen mosselen proeft. Door het speels geplaag was de romantische spanning de hele middag naar een climax opgevoerd dus wisten we geen van beiden wie de weddenschap nu gewonnen had en wie ze verloren had.

Toen in de krakende houten rups, tijdens het vierde rondje dat achterwaarts gereden werd de groene kap dicht viel en ze in mijn oor fluisterde dat ze hoopte dat ik een pimpelmees was, had ik nog veertien frank en vijfentwintig centiemen.

Kitscherige jarretels.

Sommige mensen zoeken hun heil in allerhande soorten vrijetijdsbestedingen zoals, computers, muziek of sport. Ik ben bang dat ik gezegend of vervloekt ben met het opslaan van allerhande onbenullige gedachten of indrukken. Mijn geheugenzolder raakt op die manier vol gepropt met souvenirs uit het verleden, met toekomstige scenario’s die zich nog moeten voltrekken of met absurde invallen of gedachten die eigenlijk te gek zijn om er woorden aan te verspillen. Elk onopgelost probleem, elke romantische herinnering of elke hilarisch idee vindt daar dan wel een tijdelijk onderkomen om, wanneer de tijd rijp is, in woorden en in excentrieke beelden te veranderen alvorens uit mijn pen te vloeien. Vandaag echter zou ik willen dat dit krankzinnige verhaal uit zichzelf kon spreken zodat ik eindelijk een beetje zou kunnen zwijgen want ik bedenk me net dat er geen betere manier bestaat om me helemaal weg te stoppen dan veel over mezelf te schrijven. Zo kan ik eenvoudige dingen er gecompliceerd doen uitzien of ze interessanter laten lijken dan ze in werkelijkheid zijn. Op die manier laat schrijven me toe om enkel die dingen prijs te geven die interessant zijn en die er toe doen maar die zaken verborgen te houden die essentieel zijn, een beetje zoals pikante vrouwenlingerie maar dan met kitscherige jarretels want die hebben ook geen enkele toegevoegde waarde wanneer het er op aan komt.

Want je bent het waard.

Een dreigende regenbui dwong me vanmiddag in een te smalle steeg, die nooit straat had mogen genoemd worden, een groezelig estaminet binnen. Aan één van de met rood tafelkleed bedekte tafeltjes, zat een echtpaar. Althans dat had er alle schijn van. De vrouw in kwestie zag er uit zoals de beste remedie tegen de liefde en hij als de beste remedie tegen de rest van het leven. Een echtpaar dus, al lijkt dat ze van dat substantief niet al te dikwijls een werkwoord gemaakt hebben. Op een vreemde manier leken ze zich achter hun bierglazen voor elkaar te verbergen. Om erger te voorkomen.

Ik wou schuilen voor de regen en aan donderwolken had ik geen boodschap dus nam ik plaats op veilige afstand. Ik bestelde koffie en inspecteerde hen met een blik die bij hun hoofden begon en bij de schoenen eindigde. Tot haar oorspronkelijke ronde witte gezicht, had de cosmetische industrie zich ruim toegang weten te verschaffen. Om niet te zeggen dat ze er een aardige duit aan verdiend hebben. De bruine smurrie bladderde af zoals oud gezette verf op versleten rolluiken. Wanneer ze grijnsde blonk op de tweede rij van haar eetkamer  een gouden kies en haar kneuterig, geforceerde glimlach trok een fijne streep die haar gezicht helemaal een akelige uitdrukking gaf. Van hem ging ook een treurige onbeholpenheid uit. Alles aan zijn lichaam leek breekbaar, zelfs zijn grijs fluitjeshaar. Het vale, gele vel verraadde dat zijn lever het fel te verduren had. Hij zag er eigenlijk helemaal grauw en uitgeteerd uit maar zijn boven zijn bittere mond waarvan de uithoeken naar beneden hingen, prijkte een dun getrimd, grijs, Clark-Gable-snorretje. Een onbenullige versiering welke zijn matte gelaatsuitdrukking maar nauwelijks kon opvrolijken.

