Categorie: Opinie

Pooier van woorden, hoer van het algoritme!

Mocht ik niet al literair hersendood verklaard zijn door het tijdperk van tweets, retweets, posts en reposts, ik zou moedig en strijdvaardig het gevecht aangaan met alle ongrijpbare sociale- media-algoritmes.

Als creatief schrijver met een missie zou je denken dat mijn woorden altijd en overal als vuurwerk op jouw scherm exploderen, niets is minder waar.  Meestal verdwijnen mijn zinnen onopgemerkt in het zwarte gat van nieuws feeds of worden ze als scheepjes opgeslokt onder de Bermudadriehoek van de Sociale Media.

Ik bedoel, ik schrijf wel eens een verhaal of een tekst maar besef maar al te goed, ik ben geen Ernest Hemingway.  Occasioneel verzend ik wel eens een twitterbericht maar heb daarmee nooit het bereik van een PewDiePie of een Ariana Grande, niet dat ik die behoefte heb, begrijp me niet verkeerd.

Een handvol teksten per maand, daar kom ik meestal aan toe. Het gros ervan verdwijnt in de papiermand nog voor ze het daglicht konden zien, een klein gedeelte ervan deel ik. Maar met wie? Ik vraag het me af.

Van het Sociale Media Algoritme begrijp ik niets en omdat ik er geen snars van snap en het niet kan omzeilen, blijf ik niet-gehoord en voor jou onbereikbaar, gecensureerd door de SM-elite die zich wel tot Sociale Media Expert/influencer mag rekenen.

Maar hoe zou het? Ik ben een simpel ‘schrijvertje’ van niemendal en kom uit het tijdperk van typemachines en correctielint. Spuw je op mijn rug, met sierlijke letters schrijf ik jouw naam, op het water of met pen op papier en met Marlboro Light en espresso’s als stille support, toch niet met de hulp van likes, hashtags, retweets, algoritmen of emoji’s?

Wil je als schrijver van lange, korte of brede teksten gelezen worden moet je minstens een online-guru zijn, beter ben je een wiskundige. Een Facebookbericht versturen lukt nog wel maar wil mijn bericht jouw oog bereiken zal ik naast een Wiskunde-, ook nog een Sociale-Media-Marketingcursus moeten volgen.

Laat me het proberen, dacht ik.  Dus maak ik een Instagram-account, bedenk een spannend LinkedInprofiel, koop een selfiestick en deel wat foto’s van mezelf tijdens het schrijven. Simpel toch, succes verzekerd, dacht ik.  Als beloning echter, krijg ik een handvol likes, waarvan twee van vrienden. Ik scoorde slechts twee reacties èn één repost, van een familielid van het zevende knoopsgat nota bene. Geweldig vind ik het allemaal want ik werd bekroond met de award ‘likes & reposts van familieleden van het zevende knoopsgat!’

Om dit grote geluk te vieren, alles voor het algoritme, deel ik dit succes in een dansje met mijn dochter op TikTok, #SchrijvendeDanceMoves, #HemingwayZouDitNooitDoen en tweet ik heel luid, #FF SchrijvendeDanceMoves, #FFHemingwayZouDitNooitDoen.

Weet je, het algoritme kan mijn kloten kussen. Desnoods schrijf ik alleen nog voor mezelf en met jou in gedachten. Ik wil geen selfies maken van mijn pen of fotoshoots houden van het klavier van mijn computer.  Ik wil geen dansjes plaatsen op TikTok of bedelen voor een like op LinkedIn om überhaupt gelezen te kunnen worden.

Met woorden wil ik goochelen en massa’s tijd wil ik besteden aan dat ene meesterwerk. Uren wil ik verliezen aan dat ene bericht, maar geen minuut aan het beïnvloeden en rechttrekken van wiskundige bochten die ik niet begrijp.  

Ik pas ervoor om mezelf in een livestream halfnaakt te filmen en te tonen hoe mijn schrijfproces verloopt. #NaakteWritingGoals, #InstaStripTeaseSchrijver. Hier komt de nieuwe Hemingway, naakt en onbesneden! Neen bedankt!

Want dat is het ergste, nooit zal ik grip krijgen op die verdomde algoritmes. Ik mag doen wat ik wil, ze blijven een magisch schild dat mijn teksten verbergt voor de ogen van lezers, voor jou dus.

Ik wil mijn teksten niet verstoppen of verwerken in Meme’s of in GIFs om aandacht te trekken van algoritmes die er reclame en brood in zien. Ik pas voor #NaakteLiteraireMeme’s of Gifs als nieuwe literaire trend.

Of zal ik toch zwichten, vechtend met mijn typemachine in de ene hand en mijn smartphone in de andere, in een poging om alle algoritmes te temmen en mijn teksten de aandacht te geven die ze verdienen, terwijl ik een selfie de wereld instuur, #JachtOpDeVermisteLikes.

Maar ik zal altijd blijven schrijven en blijven vechten als pooier van mijn woorden, desnoods als hoer van het algoritme.

Een sprookje van kus mijn kloten.

Tegenwoordig wordt me een droomwereld opgedrongen waarin een boosaardige heks niet langer die wrattige, haveloze vrouw met een harige bobbel op haar kin mag zijn, die met een giftige appel een jonge ietwat naïeve vrouw in verleiding probeert te brengen. In plaats daarvan moet ik me een adembenemende mooie vamp voorstellen die met haar betoverende schoonheid vliegend op een Swiffer elke zwakke witte man op de knieën wil krijgen. “Spiegeltje, spiegeltje aan de wand in wat voor een wereld ben ik aanbeland?”

Reuzen torenen niet langer boven ons uit, maar zijn net zo klein en schattig, als de favoriete chihuahua die op de schoot zit van de sensitieve lezer die hierboven de heks cancelde.  De zeven dwergen, zijn gewoon van normale lengte, neem gemiddeld één meter drieëntachtig, wat het een stuk makkelijker maakt om er kleren voor te kopen.

Elfen zijn niet meer die sierlijke wezens die ik me ooit in mijn grenzeloze fantasie mocht voorstellen. Ze zweven niet langer met hun sierlijke vleugeltjes op elfenstof door de lucht. Ze zijn net als ik en jij een gewone sterveling met de voeten vast op de grond, wat betekent dat ze maar figureren in het verhaal en gewoon lopen zoals ieder van ons. En de slechteriken? Die zijn ook niet meer zo slecht als vroeger, in feite zijn ze zelfs best vriendelijk geworden en iedereen wil ze te vriend zijn.

Als gevoelige lezer, zou je je de vraag kunnen stellen, “Wat is dan nog het probleem?” Want, schoonheid is subjectief, en als heksen eruit willen zien als supermodellen, en dwergen als een puberende schooljongen wie ben ik dan om daarover te oordelen? En waarom zou ik me storen aan een wereld waarin reuzen, dwergen, slechteriken en Hobbits allen op die gemiddelde buurjongen van naast de deur lijkt? Het is allemaal toch maar respectvol onschuldig plezier?

Misschien wel maar misschien ook niet. Soms zijn dingen zoals ze zijn met een reden. Neem die heks, bijvoorbeeld. Ze werd in elk sprookje altijd afgeschilderd als lelijk, achterbaks, slecht en verrimpeld. En daar was een goede reden voor. Afgrijselijke heksen en verschrikkelijke monsters vertegenwoordigen namelijk gevaar en illustreren de onbekende en donkere zelfkant van de mensheid. Reuzen en dwergen waren altijd meer dan levensgroot, niet alleen qua gestalte maar ook qua karakter, ofwel supergoed ofwel superslecht. Ze vertegenwoordigen en verpersoonlijkten extremen, lees het beste en het slechtste van de mensheid. Hoe meer ze op ons te laten lijken, hoe meer de lezer dat gevoel van ontzag, verwondering en verbazing verliest, zelfs de kleinste lezer!

En wat slechteriken betreft, die horen slecht te zijn. Zij vertegenwoordigen de obstakels en lastigheden die we moeten overwinnen, de uitdagingen die we moeten aangaan en de duisternis waar we door moeten om onze doelen te bereiken. Zonder dat alles verliest een sprookje of een verhaal alle betekenis en doel.

