Mocht ik Piet Huysentruyt in de zomer van 2013 om hulp gesmeekt hebben, hij zou me na een week of vier gevraagd hebben: “Janneke, wat hebben we tot nu toe geleerd?” Ten eerste: “Ik heb een serieus probleem, dat verslaving heet en dat maakt me machteloos”. Ten tweede: “Ik krijg dat probleem niet in mijn eentje opgelost. Ik heb er hulp bij nodig”. En ten derde: “Ik kan maar beter doen wat lotgenoten in herstel me aanraden, want als ik doe wat ikzelf denk te moeten doen, wordt het een puinhoop”.
Is het zo simpel? Ja, zo simpel is het. Zelf heb ik vooral met de derde stap geworsteld en gevochten, eerlijk is eerlijk. Ik hoef daar niet gladjes over te doen. Had ik mijn koppigheid en eigenwijsheid niet opzijgezet en was blijven luisteren naar wat mijn ‘zieke’ (verslaafde) geest me bleef influisteren, ik had geen enkele kans gehad. Ik mag dat getuigen want aandacht geven aan wat mijn eigen koppig willetje mij souffleerde, heeft me de beste jaren van mijn leven gekost…
Nadat ik voorzichtig mijn eerste drie stapjes had gezet en ik min of meer doorhad dat ik de eigenaar geworden was van een torenhoog probleem, dat ik hulp nodig had en ik dat inzicht maar beter kon omhelzen, was ik helemaal klaar voor het grote werk. Ik moest en wou achterhalen wie ik geweest was en wou ontdekken wie ik aan het worden was. De voorwaarde om hieraan te beginnen was dat ik de achterkamer van mijn ziel moest uitmesten. Ik mocht de ‘erbarmerlijkheden’ niet in die donkere hoek van mezelf laten liggen. In het kort gezegd is dat mijn vierde stap, en die voelde aan als een operatie op, mezelf.
Bij mijn vierde stap pasten woorden waar ik bang van werd. ‘Grondig’, ‘onbevreesd’, ‘eerlijk’, ‘diepgaand’, ‘moedig’… Ja zeg, dat waren stuk voor stuk karaktereigenschappen die ik niet bij mezelf terugvond. Toch had ik al geleerd dat als ik mezelf een kans wou gunnen om tot zelfinzicht, tot eigenwaarde en tot zelfacceptatie te komen, ik me al die nieuwe woorden eigen moest maken. Ze moesten van mij worden.
“Niet meer luisteren naar wat mijn zieke geest me influistert!”
De nieuwe woorden moesten vanzelfsprekender worden dan de vlucht die ik gewoon was. Alleen zo zou ik mijn drank- en vluchtmechanisme leren kennen. Alleen wanneer ik aan dat onprettig werkje zou beginnen, had ik een waterkans om vrede te krijgen met mezelf. Enkel en alleen dan zou ik mijn verslaving onder controle kunnen krijgen.
Mijn vierde stap ging gepaard met een hoop schrijfwerk, driehonderd negentienduizend zevenhonderd vierendertig woorden of achthonderd vijfentwintig A-viertjes om volledig te zijn. Eens ik mezelf had voorgenomen om helemaal eerlijk en nederig met mezelf te worden leverde me dat meer confronterende conclusies op dan ik initieel in gedachten had. Ze van mij afschrijven was noodzakelijk om stappen vooruit te kunnen zetten.
Het alcoholparcours dat ik in het kladschrift van mijn geweten opschreef, had veel diepere slijksporen door mijn leven getrokken dan ik vroeger ooit aan mezelf had durven toegeven.
Onder ogen komen en toegeven dat mijn zelfbeeld mijn hele leven lang in niets overeenstemde met het beeld dat ik aan de buitenkant toonde, was als een operatie op mezelf, zonder anesthesie. Naar mate ik langer en dieper in mezelf roerde kon ik niet anders dan toegeven dat ik al zo lang ik het me kan herinneren kampte met mateloosheid. Sport, seks, werk, eten, drinken, feesten, rouwen … alles. Mijn switch heeft wat al die dingen betreft maar twee standen, op en af. Middelmaat ken ik niet.
Dat waren maar een paar conclusies die ik over mezelf kon nemen. Er zouden er nog vele volgen en er zullen er nog vele volgen want mijn vierde stap, hij dient zich aan op de meest onverwachte momenten. Ik ben er nooit helemaal klaar mee. Op die manier maak ik door te schrijven en door eerlijk te spreken een genadeloze inventaris op van mezelf. Enkel zo leer ik mezelf eindelijk een beetje beter kennen, om vast te stellen dat het nu beter met mij gaat. Niet gemakkelijker, maar beter. Rustiger ook en dat is veel om dankbaar voor te zijn.