Zij wierp hem een blik van gewapend beton toe. Hij was compleet in zichzelf terug geplooid. Spreken deed hij niet. Hij opteerde er veilig voor om te zwijgen. Niet dat argumenteren überhaupt zin zou hebben gehad want het leek alsof zij de toegang tot haar hart en ziel had gebarricadeerd met vooroordelen en misvattingen. Het zwijgen tussen het tweetal droeg onmiskenbaar een zekere spanning mee die kon gesneden worden maar ze ondernamen helemaal niets om die geladenheid in de verf te zetten of om die te verminderen. Toch voelde ik intuïtief dat de atmosfeer tussen de twee gedupeerden explosieve stoffen bevatte. Het volgende tafereel was onvoorspelbaar. Het zou zo maar kunnen dat ze elkaar plots gingen bestoken met hele lelijke woorden om te diep kwetsen. Of dat ze elkaar in het haar zouden vliegen om elkaar zo die genadeslag te geven waarop ze al een tijdje lijken te wachten. Waarover zouden ze ruzie hebben? Of zou dit het waardeloze residu zijn van een spannend leven dat ze ooit met elkaar deelden maar dat het omwille van onopgeloste woordenwisselingen en onuitgesproken frustratie geworden was?

Misschien zal ik straks, wanneer ik thuis kom maar proberen een beetje ijs te breken en zal ik misschien een scheut water in de wijn doen zodat ik kan uit vissen waarom die mol in de tuin ons al vier dagen het zwijgen oplegt. Want voor ik het goed en wel in de gaten heb, zit ik straks ook opgescheept met permanente radiostilte of erger met een kleurrijk cosmeticafiasco.

Ook al is ze het waard!

Liefdesbrief

Liefste vrouw,

Het zou gemakkelijk moeten zijn om het over jou te hebben. Om in een paar zinnen lof te betuigen en jouw persoonlijke jaarwissel te bejubelen. Maar dat is het niet. Jij spreekt niet dikwijls over mij en als je het dan al eens doet, lijkt het alsof je het over een oude hond hebt. Als over een oude blaffer die meurt wanneer hijnat is en kwijlt wanneer hij zijn been ziet. En dan lach je wat raar als ik na een te vermoeiende wandeling door mijnpoten zak.

Vandaag mag ik niet in die valkuil trappen. Ik mag jouw kleine dingetjes niet uitvergroten en je grote minimaliseren. Dat zou te gemakkelijk zijn want dan moest ik het alleen maar over je decolleté en je kont hebben. Vandaag mag dat niet. Nu zal ik je maar best beschrijven met de grandeur die je toekomt. En niet alleen omdat je jarig bent.Maar vooral omdat je ook eens in de spotlights mag. Op een pied de stal. Ik doe dat te weinig en er is niemand ter wereld die het meer verdient dan jij.

Dus, en voor de goede orde. Je maakt het me wel niet zo gemakkelijk want je leeftijd mag ik al niet onthullen. ‘Een kroon ontbloot je niet’, zeg je. ‘Dat is tegen de etiquette van de juiste wensen’. Dus zal ik het niet hebben over het feit dat je leeftijd afgerond naar beneden veertig is en afgerond naar boven vijfenveertig. Ondertussen ben je wel al zo ontgroend dat je je identiteitskaart niet meer moet tonen bij zestien plus activiteiten. Mogelijks heeft het feit dat je doorgaans van Noor vergezeld bent daar mee te maken. Zij ziet er namelijk wel al bijna zestien uit. Althans, zij gedraagt er zich toch al naar.