Dus beste gevoelige lezer die graag al eens een woord doorstreept. Hoewel het onschuldig lijkt om dingen te veranderen door ze aangenamer, vriendelijker en minder angstaanjagend voor te stellen, voor onze moderne gevoeligheden, onthoudt dat er een reden is waarom dingen zijn zoals ze zijn en verhalen geschreven zijn zoals ze geschreven zijn. Soms is het echt beter om de dingen te laten voor wat ze zijn. Je zou er zelfs een beetje haar van op de tanden kunnen krijgen.

Hé daar! Ben je er nog of heb je me al gecanceld? Luister, als jij je voor jezelf een wereld wilt voorstellen waarin heksen supermodellen zijn en reuzen klein en schattig, ga je gang.  Wie ben ik om je tegen te houden. Doorstreep gerust alle woorden waar je aanstoot aan neemt. Verander desnoods het woord “lelijk” in “niet zo mooi voor iedereen”, maar doe het in je eigen boekje maar blijf met je stengels van de andere.  

Sta misschien eens stil bij de gedachte dat de beste dingen in het leven soms net die zaken zijn die uitdagend, ongemakkelijk en ja soms een beetje beangstigend zijn. Soms zijn lelijke slechteriken echt zo slecht niet en af en toe zijn schattige dwergen monsterachtig.

Dus sensitieve schrapper, als je per se met klassiekers wil rommelen, doe het dan voorzichtig en met respect, anders wordt elk verhaal een sprookje van kus mijn kloten. En als je echt groen wil lachen, raad ik je aan eens een verhaaltje van mij te lezen.

De schrikbarende opkomst van de menselijke irrelevantie

Decennialang wordt de wereld al overspoeld door technologie en automatisering. Langzaamaan wordt de mensheid geconfronteerd met de angstaanjagende realiteit van haar vergankelijkheid en overbodigheid. Het lijkt wel alsof alles om ons heen wordt overgenomen door machines, computers en nu door godbetert, kunstmatige intelligentie.

Heet nieuws dus, want bijna iedereen heeft er de mond van vol, zeker nu we plotseling opgescheept zijn met ChatGPT, een zogenaamd technologisch schrijfhoogstandje waar niemand zat op te wachten. Dit nieuwe geavanceerde taalmodel wordt gevoed en getraind met een overweldigende hoeveelheid tekstgegevens dat wereldwijd publiek beschikbaar is.

Iedereen die artificiële intelligentie genegen is, prijst dit model de hemel in als de heilige graal en als de toekomst van intermenselijke communicatie, maar is dat werkelijk zo? Of is dit eerder voorbode en een angstaanjagende werkelijkheid van een nieuwe Star Wars-maatschappij waarin robots en mensen elkaar voor de voeten lopen? Ik vraag het me af, en samen met mij een aantal kritische wereldverbeteraars waarmee ik gisterenavond tussen pot en pint over dit topic van gedachten wisselde.

Onze conclusie was, ofwel wordt de wereld gered ofwel is hij helemaal om zeep.

Op het eerste gezicht lijkt ChatGPT een doodgewone black box, alleen niemand kan zeggen wat erin zit, geen levende ziel die precies weet hoe het erin is geraakt maar de output lijkt ronduit fantastisch.

Mij doet het allemaal denken aan een bedrieglijke tovenaar die verbazingwekkende en onbegrijpelijke dingen tovert maar me zijn fantastische trucs niet onthult en me probeert te misleiden met zijn ogenschijnlijke magie. We gapen met open mond en vertrouwen blindelings wat we zien en nemen zonder voorbehoud aan dat het echt en juist is, al weten we niet waarom we dat doen. Zonder aarzelen zetten we onze lippen aan de gifbeker van onverifieerbare data en drinken gulzig en zonder aarzelen omdat we denken dat we met één teug zullen genezen van onze alles beperkende onwetendheid.

Laten we niet vergeten dat al die bronnen waar ChatGPT zijn mosterd haalt het product is van menselijke vooroordelen, van verstandelijke beperkingen en van relaties en verbanden die in het beste geval alleen maar statistisch gezien opgaan of relevant zijn.

Het is maar een machine die geprogrammeerd werd door mensen met een bepaald soort wereldbeeld, met bepaalde ideeën over wat zij als “normaal” en als “ethisch” beschouwen. Wie garandeert me dat hun ideeën over wat zij als “normaal” en “ethisch” zien juist is? Wie zegt me dat diegenen die aan de knoppen zitten en waakhond spelen, vrij zijn van vooroordelen of van een ander soort discriminatie en er zelfs slechte bedoelingen mee kunnen hebben?

Volgens mij bestaat het grootste gevaar eruit dat ChatGPT ons doet vervreemden van elkaar en van onze menselijkheid.  Voor ons werk en in onze vrije tijd zijn we al volledig afhankelijk van machines en computers. Ons dagelijks leven wordt al grotendeels bepaald door technologie, algoritmes en schermen waar we ziel- en doelloos over scrollen. In entertainment en in ons denken horen en zien we, en hebben we enkel nog toegang tot datgene waarmee we ons vereenzelvigen.

Als we onze dagelijkse communicatie nu ook nog overgeven aan robots en machines, riskeren we dan niet om ons denkvermogen, ons plezier om te creëren en te experimenteren, om de noodzaak om te improviseren en te falen te verliezen, om uiteindelijk al onze menselijke connectie te grabbel te gooien en kwijt te spelen? Dreigen we niet stilaan onze menselijkheid en de essentie daarvan te verliezen? Ik vraag me dat af.

Daarom deed het gisterenavond enorm deugd om aan lijf en leden te ondervinden dat zelfs naïeve wereldverbeteraars nog echt verbonden kunnen zijn door fijne gesprekken, door een paar pinten en door een zak borrelnootjes.

Babbelen, schrijven en communiceren gaat immers veel verder dan voorgeprogrammeerde woorden en zinnen te produceren. Zonder empathie, intuïtie en emotionele connectie rest ons straks alleen nog een artificieel schermgesprek met een chatbot, zonder pinten, zonder nootjes en zonder de complexiteit van emoties en nuances, helemaal irrelevant gemaakt door robots die wij zelf hebben gefabriceerd.

Mag ik daarvoor mijn joker inzetten?

Een spannend verhaal dat nooit geschreven werd

Een persoon, op het eerste gezicht een alledaagse man, hoewel ik dat onmogelijk met feiten kan staven of met instrumenten kan meten, je vraagt aan iemand, die je als mannelijk personage in een verhaal wil neerzetten maar die je van haar of pluim kent toch niet, “mag ik even in je broek kijken zodat ik de feitelijke zekerheid kan verwerven om je als man neer te zetten”, toch?

Aangezien ik dus geen garantie heb over de primaire mannelijke geslachtskenmerken (penis, balzak, en teelballen) van de persoon die ik in mijn verhaal een hoofdrol wil geven, en de secundaire geslachtskenmerken van mijn protagonist niet uitgesproken mannelijk ogen, de persoon in kwestie spreekt namelijk eerder met hoge stem en is niet breedgeschouderd, ben ik in dubio.

Om verwarring uit te sluiten en om niet tegen een laaghangende LGTBQ+- borst te stuiten, begin ik mijn verhaal veiligheidshalve met, een persoon, die me indruk geeft over een mannelijke genderidentiteit te beschikken, en mogelijks als man wil aangesproken worden maar voor hetzelfde geld homo of genderfluïde is maar misschien als transpersoon door het leven wil gaan, staart ‘wezenloos’ voor zich uit.

Hij (zij/hun) lijkt diep in gedachten verzonken alsof hij (zij/hun) zich de vraag stelt of tot het mannelijk geslacht behoren eerder een toevallig levenslot is, of hij (zij/hun) ervoor bij helderheid van geest mag kiezen en of dat feit op zich al dan niet een omkeerbaar gegeven is. Ik sta oog in oog met de twijfel in zijn (haar/hun) ogen en zie hem (haar/hun) worstelen met zijn (haar/hun) geslachtsidentiteit en de genderidentiteit waarmee hij (zij/hun) zich aan de buitenwereld wil presenteren.