Over je werklust en je aanstekelijk irritant doorzettingsvermogen ga ik niet uitweiden. Ik zal ook niet verklappen dat je een controlefreak bent en dat je geen zittend gat hebt. Dat bewijs je elke dag wel aan iedereen die in min of meerdere mate met jou te maken heeft, althans als je ze met je aanstekelijke zenuwachtigheid nog niet in de gordijnen hebt gejaagd. Slachtoffers die er het ergste aan toe zijn hebben zich in een zelfhulpgroep gegroepeerd en komen wekelijks samen om hun vooruitgang te bespreken. Hun herstelprogramma verloopt moeizaam.

Je kledingkeuze en smaak voor couture zijn dan wel weergaloos en ongezien. De manier hoe jij trends zet met rode tijger pofbroeken en netkousen met gatenzijn hun tijd ver vooruit. Je combineert lang met kort en rood met groen.  Met dat gedurfd kleurenpalet zie je er dansoms uit als een dessertbord uit het Hof van Cleve. Helemaal klaar om opgelepeld te worden. Ik denk trouwens dat je dat zelf al gedaan hebt en het erom doet zodat die pofbroek straks helemaal gevuld raakt. Ik begrijp dat ik deze onthullingen niet publiek kan maken omdat dit het imago waar je veel tijd in steekt mogelijks zou kunnen aantasten.

Je slaapritueel is ook al niet onbesproken. Je draait en keert net zo lang tot alde lucht die tot voor kort verspreid was over gans je lichaam bij een gespaard zit voor de uitgang. De nieuwe stijgingswind die daar ontstaat, heeft weg vande Mistral maar heeft ook wel iets van de warme Vento die in de zomer verantwoordelijk is voor de bosbranden op het Iberische schiereiland.

Maar al de ongemakken en onhebbelijkheden. Ik neem ze er graag bij omdat ze in het niets vergaan wanneer ik op een verloren, zwoele zomeravond nog eens in je ogen mag verdrinken om daar opnieuw te ontdekken dat ik beste vrouw van de wereld aan de haak geslagen heb.

Nu alleen die rode pofbroek nog uit je hoofd praten voor dat feestje van morgen.

Vlezige oorlellen en grote oren

Het was een doodgewone bruine kroeg die je vroeger in elk dorp vond. Er hing een intieme sfeer van huiselijke gezelligheid en geborgenheid die je alleen in zulke cafés aantreft. Het doorleefde karakter van dat staminee was authentiek en daarom niet na te bootsen. De verweerde spiegels en de zwart wit, vergeelde foto’s in de houten bruine omlijstingen deed vermoeden dat de krocht vroeger ook nog dienst had gedaan als coiffeurszaak.

Tegenover een groep mannen aan de toog die luidruchtig praatten, zat een ongewoon koppel. De man, hooguit een paar jaren ouder dan ikzelf, had het muffe uiterlijk van iemand die zich in een bureau van het plaatselijke postkantoor helemaal in zijn element zou voelen. De dame die in zijn gezelschap vertoefde, was fris en fruitig. Hoewel het behaaglijk, zelfs iets te warm was, stonden twee kippen met de bek door de draad naar mij te staren. Waarom de dame in kwestie, onder die witte bloes geen bh droeg en waarom me dat opviel is vreemd maar niet geheel onlogisch omdat belangrijke details mij nu eenmaal altijd onmiddellijk in het oog springen. Net zoals de subtiele tekening van jing en jang die op haar pols, in permanente inkt was gekerfd, me ook direct was opgevallen.

Hij (de man dus), had helemaal niets weg van George Clooney of van Harrison Ford en die vergelijking was een onderschatting. Zijn hoofd was veel te groot voor het kleine gezicht dat hij maar had. Het was een vreemde snijboon. Door het zware hoofd leek zijn nek te lang voor de karakterkop die hij ermee moest torsten maar het waren vooral zijn grote oorlellen die opvielen. Ze waren donzig en vlezig en er groeide dikke grijze haren op. “Eens er haar uit neus en oren groeit, is het vet van de soep”, taxeerde ik de zonderling zonder een verder aanwijsbare reden, die mijn minzaamheid zou kunnen verantwoorden. Op zijn paarse aardappelneus, die rood dooraderd was balanceerde een vierkant brilletje met beduimelde glazen. De trenchcoat die hij droeg, zat vol met vlekken en ingebrande sigarettengaten. Toch hing de jonge vrouw, van hooguit dertig vol bewondering, haast gebiologeerd aan zijn lippen, alsof hij haar de mooiste woorden toe fluisterde.

Zonder aarzelen nam ik curieus plaats naast het vreemde stel. Ik was op gehoorafstand gezeten zodat ik weldra, nieuwsgierig zou kunnen achterhalen wat de snuiter allemaal te vertellen had en vooral waarom de liefelijke verschijning al haar aandacht er aan opofferde.

Ik werd bediend met koffie. Of wat er moest voor doorgaan. De bak troost werd door een dame met witte schort helemaal naar de verdoemenis geholpen omdat het zwarte sap dat door de espressomachine aan de gemalen koffieboon ontwrongen was, aangelengd werd met veel te veel water. Water dat dan nog te heet was, waardoor de natuurlijke bitterheid van de boon helemaal verbrand werd. Mijn voorkeur gaat eerder uit naar ‘slow coffee’ die traag doorsijpelt in een filterzakje waardoor alle aroma’s en smaken zich op het juiste tempo vrijgeven zodat de bittere zuurte in alle schakeringen kan geproefd worden. Al dan niet met wat zoetigheid. De harde botertruffel met chocoladeschilfers die bij de zwarte leute bij geserveerd werd, compenseerde gelukkig wel ruimschoots de slapte van het brouwsel.

‘Hoe krijgt hij dat toch voor elkaar?’, dacht ik met ingehouden, niet-gespeelde jaloezie, absoluut niet wetend waarover hun conversatie ging of wat hun onderlinge relatie was.

Na drie te slappe koffies en drie te harde schilfertruffels, kwam ik erachter dat de man buiten een academische ‘ik begrijp het en hoe voel je je daarbij of hoe ben je daar dan mee omgegaan’, helemaal niets te vertellen had. Met zijn veel te grote oren deed hij niets meer maar ook niets minder dan alleen maar luisteren. Naar dramatische, in trieste verhalen van een jonge dame die al veel te veel had mee gemaakt voor de jaren die nog maar op haar teller stonden.

Toen ze even later de deur van de kroeg achter zich hadden dichtgetrokken en elk hun eigen weg gingen dacht ik. Het is helemaal niet door sterke verhalen te vertellen of straf uit te pakken met goed bedoeld slecht advies dat je eerlijke aandacht krijgt. Die krijg je volgens mij alleen maar door er gewoon oprecht geïnteresseerd naar te luisteren. Naar hoe ze ontstaan zijn en naar wat ze aangericht hebben.

Ik bestel nog een vierde koffie en besluit ook nog maar wat verder te zwijgen. Misschien mag ik dan straks ook luisteren naar een innemend verhaal zodat ik ook kan vragen hoe je daar dan mee bent om gegaan. Misschien koop ik ook nog wel eens een oude trenchcoat met vlekken en met ingebrande sigarettengaten. Wanneer er grijze haren uit mijn neus en oren groeien.


Bootcamp

Sinds mijn vrouw er voor koos om sportiever door het leven te gaan, is mijn leven ingrijpend veranderd met als gevolg dat mijn persoonlijke levenskwaliteit er drastisch is op achteruit gegaan. Af en toe trekt ze loopschoenen aan, gaat ze spinnen of zit ze aan gewichtjes te trekken in een hippe fitnessclub maar helemaal wild wordt ze van bootcamp op zondagmorgen. Daar kan ze zo overenthousiast over doen dat het me af en toe een beetje op de zenuwen werkt. Of ze dan eerder kwijlt op de rek -en strekoefeningen zelf, dan wel op die bruin aangebrande fitness macho die in te klein onderlijfje eerst alle oefeningen voordoet, doet niets ter zake.