De vrouw ernaast, althans de persoon die volgens mijn perceptie en mijn eerste aanbik overeenkomt met het geslacht ‘vrouw’ omdat ze bij de geboorte welbepaalde secundaire geslachtskenmerken heeft meegekregen, namelijk het ontbreken van gezichtshaar, borstvorming en brede heupen, kortom kenmerken die doorgaans aan het vrouwelijke geslacht worden toebedeeld, maar die door mijn vluchtige controle onmogelijk als afdoend bewijs gelden, zit naast hem (haar/hun) en staart eveneens verward voor zich uit.

Hoewel deze laatste persoon zonder duidelijke definitie getooid is in een klederdracht, (zijden blouse, zwarte bh, wijnrode rok en hoge hakken) die men in een vorige eeuw uitsluitend als vrouwelijk zou bestempeld hebben maar ook omdat de wereld doorgedraaid is, kan geen uitsluitsel geboden worden, noch over de geslachtsidentiteit, noch over de genderidentiteit ervan.

Aangezien ik dus niet over die mogelijkheid beschik, maar ook omdat ik door de schrijfpolitie niet, net zoals Roald Dahl, wil gecanceld worden maar zeker ook omdat mijn fantasie te groot is maar het risico niet waard, om ermee de toorn van de hele LGBTIQ+-gemeenschap over mij heen te krijgen, besluit ik om het vervolg van dit spannende verhaal niet te schrijven.

Hen, ook wel vrouwelijke kip genoemd.

Gender inclusief schrijven is betuttelend en paternalistisch, en helpt nauwelijks om minderheidsgroepen of individuen een gezicht of een stem te geven, sterker nog, het polariseert. Tegenwoordig is het bon ton of zelfs bijna een beredenerende reflex van bedrijven om richtlijnen op te leggen die spreek- en schrijftaal aan banden leggen in de hoop om de werkelijkheid er anders te laten uitzien.

Dat woorden als n***, laaggeschoold, slaaf, blank, gezond verstand, gestoord, achterlijk, debiel, stom, flikker, allochtoon etc. niet helpen om verbindend te communiceren en best vermeden worden behoeft geen uitleg. Laat ons aub de vrijheid om ‘gezond’ verstand (excuseer het adjectief) te laten primeren. Het gender inclusief taaldebat krijgt echter een buitensporig grote dimensie wanneer dat nieuwe taaladvies me straks zelfs zal verbieden te zeggen dat, ‘X% van de vrouwen al grensoverschrijdend gedrag ondervond’, maar me zal adviseren te zeggen dat ‘X% van de mannen grensoverschrijdend gedrag stelt.’

Maar het stopt hier niet. Adjectieven of zegswijzen die verwijzen naar vaardigheden of beperkingen zullen niet langer toegestaan zijn. Uitdrukkingen als ‘dovemans oren, blind zijn voor, op de zwarte lijst staan, ergens grijs haar van krijgen, uit de oude doos komen, bevatten namelijk woorden die door de taalcipier straks uit ons toekomstig taaleigen zullen gecanceld worden.

Wanneer het ook nog de bedoeling is om woorden te mijden waarin het geslacht ‘heer’ of ‘man’ voorkomt (‘aan de man brengen’, ‘zijn mannetje staan’ …) en om mensen niet langer met ‘mijnheer’ of ‘mevrouw’ aan te spreken, is er volgens mij meer dan één man overboord. Wie meent om zich met deze betuttelende taalcensuur de vrijheid te mogen toe-eigenen en in te mogen grijpen op iemands taal en expressie, is niet alleen wel heel erg bemoeiziek, het voelt bovendien aan als heel erg grensoverschrijdend.

Wanneer je in een bedrijfscontext geconfronteerd wordt met nieuwe woorden zoals diversiteit, gelijkwaardigheid en inclusie is de kans redelijk groot dat volgende slogan je voor de voeten wordt geslingerd.

‘Diversiteit is gevraagd worden voor het feest, inclusie is ten dans gevraagd worden’. 

Als ik zulke quatsch hoor gaan mijn trommelvliezen bol staan en heb ik heel erg het gevoel dat een loopje genomen wordt met mijn empathisch denkvermogen.  Ogenschijnlijk suggereert deze quote gelijkheid en gelijkwaardigheid terwijl hij net vertrekt vanuit een zeker meerderheids-minderheids denken en vanuit dominantie.

Immers, mensen die de organisatie van het feest op zich nemen zijn helemaal niet gelijk aan de gasten die op het feest uitgenodigd werden om mee te slurpen aan de nectar van de onzin.  Zij kiezen immers de feestzaal niet. Zij bepalen niet mee waaraan het feestbudget gespendeerd wordt, wie de plaatjes draait, wat de dresscode is of waar de slingers mogen hangen.

Wanneer men gemarginaliseerde groepen de illusie geeft mee te mogen doen in bestaande machtsverhoudingen, maakt men ze deelgenoot en lotgenoot van de achteruitgang van gelijkheid. Diegenen die deze richtlijnen en petit-comité bedenken verliezen dikwijls de vooroordelen en hun persoonlijk bias uit het oog. Nota bene, die vooroordelen waartegen ze zich in hun opgedrongen charters willen verzetten. Dat ruikt naar hypocrisie en naar zelfverheerlijking maar wat erger is, de nieuwe taalregels polariseren. Ik stel me dan ook luidop de vraag of men met dit doorgeslagen DE&I-verhaal niet net het tegenovergestelde bereikt van datgene wat men beoogde namelijk verbinding, gelijkwaardigheid en aanvaarding.

Laat ons elkaar in dit taaldebat geen Liesbet of geen zij/haar/hij/hem/hun/hen noemen, want een hen is per slot van rekening en zo lang het in de dikke Van Daele staat, nog steeds een vrouwelijke kip. En een haan kraait elke morgen op de mesthoop.

Beslagen raspaard

Over welke eigenschappen moet een politieker heden ten dage beschikken om dat beroep met verve uit te oefenen? Ik was daar gisteren in de late uurtjes mee bezig. Niet dat ik zelf ambitie in die richting koester maar ik vroeg me dat gewoon af.  Zoals je weet vraag ik me wel meer onbenullige dingen af wanneer de dag voor de nacht wordt ingeruild.

De eerste belangrijke eigenschap waarover een politicus volgens mij moet beschikken is overtuigingskracht. Van die leest moet een politieker geschoeid zijn, beslagen als een raspaard. Het maakt niets uit of hij hele leugens of halve waarheden verkondigt. Doet hij het met overtuigingskracht, de kans is groot dat hij een aanhang aanspreekt en die de leugen als nieuwe waarheid overneemt.

Naast overtuigingskracht moet de doorwinterde volksmenner beschikken over de gave van het woord. Niet zozeer om vragen pertinent te beantwoorden maar om dat ongemerkt en met veel bravoure naast de kwestie te doen. Luisteren moet hij ook kunnen, of althans hij moet indruk wekken dat te kunnen. Hoe verklaar je anders dat geen enkele politieker in staat is zijn opponent te laten uitspreken, nimmer of te nooit! Naast deze gaven moet hij kunnen slijmen, budgetteren, paaien, overleggen, besturen, moed hebben, kritisch zijn, oplossingsgericht handelen. Kortom hij is of halfzot of geniaal.

Halfgek zeg ik want, gesteld dat iemand over al deze eigenschappen beschikt en zo begaafd is, ga je dan in de politiek? Ik stel me die vraag luidop. Als je al deze waardevolle en nobele kwaliteiten in eigen beheer hebt en je kan ze allemaal botvieren op een zwijgende massa die jou op je woord gelooft, dan word je toch gewoon schrijver, of ondernemer? In elk geval ga je dan toch iets anders trachten te doen, iets waarmee je een verschil kan maken?

Omdat ik te lui ben om cijfers uit te pluizen, doe ik een wilde slag in het water. Luister een minuut. Om en bij de negentig procent van waar de staat haar inkomsten haalt, wordt betaald door tien procent van de belastingbetaler. En laat het nu twintig procent zijn, dan hanteer ik dezelfde tachtig-twintig regel waarmee zij zo graag beslissingen verantwoorden. De overige negentig (of tachtig) procent van de modale belastingbetaler (u en ik dus) zorgen voor tien (of twintig) procent van de staatsinkomsten. Wij doen er dus niet toe. Wij maken geen verschil.