Feit is wel dat ze zichzelf elke zondag, rond de klok van tien, plichtbewust in een iets te strak sportpakje wurmt. In een soort van fluo duikpak dat  zo aanspannend is dat het geen enkele ronding onbesproken laat. Aangestoten als modellen, trekken ze even later de vrije natuur in om er samen met nog andere lotgenoten stramme gewrichten los te gooien of dat overtollig rolletje weg te sporten.

Doet ze het om er die wat overdadige levensstijl mee te compenseren en om van dat extra kilootje af te raken? Voelt ze zich verplicht omdat iedereen van haar generatie het doet? Of zoekt ze eerder naar de bevestiging dat haar lijf, met de kilometers op de teller, er nog niet zo slecht aan toe is? Zeker niet in vergelijking met dat van haar collega-masochisten, van wie het tenue soms al iets strakker rond de billen spant dan rond die van haar. Ik weet het niet. Ze doet maar.

Met: ‘Je zou beter ook wat bewegen en mee gaan’, begeeft ze zich voor de eerste keer die zondag op mijn terrein. Het zal de laatste keer niet zijn. Met wekelijks terugkerende, ongepaste terechtwijzingen probeert ze me telkens opnieuw een schuldgevoel aan te praten. Met die geraffineerde charge wil ze me een slecht gevoel geven, omdat ik er nu eenmaal voor kies om gewoon lamlendig in de zetel te blijven hangen en dingen te doen die er ogenschijnlijk voor haar niet toe doen. Veel succes hebben die intimidatiepogingen niet want in tegenstelling tot haar ben ik wel redelijk tevreden met het lijf waarmee moeder natuur mij bedeelde.

Twintig is ze niet meer en dat vergeet ze soms. In haar enthousiasme gaat ze dan wel eens over een grens en worden de gewrichten en spieren die ze met haar hard labeur wou versoepelen, pijnlijker dan voor ze aan die wekelijkse marteling begon. Wanneer haar pijnlijke rug, schouder en knie dan echt beginnen op te spelen zodat ze niet anders kan dan ook een stuk van de zetel op te eisen, is dat precies het kantelmoment waarop mijn lui lekker leven radicaal verandert. Dat is het ogenblik waarop ik ongewild maar ingrijpend aan levenskwaliteit begin in te boeten.

Nu ze door koppigheid opgezadeld is met een zeer lijf en noodgedwongen doet wat ik de hele morgen gedaan heb, word ik door de omstandigheden subtiel geforceerd om een totaal ander bestaan te leiden dan toen ze nog op eigen benen kon staan. Toen kon ik liggen, hangen, zitten, en van hier naar ginder zappen. Ik kon het pand verlaten om koffie te gaan drinken. Kortom ik reilde en zeilde hoe het me uitkwam.

Nu sist ze op kordate toon van op haar troon: ‘Waarom heb je die borden van het ontbijt niet onmiddellijk afgewassen? En die pan?’

‘Waarom?’: mor ik terug?

‘Omdat dat spekvet aankoekt en je dat eigeel er nu moeilijk af kan wassen’, gaat ze verder.

Dik tegen mijn zin slof ik naar de keuken en laat water lopen in de gootsteen. Toen we indertijd over de indeling van onze leefruimte nadachten, hadden we om ‘communicatie te bevorderen’ geopteerd voor een open sfeer. Daardoor vormen keuken, salon en eethoek één grote ruimte. Dat blijkt een keuze die ik me nu beklaag.

‘Mettenoorenvertekken’,roept ze veel te luid omdat die schijtmuziek veel te hard in de oortjes van haar i-pad galmt.