Aangezien politici verkozen worden door mensen die er niet toe doen (u en ik dus, wie ligt nu wakker van tien procent), doen politici er ook niet toe, logische conclusie toch?

Zal ik wat verklappen? Al de nobele eigenschappen die ik hierboven aan politici toedichtte, in de veronderstelling dat ze die hebben, ze bezitten ze niet. Ze zijn er gewoon beter en leper in om hun zeven hoofdzonden te camoufleren. Hoewel ik sommigen ervan verdenk zelfs dat niet meer te doen. Ze, liegen, bedriegen, verhullen, verdraaien, verbrodden, verbrassen met veel of weinig hypocrisie, soms zelfs met een klein beetje corruptie en misleiding. En neen ik ga er geen voorbeelden bij geven, denk er voor een minuut zelf maar eens over na.

Daarom zijn politici niet te vertrouwen, en hun partijprogramma’s al evenmin. Zeg nu zelf en ik ben opnieuw lui. Ik ga dus alle speerpunten van de partijen niet opsommen want ze doen er niet toe omdat er nooit één staande blijft. Er komt gewoonweg niets van terecht. Helemaal niets, nul, nada, niente.

Naast overtuigingskracht is de enige eigenschap die overblijft en waarover elke politicus beschikt, machtslust. Je kan jezelf de vraag stellen of dit een eigenschap is die noodzakelijk is om invloed te hebben, maar je kan je even goed de vraag stellen of dit een “schone” menselijk eigenschap is. Ik weet althans zeker dat ik me niet graag met machtsgeile mensen inlaat. Eigenlijk heb ik er een bloedhekel aan. Even geven ze indruk de dingen te doen om een hoger doel te dienen. Ze ogen dan, en vooral in verkiezingstijd, wel vriendelijk, vredelievend of zo, maar ze doen dit enkel met jouw stem als buit in het achterhoofd, om er zelf beter van te worden. In werkelijkheid zijn ze daardoor verraderlijk, gemeen en vooral onbetrouwbaar.

Net daarom dat ik gestopt ben hen serieus te nemen. Ze hebben zich door ons laten verkiezen. Ze hebben beleidsverantwoordelijkheden gekregen of ze zetelen in de oppositie om vandaar het politieke vuur met nog vettere leugens en bedrog helemaal op te poken. Wat is de conclusie? Wat krijgen wij ervoor in de plaats? Vul zelf maar in, wetende dat er al niet veel vet meer op het loon-vlees zit en dat er elke maand dan nog om en bij de vijftig procent van wordt afgesneden.  What’s in it for us?

Ze zullen zich verdedigen door te zeggen dat het crisis is. Mja, maar is het dat niet altijd? Oliecrisis, Dioxinecrisis, Dutroux-crisis, politiecrisis, Coronacrisis, vluchtelingencrisis, klimaatcrisis, bankencrisis, Oekraïnecrisis. Mijn pa zei altijd, als het gemakkelijk is, doe ik het wel zelf. We zitten niet te wachten op politici die gemakkelijke beslissingen nemen omdat er geen ‘onverwachte crisissituatie’ is. We hebben beleidsmensen nodig die de juiste dingen doen wanneer het wel crisis is, om de allerzwaksten te beschermen en de rijksten aan te sporen om het met iets minder te doen. We zitten helemaal niet te wachten op politici die in een konijnenpak kruipen om er hun vermeend zangtalent in te etaleren, hopende op een paar nieuwe likes en een handvol nieuwe volgers.  

Mijn stelling is dan ook: “Politici, ze doen er niet toe en mogen dus omwille van hun verborgen agenda’s in dezelfde mate beschimpt, verguisd en af geserveerd worden als waarmee zij de maatschappij door hun besluiteloosheid, zelfbediening en onwil beduvelen en kwaad doen.

Politiek voeren met de juiste moraal, zit helemaal verborgen in de heilige graal die beheerd wordt door een stel opportunisten die pretenderen te luisteren, te budgetteren, te paaien, te besturen, moed te hebben, kritisch te zijn, oplossingsgericht te handelen, terwijl ze het potje alleen maar beheren om er zelf gemakkelijk aan te kunnen blijven likken.

Politici, jongens en meisjes, van eenzelfde allooi die naast een voetbalveld in Brussel spelregels veranderen om de uitslag te bepalen.  Ze slaan je figuurlijk verrot of steken een volgende vuurpijl af.

We do what we want. No one likes us and we don’t care!

Het individu begrensd!

Er moet me iets van het hart.  Het zal me opluchten. Het was schokkend om het te zeggen. Ik wist op voorhand dat het schokkend was om het hier te schrijven maar iedereen heeft het volste recht om geschokt zijn. Niemand mag het voorrecht ontnomen worden om niet eens door woorden beledigd te worden. Niemand hoeft dit tekstje te lezen. Je hoeft het niet leuk of goed te vinden. En als je het leest en je vindt het rotslecht, hoef je er niet over te zwijgen. Je mag het me aanwrijven en je mag je erover beklagen. Je mag me er zelfs voor verwensen. Al die dingen mag je doen.  Tot daar mag je gaan en dan moet je stoppen en dan moet je zwijgen.

‘…Elke socialist is met zekerheid een luierik en waarschijnlijk een Moslim-neuker’.  ‘Het leidt geen twijfel dat elke Vlaams-Belang-er racist en wellicht een fascist is.’ ‘Het is toch de waarheid dat alle journalisten linkse ratten zijn.’ ‘Meghan Markle is zonder enige twijfel een opportunistische poen-scheppende derderangs actrice en het is aannemelijk dat Prins Harry een sloef zonder ballen is.’ ‘Laat er geen twijfel over bestaan dat Filip Joos en Frank Raes vooringenomen klootzakken zijn die het beste voor eeuwig en een dag van het scherm verdwijnen, en Mark Van Ranst en Erika Vlieghe zouden dringend langs vanachter moeten genomen door dertien met Covid19 besmette bronstige Watoetsis…’

Indien je het wenst ga ik nog even door want “Ik” heb het recht om die dingen te zeggen en te schrijven. Vrije meningsuiting is mijn grondrecht. Dat “anderen” uitlatingen zoals deze als schokkend, verontrustend of kwetsend ervaren, doet niets ter zake.  Wil de “Westerse Beschaving” en de vrijheid nog iets betekenen, betekent het zeker dat men het recht moet behouden om dingen te zeggen die niemand wil horen, die kwetsen.  Wordt me die vrijheid ontnomen, kan ik net zo goed dom en stil zijn, zoals vee naar de slachtbank geleid wordt. Persvrijheid zonder voorwaarden of schrijven zonder de beperking in toon of nuance, houdt echter ook in dat ik dit met dezelfde ongeschreven regel doe als met de afspraak dat de afstand tussen twee woorden door een spatie gescheiden moet worden. Maar taal past zich klaarblijkelijk niet automatisch aan. Taal hoeft niet aan normen of aan de waarden te voldoen van een beschaving die we ondertussen zouden moeten geworden zijn. Alles mag en alles moet kunnen, dus wees een beerput als je wil maar schrik niet dat wanneer je het deksel ervan optilt, je de rottende stront ruikt van de maatschappij die we aan het worden zijn, één die zo langzaam gist tot we niet meer kunnen ademen. 

Het is niet omdat het jouw stinkende waarheid is, dat het “de waarheid” is…

Pussy-wagons in Antwerpen

Of Antwerpen dan wel Rotterdam zich tot grootste Europese zeehaven van Europa mag kronen is een manier om dit opiniestuk te beginnen maar heeft in al wat hierna volgt evenveel belang, als het feit of Kevin De Bruyne nu straks, wel of niet meespeelt in de Nationsleague-wedstrijd, Denemarken – België. Dat de Antwerpenaren de haven van Rotterdam wellicht als ‘De Parking van de Zeehavens’ beschouwen, doet dus nu even niet ter zake. Laat ons het er gewoon over eens zijn dat de Antwerpse haven met zijn overslagcapaciteit van ruim 200 miljoen ton tot één van de grootste van Europa behoort. Dat via die havenpoort op Europa af en toe een pakje wiet wordt binnengesmokkeld zal dus niemand verbazen.

Hoewel t’ Stad, zich een tijdje in een lockdown bevond, was de drugsmaffia dat allerminst. Zo werd in de eerste helft van het jaar maar liefst 28 ton cocaïne onderschept, aldus Kristian Vanderwaeren, administrateur-generaal van de Douane en Accijnzen. Dat de het witte poeder van de drugsmaffia in de binnenstad opduikt om daar een afzetmarkt te zoeken is logisch want in het bruisend uitgangsleven is een feest nu eenmaal geen feest meer zonder een sneeuwstorm in de neus.

Van film ken ik niets, maar wat ik wel weet is dat filmscenaristen zich dikwijls beroepen op bestaande feiten om hun prent inhoud of geloofwaardigheid te geven. Maar zo niet in Antwerpen, want daar lijkt het tegenovergestelde aan de gang. Dat blijkt uit de berichtgeving van VRT NWS waar gemeld wordt dat verschillende drugsbendes met man en macht op zoek zijn naar een drugscrimineel, die grote partijen cocaïne zou zijn kwijtgespeeld. Dat geweld in die speurtocht niet geschuwd wordt, bewijzen de kogels en de granaten die de afgelopen dagen in de koekenstad rond de oren vlogen. Je zou bijna vermoeden dat de film, Patser van Adil en Billal in het echt wordt opgevoerd, al mis ik in deze versie de frivole Badia wel, maar misschien wordt Jinnih Beels als fout-getypecaste-flik nog wel opgevoerd. Anyway om in drugs te doen, om het in je neus te blazen of om erover te schrijven moet je een beetje ‘zot in uwe kop’ zijn.

Waar je echter niet ‘zot in uwe kop’ voor moet zijn, is om vast te stellen dat de frontlinie in deze war on drugs een paar kilometer verkeerd staat. Wanneer oorlog gevoerd worden zou je er toch mogen vanuit gaan dat een historicus als Bart De Wever bij de les is. Van zijn vrienden zou hij toch al moeten vernomen hebben dat de geallieerden niet in Calais zijn geland maar wel in Normandië, maar misschien is deze vergelijking wel een ‘pantsertank op een varken’. Of toch niet? Met zekerheid weet ik dat natuurlijk niet, maar ik vermoed dat Bart De Wever liefst niet in de achtertuin van de Fernand Huts gaat rommelen om daar een beetje orde op zaken te stellen. Bon, wat ik wel weer weet is, dat er vorig jaar al, volgens Kristian Vanderwaeren (dezelfde Administrateur van Douane en Accijnzen als die van daarstraks) plannen bestonden om elke container die ‘den Blauwe Steen’ passeert, op drugs te laten besnuffelen. Alleen, is er één probleem, de investering van die ‘snuffelaar’ is een redelijk dure affaire. Die investering zou naar verluidt vele miljoenen kosten en met een federale regering in lopende zaken is het er nog niet van gekomen en in de Vlaamse regering? Ja, daar zijn ze het vergeten. Nu blijkt dat er eerst een financieringsmodel moet opgezet worden om die noodzakelijke drugssnuffelaar te betalen. Men moet het alleen nog eens worden of dat ding door Europa, Federaal, lokaal, privaat of een combinatie van dit alles moet afgedokt worden. Als de haven niet uitgemest wordt blijft het in het centrum dweilen met open kranen. Om dan maar wat sneller bliksems en granaten af te leiden, besliste De Wever om een paar Bearcats aan te schaffen. Die logge ‘patsertuigen’ hebben erg veel weg van bulldozers en zullen in de binnenstad ingezet worden tegen drugskoeriers die zich (houdt u vast) verplaatsen met snelle brommertjes. Als je het mij vraagt, had hij die brute oorlogstuigen beter ingezet, als ‘GRAAF-Machien’ om de wegeniswerken aan de Kennedytunnel wat vooruit te laten gaan.

In elk geval, nu Bart De Wever zichzelf opwerpt als de nieuwe Eliott Ness van Antwerpen, lijkt hij een nieuw aanknopingspunt te hebben gevonden met de geschiedenis al heeft hij met zijn ‘Kill Bill, pimped-up Chromed-out Pussywagons’ ook wel heel erg veel weg van Astrid Bryan.

Het juiste eind

Toen ik, net zoals jij, mijn zorgeloze vrije leven voor een lange tijd moest uitstellen naar een verre ondefinieërbare toekomst, werd ook ik door mezelf en door de nieuwe realiteit uit mijn lood geslagen. Een inzinking of depressie wil ik het zeker niet noemen maar wolkenloos was mijn hemel niet. Zo herinner ik me goed dat ik de laatste paar maanden een aantal nachten wakker heb gelegen en de slaap niet kon vatten, omdat onbevattelijke angst telkens terrein bleef winnen op opgebouwd vertrouwen. Naiëf of paniekerig zou ik me normaal gesproken niet gauw noemen, integendeel, ik geloof dat ik van nature eerder met een kritische blik naar de dingen kijk die rondom mij gebeuren dan dat ik ze zomaar voor waar aanneem. Daardoor ben ik ongevraagd, mogelijks genetisch bepaald, ook wel belast met een eindeoos rusteloze ziel. Ik hoef je niet te zeggen dat de onzekere situatie waarin we ons vandaag al een tijdje bevinden, mijn gedachten nog vaker en nog onstuimiger deed ontsporen dan dat ik dat tot dan toe van nature gewend was.

De afgelopen jaren heb ik echter ondervonden dat het voor mij persoonlijk beter is om hier, tijdig mijn volle rugzak uit te kieperen vooraleer hij me te zwaar begint te wegen. Hierdoor heb ik geleerd om op zoek te gaan naar oorzaken, gebeurtenissen of feiten die mijn dagelijks leven verzwaren. Sterker, ik denk dat de mens in het algemeen, meestal geneigd is om die dingen te verklaren, zeker wanneer ze een zware emotionele lading hebben of wanneer ze een grote maatschappelijk impact hebben. Maar misschien mag ik me niet vergelijken met de mens in het algemeen en hoef ik alleen maar voor mezelf te spreken, te schrijven in dit geval.

Ik denk dat wanneer het leven onverwacht moeilijk wordt en wanneer een directe verklaarbare oorzaak ontbreekt of wanneer er onvoldoende betrouwbare achtergrondgegevens voorhanden zijn om de dingen die gebeuren uit te leggen, er ruimte wordt gemaakt voor speculaties en eigen interpretaties die ver weg liggen van de feiten. Door de consensus te ondermijnen ontstaan de wildste hypotheses die gebaseerd zijn op geheimzinnige of fantastische theorieën die beïnvloed worden door persoonlijke overtuigingen van minder kosjere figuren, die er op de een of andere manier voordeel willen uithalen, voor zichzelf of voor het doel dat ze voor ogen hebben. Waarom anders raken mensen opeens overtuigd dat de wereld plat is, dat Hilary Clinton babybloed drinkt of dat 5G of de pharmaindustrie aan de oorzaak ligt van het Coronavirus?

Zei Friedrich Nietzsche niet ooit dat overtuigingen een grotere bedreiging vormen voor de waarheid dan een leugen? En maakt dit legendarische hystorische citaat hem dan niet tot de hevigste complotdenker ooit, omdat ik overtuigd ben dat hij het met die uitspraak bij het juiste eind had?

In ieder van ons zit er een.

Verslaving of afhankelijkheid? Al hebben die twee woorden een andere bijklank, in mijn ogen betekenen ze net hetzelfde. Ze roepen bij vele mensen weerstand op, omdat ze beladen zijn met taboe, met vooroordelen en met ontkenning. Deze zomer vierde ik mijn negende verjaardag. Ik druk me expres zo uit, omdat het echt zo aanvoelde. Mijn leven kreeg pas weer betekenis toen ik gestopt ben met het leven zelf weg te drinken. Langer dan dertig jaar heeft het geduurd vooraleer ik mijn mening over alcohol en drinken in de juiste richting kon bijsturen. Vandaag is mijn kritiek op alcoholgebruik dan ook scherper en harder. Ik wikkel er geen doekjes meer rond wanneer ik erover spreek omdat ik mezelf als proefobject mag beschouwen en ik mezelf, mijn gedrag, mijn denken en voelen objectief mag beoordelen, zowel als drankorgel maar ook als herstellende verslaafde.