 Zo klinkt het althans en ik doe teken dat ze haar oortjes even moet uitnemen.

‘Wat zei je juist’, vraag ik op een toon die behulpzamer klinkt dan dat ik het bedoel.

‘Messen en vorken ook afwassen. In de afwasmachine worden die bot’, antwoordt ze met een licht bevelende intonatie.

Ik slenter opnieuw naar de keuken en begin aan de afwas. Het te hete water zorgt er voor dat ik met twee vorken de afgewassen borden uit het water moet vissen. Trots en een tikkeltje provocerend, toon ik één voor één de borden, de pan en het bestek zodat ze zich er van kan vergewissen dat ze properder zijn dan dat zij ze ooit laat worden.

‘Laat je die twee Tupperware plastieken boterhammendozen eerst uitlekken, anders krijg je die niet droog en dan heb ik straks weer kringen in mijn kasten. Neem zeker proper water en doe er een scheutje azijn in als je aan de glazen begint, dat ontvet beter. En nu je toch bezig bent, zou je de filters van de dampkamp straks ook te week willen leggen. Dat is ook al een tijdje geleden dat die nog proper gemaakt zijn.’ ‘Ja, en neem je zeker een propere handdoek als je die glazen afdroogt? Anders blijven daar duimen op staan.’

Ik zucht en terwijl ik dat doe schuift de pan uit mijn handen omdat de steel nog nat was.

‘Wat gebeurt daar allemaal? Je bent toch geen brokken aan het maken want elke keer als jij in de keuken staat en zoals altijd dingen laat vallen zijn er stukken uit de vloer.’‘Jij maakt meer kapot dan dat we kunnen verdienen.’

‘Je moet niet zo roepen hoor’, probeer ik.  ‘Je zou die oortjes beter uitdoen. Dat is slecht voor je gehoor het is bovendien enorm asociaal. Weet je dat radiopresentatoren daar op termijn doof van worden? Trouwens het lijkt wel, alsof ik niet mag weten naar welke muziek je luistert. Kan je niet gewoon de radio aanzetten?

‘Let maar niet op mij ik ben mijn Spaanse les aan het studeren. Jij hoeft daar toch niet naar te luisteren. Je zou daar alleen maar zotter van worden.’ ‘Is er nog koffie? Eén suikertje alstublieft.’

Zei ik al dat ik het van sporten en bootcamp moe word en het er van op mijn zenuwen krijg?

Pofmaïs

Om kwart voor twaalf komt ze de trap naar boven opgelopen.Het is zaterdagmiddag. Elke week komt ze omstreeks dat uur thuis. Met zakken vol boodschappen. Wat niet expliciet op het boodschappenlijstje opgeschreven is, wordt niet gekocht. Wellicht daarom dat ik bijna elke week, ongeveer een kwartier later opnieuw naar de supermarkt ga om datgene te kopen wat zij vergeten is. Steevast ontstaat dan discussie over of zij die dingen vergeten is of ik ze niet opgeschreven heb. Die woordenwisseling is meestal het startschot om samen in de kasten te duiken en uit te vissen wat nog ontbreekt zodat even later eensgezind een nieuw boodschappenlijstje geboren wordt. Het blijft vooralsnog een raadsel waarom dat ritueel zich wekelijks niet een uur vroeger afspeelt, maar daarom is het een raadsel natuurlijk.

‘Ik moest je de goeie dag doen’, zegt ze terwijl ze een bokaal schorseneren in de proviandkast zet.

‘Ah van wie’, vraag ik oprecht geïnteresseerd. Hoewel deze vraag me redelijk defensief lijkt. Ik stel ze per slot van rekening alleen maar  om  te weten te komen wie ze zonet ontmoet heeft, kijkt ze me toch met lichte irritatie aan. Ze had ondertussen haar rode pumps uitgetrokken en begon aan de rits van haar jas, die ze nog steeds aan had, te frunniken.