Over het gebruik of misbruik van hard drugs raken de meeste mensen het nog wel eens. Dat soort gedrag van spuiten, snuiven en roken wordt maatschappelijk en door de meeste onder ons als problematisch aanzien. Maar wist je dat er geen enkele afhankelijkheid zo ontkend wordt als alcoholafhankelijkheid? Alcoholmisbruik wordt genegeerd door onze maatschappij, onkend door onze cultuur en bijgevolg door ieder van ons niet als niet problematisch en dus als normaal beschouwd, omdat het “erbij” hoort. Alcoholafhakelijkheid wordt ten onrechte nog vaak alleen maar geassocieerd met dakloze zwervers die hun dag op straat doorbrengen en samenklitten op ranzige plaatsen om er samen, van ‘s morgensvroeg tot ‘s avondslaat halveliterblikjes bier of goedkope wijn uit kartonnen pakken te drinken om verder geen enkele maatschappelijk rol van betekenis meer te spelen. Toen ik nog dronk, vergeleek ik mezelf ook altijd met de anderen, met “de anderen” die meer dronken dan ikzelf. Ik vergeleek me dan ook met de zatte straatzwervers die ik hieboven beschreef. Om mijn eigen gedrag met die vergelijking te minimaliseren kwam ik tot de verkeerde conclusie dat ik (nog) geen probleem had omdat ik alles nog bezat. Ik had toch nog een vrouw en kinderen en werkte toch nog. Misschien dronk ik alleen wat veel, maar daar deed ik buiten mezelf toch niemand kwaad mee? Wat ik mezelf niet vertelde was dat die mensen met wie ik mezelf vergeleek wellicht vroeger in hun leven ook moeten gedacht hebben dat ze (nog) geen probleem hadden en dat ze met hun drinken niemand kwaad deden, maar daar wel zo lang mee zijn doorgegaan tot ze niet meer konden stoppen en alles, zelfs hun menselijke waardigheid, kwijtspeelden aan een halveliterblikje of een karton wijn.

De dingen en de trucs waarmee toen ik mijn afhankelijkheid verdoezelde zijn herkenbaar omdat ze universeel zijn voor iedereen die zich ik de gevarenzone bevindt. Ik heb niet de pretentie om afhankelijkheid te meten aan het aantal glazen per dag of per week. Ik heb niet de kennis om drinken door vrouwen anders te beoordelen dan drinken door mannen. Ik kan niet zeggen dat te veel sterke drank erger is dan te veel pintjes drinken. Wat ik wel uit eigen ervaring kan zeggen en wat ik met zekerheid weet, is dat ik mijn overmatig drankgebruik altijd heb ontkend en dat ik de hoeveelheden die ik binnengoot altijd heb geminimaliseerd, tegenover mezelf maar zeker ook tegenover anderen, of ik schepte erover op wanneer ik me in het “juiste gezelschap” bevond. Ik wist ook dat ik diep van binnen niet content of fier was met het feit dat het steeds opnieuw uit de hand liep en dat ik niet meer in staat was om een maat te houden. Ik betrapte me erop dat ik in gedachte en in ‘t geniep jaloers was op mensen die wel “sociaal” konden drinken. (Al bestaat die term nu in mijn ogen niet meer). Ik merkte ook dat ik een ongezonde relatie had opgebouwd met mijn drank die langzaam maar zeker de greep op mijn leven(r) begon over te nemen. Opeens en zonder duidelijke verwittiging bevond ik me in een destructieve machtsrelatie waarin ik hulpeloos en krachteloos in een soort van weerloze slachofferrol werd geduwd, niet meer in staat grip te krijgen of weerstand te bieden. Langzaamaan begon ik het leven te ondergaan waarin het drinken van wijn en bier een doodnormale gewoonte werd, zoals douchen en ontbijten. Elke gelegenheid, of het nu een begrafenis, een huwelijk of een babybezoek was, was steeds de juiste om het helemaal uit de hand te laten lopen. Bij alles wat ik deed – ik kon zelfs het gras niet meer maaien om mezelf nadien met minstens drie pinten te “belonen” – kwam alcohol te pas, tot ik ermee opstond en ik ermee ging slapen. Ik dronk als het goed ging en ik dronk als het slecht ging en omdat het een gewoonte geworden was deed ik het ook op alle andere momenten. Ik overschreed mijn eigen grenzen en die van anderen. Ik loog en bedroog, werd dik, pafferig en lelijk. Ik stonk en ademde uit al mijn zintuigen lusteloosheid uit. Mijn energiepijl daalde en mijn zelfbeeld ging mee de dieperik in.

Wat ik eigenlijk wil zeggen is dat mijn alcoholprobleem ook ontstaan is door het ontkennen ervan, door het te verdoezelen en door het te minimaliseren. In het begin door het af te meten aan normen van alcoholtests die je her en der op het internet vindt, om dan net onder het toelaatbaar aantal glazen te blijven, of door ze iets groter in te schenken, nadien om me te vergelijken met de metro-zwervers en te besluiten dat ik geen probleem had. Ik wil alleen maar zeggen dat de problematiek van alcoholisme en de afhankelijkheid ervan, meer aandacht verdient dan een maatschappelijk oordeel over straatzwervers om er ons eigen drankgebruik mee te minimaliseren, want een alcoholist houdt zich schuil in ieder van ons!

Daarom moeten negers weg!

Mocht de mogelijkheid bestaan dat één ‘neger’ door één standbeeld te slopen ooit een ‘blanke’ zou kunnen worden, ik ben zeker dat Michael Jackson, Mount Rushmore al lang met de grond had laten gelijk maken.

Vooraleer controverse ontstaat over de woorden ‘neger’ en ‘blanke’, Halt!

Alvorens sommige fanatieke witten (de blanken) hun persoonlijke ‘Vlaamse culturele vrijheid van meningsuiting’ veilig willen beginnen stellen door moord en brand te schreeuwen omdat hun cultuur bedreigd wordt omdat het n-woord uit het taaleigen zou kunnen geschrapt worden. Specifiek voor hen wil benadrukken dat met het ‘n-woord’, een persoon bedoeld wordt die van nature een donkere huidskleur heeft en Afrikaans van oorsprong is en dat de betekenis niet moet worden gevonden in het n-woord dat dikwijls in Amerikaanse B-films denigrerend gebruikt wordt. Voor de volledigheid en voor de andere doelgroep wil ik verduidelijken dat met het ‘b-woord’ een persoon bedoeld wordt die van nature een bleke of pigmentarme huidskleur heeft en zichtbaar Europees van oorsprong is, al zou ik hem voor hetzelfde geld ook als ‘kleurloos’ of als ‘verbleekt’ kunnen omschrijven. Het is maar dat we mekaar goed begrijpen wanneer we zouden besluiten om elkaar voortaan verder als ‘neger’ of als ‘witte’ te blijven aanspreken, afhankelijk of je als ‘blanke’ dan wel als ‘zwarte’ geboren bent, in Afrika dan wel in Europa. Of is het allemaal niet zo eenvoudig?

Niet dus, want de definities van ‘zwart’ en ‘wit’ rammelen op zich al zo hard als lege blikken op een zinken dak tijdens een storm , want ervan uitgaan dat ‘blanken’ Europees zijn en ‘zwarten’ Afrikaans is door de realiteit achterhaald door pakweg Romelu Lukaku, Harry Belafonte of Michael Jackson en Beyoncé en bij uitbreiding door alle andere wit-Europese-Amerikanen wiens voorvaderen het land waarop zij leven van de Indianen stalen. Over de kleuren van de rassen kan echter niet gediscussieerd worden, hoewel sommige blanken uit het Noorden er soms iets roziger uitzien dan hun donkerdere soortgenoten uit het Middellands zeegebied, om de vergelijking in Europa te houden. En dan heb ik het nog niet gehad over de gekleurde mensen die qua tint toch ook niet allemaal eender zijn. Zij komen namelijk ook voor in alle schakering variërend tussen donker- en lichtzwart.

Mijn leeftijdsgenoten en ikzelf zijn van een generatie die het over ‘negers’ had wanneer de zwarte medemens, in welke kleurschakering dan ook, bedoeld werd. Mijn hele jeugd kreeg ik het flink ingepeperd dat ik mijn bord moest leegeten omdat de ‘negertjes in Afrika (er werd dan nog -tjes aan toegevoegd) geen eten hadden. In het college moest ik zilverpapier sparen voor de missieposten van ‘pater masturbi’ en ‘zuster menstrua’ die zichzelf, in naam van Jezus, als doel hadden gesteld om de ‘zwartjes’ met onze godsdienst lastig te vallen. ‘Negers’ dus en ik moet grif toegeven dat mijn kinderen, wat dat onderwerp betreft, sneller fijnbesnaard werden dan ikzelf. Om niet te zeggen dat ze zich heel lang gestoord hebben aan mijn oubollig woordgebruik. Meermaals zei mijn jongste zoon, ‘Papa, ‘neger’ (niet dat hij mij toen met ‘neger’ aansprak), ‘neger’ dat is racistisch taalgebruik.’ Omdat ik de naam van racistisch vader niet achter mij aan wou slepen, begon ik erop te letten om vanaf dan het woord ‘zwarte’ te gebruiken. Vanaf dat moment was het ‘zwarte’, terwijl mijn brein ‘neger’ bleef roepen omdat ikzelf ‘zwarte’ als meer discriminerend percipieerde dan ‘neger’. Het benoemen van de kleur van een mens was in mijn ogen net meer beledigend en nog meer een illustratie van misplaatse superioriteit en discriminatie. Ik zeg toch ook niet ‘gele’ tegen een Aziaat of ‘bruine’ tegen een Indiër ook al kunnen die soms behoorlijk zwart zijn. Moet om een volk te benoemen, kleur dan per se als primaire menselijke eigenschap benadrukt worden als je daar zelf niets kan aan doen of kan aan veranderen? Net zoals je als man of vrouw geboren wordt al kan je tegenwoordig al gemakkelijker van gender-jas veranderen als de juiste dingen afgeknipt en omgezoomd worden.

Enige tijd geleden gooide ik mijn zwart-wit-dilemma voor de voeten van een Vlaamse donker-gepigmenteerde medemens die hier geboren en getogen is en wiens dialect liet uitschijnen dat ze uit een achtergesteld gedeelte van Vlaanderen afkomstig is. Wie het was, doet niet ter zake maar het kostte haar niet veel moeite om mij als overtuigde ‘negermisbruiker’ in het zwart-witdebat tot een andere inzichten te brengen. Met een paar simpele voorbeelden deed ze dat. Nadat ze naar mijn ‘negerverhaal’ geluisterd had zei ze, Jan stel je eens voor dat er niets aan je verleden verandert. Je jeugd, je studies, het gezin waarin je opgegroeid bent, je lief en je kinderen alles blijft hetzelfde. Alleen vanaf nu moet je als zwarte door het leven. Maar geen paniek. Ook aan het leven dat je nu leidt verandert niets. Vrouw, kinderen, je werk en hobby’s, alles blijft zoals het nu is. Je blijft exact dezelfde persoon als wie je daarvoor was. Met dien verstande dan, dat als je toevallig een verkeerde Suske en Wiske-album vastneemt, het je zal opvallen dat de jouwen, steeds stereotiep blootsvoets, met Zoeloe lippen en in een strooien rokje worden voorgesteld. In de geschiedenisboeken zal je merken dat je voorouders op de wereldtentoonstelling van ‘58 als bezienswaardigheid of curiositeit werden voorgesteld, soms nog in een kooi. En aan je voelsprieten zal je merken dat mensen je subtiel minder aux-serieux nemen omdat jij toevallig een tintje donkerder kleurt dan diegene die als blanke het woord tot je richt. En als je dan niet als zwarte piet wordt afgeschilderd word je wel benaderd als iemand om medelijden mee te hebben of word je subtiel vermeden of gehaat omdat je in de zwarte kleurenminderheid zit, langs de verkeerde kant van wat als juist, als goed of als niet gevaarlijk wordt aanzien.

Wanneer ik dan in een meme op internet geconfronteerd wordt met zwarten die op dezelfde manier weggezet worden als bavianen die in het Krugerpark in Zuid-Afrika een wagen plunderen, alleen met de bedoeling om dat beeld als universeel gedrag van alle zwarten te extrapoleren, denk ik dat het is hoogtijd dat ‘negers’ in die betekenis van dat woord er uitgaan. Of althans dat aan de grondslag van dit potentieel ‘subtiel’ racisme paal en perk gesteld wordt. Of daarbij het standbeeld van die scheve monarch moet sneuvelen is een beslissing die ik met plezier overlaat aan die mensen die we al honderden jaren den duvel aandoen.

Brood en Spelen.

Panem et cricenses’ of te ‘Brood en spelen’. Deze legendarische woorden zijn geschiedkundig erfgoed of zouden dat moeten zijn. Ze komen uit de mond van de Romeinse criticus Juvenalis. Meer dan 2000 jaar geleden hekelde hij met deze sarcastische uitspraak het verval van het Romeinse Rijk. Door ‘brood en spelen’ te roepen, schimpte hij op de elite en probeerde hij het plebs diets te maken dat het oogkleppen ophad, stekeblind was, zich liet onderdrukken en niet verder keek dan de neus lang was.

Lang voor Juuzekes tijd en toen God nog niet geboren was, was kwaliteitsvol levensonderhoud in Rome veel te duur en lag het bestuur op apengapen. Hierdoor trokken onze ‘Omeinense kameraden krom van honger en dorst en heerste er in het hele Rijk wrevel en onvrede. Om het volk te sussen organiseerde Juul-Cezaar, paarden- en wagenrennen en bloederige gevechten tussen dieren en mensen. Op deze Romeinse Happy-Hours kreeg het plebs gratis brood en wijn toegestopt zodat ze zich niet te fel zouden roeren over maatschappelijke problemen. Ik hoef dat allemaal niet uit te leggen want deze praktijken zijn cultureel en geschiedkundig erfgoed, toch?

Tot spijt van wie het benijdt, zijn de Romeinse Keizers allemaal ‘ad patres’. Toch drukt een deel van onze politieke elite zich vandaag nog heel graag uit in de taal van de Keizer die net zo dood is als de Keizer zelf. Mocht echter door de huidige politieke elite enkel de Latijnse taal gerecycleerd worden, ik zou dat nog kunnen kwalificeren als een eerbetoon aan cultureel, geschiedkundig en politiek erfgoed, maar bon ze hebben besloten om een stapje verder te gaan. ‘Abusus non tollit usum.’

Aangzien Juvenalis net zo dood is als Juul Cezaar, zal ik het maar roepen.

‘In vino veritas’. In wijn zit waarheid’, wellicht opent, daarom de Horeca morgen haar deuren. Hopelijk zal het staminee dan inspiratiebron zijn voor meer maar vooral voor beter inzicht. Begrijp me absoluut niet verkeerd. Ook ik snak naar koffie en gezelschap op een gezellig terras want net als het Romeinse Rijk toen ligt de Horeca nu op apengapen en kan deze best wat steunmaatregelen gebruiken. Maar als de economische relance in het algemeen en de opwaardering van de zorgmaatschappij in het bijzonder, alleen moet komen van een BTW-verlaging en van wat drinkgeld voor het plebs neigt deze maatregel naar ‘Brood en Spelen.’

‘Ad Fundum’ of ‘Ad Libitum’ maar doe zoals Juvenalis en kijk verder dan je neus lang is!

Tuig met een das

Beste teerbeminde Vlaming, wie ik een warm hart toedraag,

Mag ik me even tot U wenden met dit kort briefje. Ik ken U niet persoonlijk maar hoop stellig dat U het goed maakt en dat U en uw naasten gespaard zijn gebleven van groot Corona-onheil. Mocht dat niet zo zijn, spijt me dat. Toch ben ik overtuigd dat U hoop, moed en kracht zal vinden en dat U goed omringd bent om de last te dragen en uit het dal te klauteren. Want, wij Vlamingen kunnen dat. Wij zijn veerkrachtig en kunnen wel wat tegenslagen aan. Wij zijn niet de eerste de besten. Caesar zei dat al. “Die Galliërs” want zo noemden hij ons toen, “dat is een taai volkje.”