‘Ja, van wie? Dat is het nu juist. Wie was het ook al weer? De naam ligt op het puntje van mijn tong, maar het komt niet. Dat heb ik tegenwoordig meer en meer. Gezichten vergeet ik nooit maar namen kan ik niet onthouden.’

‘Ik heb daar ook meer en meer last van. Was het een man, een vrouw?’, probeer ik behulpzaam.

‘Een vrouw natuurlijk!’

‘Is dat zo natuurlijk? Het is toch niet omdat driekwart van de wereldbevolking vrouwelijk is dat je daarom een vrouw ontmoette. Hoewel de kans statistisch gezien kleiner is kon het toch ook een man zijn?’

‘Maar ik heb haar toch met mijn eigen ogen gezien.’

‘Ja, maar ik toch niet? Wat voor vrouw? Van waar moet ik haar kennen dan?’

‘Wel, toen we vroeger nog samen gingen winkelen en dan nadien in het dorp gingen aperitieven, was ze daar ook altijd. Donker haar. Iets groter dan ik. Ze rookte gelijk een Turk. Bastos, denk ik. Nu zal ze een jaar of vijftig zijn, schat ik. Hoewel ze ook vijfenvijftig zou kunnen zijn. Want sigaretten roken veroudert. Je krijgt daar oud vel van.’ ‘Ik ben niet zeker of ze nu nog rookt.Ik heb haar dat niet gevraagd, want zulke vragen stel je niet in de supermarkt aan de kassa.  Tenzij er een farde Bastos in haar karretje zou liggen, maar dat was niet het geval.’

‘Vijftig, dat is te oud om jeugd te zijn en jeugdig om oud te zijn’, antwoord ik bijdehands, in een poging om het gesprek een andere richting te laten uitgaan zodat ik eindelijk kon vertrekken om de overige “vergeten” boodschappen te gaan kopen.

‘Waar slaat dat nu weer al op? Wat is dat nu weer voor een opmerking. Dat is weer zo een uitspraak uit een van je verhaaltjes zeker?’

‘Ze was meestal alleen, hoewel er soms een man bij was maar die kennen we niet.’ Ze dronk pinten in zo’n sierlijk lang glas, van s’ middags al’.

‘Zo wordt het moeilijk. Een vrouw van vijftig die sigaretten rookt gelijk een Turk en lange fluiten drinkt.  Een verrimpelde madame met donker haar, van wie je de naam vergeten bent en die soms vergezeld was van een man die we niet kennen.’ ‘Daar kom ik niet verder mee.’ ‘Weet je er niet meer van?’

‘Deodorant, keukenrol en pofmaïs’, zei ze plotseling alsof die nieuwe informatie me zou doen inzien van wie ze me de groeten moest doen.

‘Wat heeft dat er nu mee te maken?’

‘Deodorant, omdat je zonder, muf onder je oksels ruikt. Keukenrol omdat die er niet meer is en ik je rommel niet blijf op deppen met toiletpapier want dat plakt daar in.  Pofmaïs omdat er morgen een vriendinnetje van ons dochter komt slapen, ze naar een film willen kijken en ik hen popcorn beloofd heb’, zei ze nu echt geïrriteerd.

Het gesprek eindigde even onduidelijk dan dat het begonnen was. Het nachtlampje werd aangeklikt, het dekbed werd weg getrokken en mijn vrouw ging aan de rand van het bed zitten. Met een kartonnen tong en ogen vol slapers trachtte ik te achterhalen wat er aan de hand was. ‘Wat scheelt er aan?’

‘Ik had haar bijna. Jac… Nath… damn ik ben het weer kwijt.’’Haar naam!’

 ‘Doe het licht uit en ga slapen, het belangrijkste is dat we de groeten hebben. En dat ik deodorant en pofmaïs gekocht heb.’

‘En keukenrol? Je bent die keukenrol toch niet vergeten?’