Taai zijn we maar boos kunnen we ook zijn.

Ik ben het alleszins. Sterker nog, ik kook want als ik zie hoe de regering bij monde en gratie van het N-va, “het nieuwe normaal” tracht vorm te geven, wint bij mij boosheid het van vrolijkheid.

Nochtans, toen ik vanmorgen mijn ogen open sperde had ik niet de intentie me op enige gramschap te laten betrappen. De negatieve krantenberichten zouden niet de kans krijgen om mijn humeur te besmeuren omdat ik vast besloten had ze niet te lezen.

Tot daarnet. Meer uit verveling dan uit interesse (mijn gramschap weet je wel), heb ik in een onbewaakt moment toch de dagelijkse tijding opengeslagen. Na twee krantenkoppen had ik al meer zin om er mijn barbecue mee aan te steken dan om me er als plichtbewuste burger verder mee te informeren. Uiteraard moet het vandaag gaan over relance-maatregelen om ons dagelijkse leven min of meer terug te winnen en te bekostigen. U en ik hebben namelijk al lang genoeg in ons kot op elkaars lip gezeten.

Maar de krant dus. Toen ik ze openvouwde en van mijn koffie slurpte las ik bij monde van Jan Jambon volgende uitspraak in vette rode letters: “Alleen bedrijven die voor de Corona-crisis gezond waren, moeten we er met steunmaatregelen door trekken.” Ik kon een frons nog net onderdrukken want ik ben van mening dat bedrijven in moeilijkheden ook nog bijdragen aan de economie van dit Vlaamse land maar soit, ik ben geen minister-president en kan me zulke uitspraken niet permitteren. Maar mijn mond viel helemaal wagenwijd open toen ik de uitspraak van Ben Weyts, nota bene minister van onderwijs onder de ogen kreeg. “Voorrangsregels voor Vlaamse kinderen in de rand.  Geen tijd en energie verspillen aan inefficiëntie”.  

Nu kan je als overtuigd Flamingant fel gekant zijn tegen transfers naar Wallonië. Je mag voor mijn part Walen als luie profiteurs aanzien die liever staken dan werken maar als je maatregelen begint te faciliteren om onderscheid in kinderen in stand te houden, alleen maar omdat ze niet de taal spreken die jij graag hoort, ben je tuig met een das, niet waardig om een politiek ambt uit te oefenen en zeker niet dat van minister van onderwijs. Weyts ga je mond spoelen met bruine zeep en laat je hersenen in een keer mee spoelen.

U, beste Vlaming, U weet wel beter. U beseft wellicht ook dat de slinger een beetje naar de verkeerde kant is doorgeslagen. U neemt uw wensen niet voor waarheden en U beseft ook wel dat relance niet alleen zal komen van economische groei die onzeker is. U beseft ook wel dat we misschien best wat aandacht en centen besteden aan zorg en klimaat en dat voor wat het economische groei betreft, de sky de limit niet meer hoeft te zijn. U beseft ook dat kansarme kinderen geen voorrangsregels vragen maar gewoon dezelfde behandeling als Vlaamse kinderen in de Brusselse rand zodat zij ook op een laptop aanspraak kunnen maken al ben ik nog niet zeker of er centen genoeg zullen overschieten om de internetverbinding te kunnen bekostigen.

Ik leef op hoop.

Wordt het niet tijd dat de oudere generatie tot besef komt dat de jongeren zich op economisch en op vlak van mentale gezondheid aan het opofferen zijn? Is het niet hoogtijd dat ouderen inzien dat zij en alleen zij, hoofdzakelijk verantwoordelijk zijn voor de economische last van deze coronacrisis en dat de jongeren in onze maatschappij het grootste slachtoffer dreigen te worden? Is het niet normaal dat de factuur van de crisis wordt doorgeschoven naar die generatie die er ‘verantwoordelijk’ voor is.  Deze uitspraken komen niet van mezelf maar van ene Jan-Emmanuel De Neve, een vreemde snuiter die door het leven stapt als gezondheid- en gelukseconoom, die lesgeeft aan de universiteit van Oxford en advies geeft aan de Britse regering. Ik prijs me gelukkig dat ik niet belast ben met een diploma gezondheid- en gelukseconomie en bijgevolg niet hoef na te denken over Coronacrisisfacturen en welke generatie de maatschappij daarin het meeste last bezorgt. Wie de baten verschaft of wie vanaf een bepaalde leeftijd economisch niet interessant genoeg meer is en rijp is om geliquideerd worden. Niet dat ik het niet eens ben met het vervuiler-betaalt-principe maar waar begint of waar eindigt de gedachte dat mensen vanaf een bepaalde leeftijd (en die van nature een groter gezondheidsrisico vormen dan de jonge generatie) de factuur gepresenteerd krijgen van deze crisis? Jan-Emmanuel De Neve dus, ik had er tot op vandaag nog niets over gehoord of en nog niets van gelezen maar ik kan niet anders dan te walgen van zijn van-de-pot-gerukte ideeën. Mocht zijn voorstel bij beleidsmensen niet op een koude steen vallen, staan we voor maatregelen die alles weg zullen hebben van een oneerlijke maatschappelijke afrekening. Als zijn maatschappijvisie in de praktijk gebracht wordt, zijn we maar een steenworp verwijderd van een beleid waar met roedenbundels en slogans van frustratie en wanhoop, generaties en groepen van mensen tegen elkaar zullen worden opgezet om te zoeken naar een ingebeelde gemeenschappelijke publieke vijand die moet opgeofferd worden.

Oorlog en crisis brengen het slechtste in de mens naar boven. Ik maak me daar al lang geen illusies meer over maar ik kan maar hopen dat de beste man zich vandaag diep schaamt over zijn ontspoorde gedachte en dat wij als samen en als samenleving (in de meest strikte zin van dat woord) een menselijker en meer solidair antwoord kunnen geven om het hoofd te bieden aan de gevolgen van deze wereldwijde pandemie.  Ik leef op hoop maar niet door uitspraken van een schertsfiguur als Jan-Emmanuel De Neve!

Ideologisch misbaksel

“Laat het hoofddoel van een ideologische strijd nu niet zijn om ervoor te sterven. Soms is het gewoon veel handiger om een beetje geduld te hebben en te wachten tot je tegenstanders dat zelf doen.”

Stel dat ik vandaag en uitgerekend op1 mei afgunst, winstbejag, egoïsme, eigenbelang en een nog een paar andere adjectieven waar ik even niet opkom, uit de wereld zou kunnen verbannen, zou socialisme dan morgen niet even overbodig zijn als ikzelf?

En wordt een lacune van de ideologie van je tegenstander dan niet de enige reden van bestaan van diegene waar je zelf supporter van bent? Is het in die logica dan niet vanzelfsprekend dat we onze tegenstander dan precies helemaal voor onszelf willen omdat we anders onze eigen identiteit en rechtvaardiging dreigen kwijt te spelen? Vijandigheid en nijd uit eigenbelang!

Grootdenkers zijn het erover eens dat dat de ingebakken gemeenheid of zwakte van het kapitalisme eruit bestaat dat de aardse zegeningen oneerlijk verdeeld worden.  Kunnen we het in die logica dan ook eens worden dat minderheidsdenken in het belang van de zwaksten nog een beetje bestaansrecht mag claimen? Al is het maar om de tragiek en de rampspoed een beetje eerlijker over de planeet te verdelen.

Ik pleit zeker niet voor communisme want net als bij kapitalisme worden dan mensen op dezelfde manier uitgebuit door andere mensen, maar dan omgekeerd. De rijken worden niet rijker maar de armen, armer! Dus laat ons even geduld hebben tot die tegenstrijdige ideologieën elkaar hebben uitgeroeid zodat op de ruïne van die misbaksels iets nieuws kan ontstaan.  Misschien noemen we het dan wel solidariteit of socialisme!