Categorie: Alcohol

Leven met mezelf!

Misschien betekent vooruitgaan en stappen zetten in het leven soms noodgedwongen achteruitblikken en terugkijken naar het verleden. Mensen, waarmee ik aan het begin van mijn alcoholstruggle van gedachten wisselde, probeerden me uit te leggen dat het heden gemaakt wordt in het verleden. Heel lang begreep ik niks van wat ze daarmee bedoelden. Leven uit het verleden leek me eerder een bijzonder onaangename bezigheid. Tot dan toe had ik nèt geprobeerd om dat verleden uit te wissen alsof het nooit had bestaan. Terugblikken naar wat ooit een beschamende realiteit was, deed me huiveren en mijn lichaam verstijven als dat verleden te dichtbij kwam. Beklemende schaamte, je kent het wel!

Het was alsof ik me in twee tegenovergestelde werelden bevond, een nieuwe, onbekende waarvoor ik gekozen had en een andere die vertrouwd was maar waarin ik niets terugvond om fier over te zijn maar die er zich telkens en zonder toestemming te vragen steeds opnieuw probeerde tussen te wringen.

Toen ik, nog niet zo heel lang geleden, diep in het verleden peuterde en te lang naar de flashbacks van mijn eerste wereld keek, namen woede, schaamte, verdriet en andere negatieve gevoelens steeds opnieuw de bovenhand. De angst om met die gedachten in een donker zwart gat mee gesleurd te worden, trok als een wild-stromende rivier door mijn ogenschijnlijk rustigere leven. Soms droomde ik ervan en dan botsten die twee werelden die ik van elkaar gescheiden wou houden op elkaar, zoals water op een rots in de kolkende stroom waarin ik me probeerde drijvende te houden.

Zolang ik mijn verleden buitensloot, gaf ik bitterheid, angst, twijfel en ontgoocheling alle kansen om me te blijven achtervolgen en me te blijven opjagen. De obsessieve gedachten aan mijn zat verleden, aan de gemiste kansen en aan gekwetste mensen, namen zoveel plaats in dat er geen ruimte over was om de zin en het geluk van mijn nieuwe, sobere bestaan te (her)ontdekken.

Door de dingen van me af te schrijven en door erover te vertellen, merkte ik plots dat de mogelijkheid bestond om me te ontdoen van de naargeestige gedachten die ik tot dan toe had meegezeuld als een rugzak vol met stenen. Met het verstrijken van de tijd, en met elke nieuwe sobere dag kon ik mijn brein opnieuw programmeren zodat oude gewoonten vervaagden en plaats konden maken voor nieuwe.

Ik kwam eindelijk tot inzicht dat ik niet de hele tijd gevochten had tegen de dingen die waren gebeurd. Neen, ik had de hele tijd gebokst tegen zaken die niet waren gebeurd maar hadden moeten gebeuren.

Lange tijd heb ik de fles keuzes laten nemen zodat ik ze zelf niet hoefde te nemen. Door dat vluchtgedrag heb ik mezelf enorme kansen ontzegd. Ik kan me daarover zolang beklagen tot ik een punthoofd heb maar het heeft geen enkele zin om bij die enge gedachte te blijven stilstaan of om er verbitterd over te blijven. Helpt het me of belemmerd het me? Het zijn twee belangrijke vragen die ik me nu af en toe durf te stellen.

Drank had me zonder moeite alles kunnen ontnemen maar dat is niet gebeurd. Over één ding ben ik uiteindelijk de baas gebleven en ik ben fier en prijs me gelukkig dat hij me dat laatste restje menselijke vrijheid niet heeft kunnen ontnemen. Het was de keuze om vrij te zijn, de keuze om te kiezen, en die keuze heeft mijn leven bepaald.

Dit inzicht is alleen maar kunnen ontstaan door nuchter te praten met mensen die een gelijkaardige weg hebben afgelegd. Om ervan te leren en om er moed uit te putten. Het helpt me nog steeds enorm vooruit om over mijn angsten en twijfels te getuigen zodat ik er doorheen kon stappen.  Gesprekken geven me inspiratie en nieuw besef zodat ik er verhalen kan over blijven vertellen. Expressie lijkt dan toch het tegenovergestelde van depressie, of hoe zeg je dat?  

Met het inzicht verworven dat ik niet alleen sta met mijn probleem, kan ik de slachtofferrol van me afgooien. Ik zie nu in dat lijden in al zijn aspecten bij het leven hoort zoals ademen, eten en slapen.  Ik kom er elke dag achter dat het slachtofferschap ook een keuze kan zijn. Voor mij is het een ongewenste optie die niet meer bij mijn leven hoort. Ik probeer er ver van weg te blijven. Ik weet dat de volgende gedachte alles behalve nederig klinkt, misschien zelfs een beetje hoogdravend maar ik ben zeker dat ik de enige persoon op deze kluit ben die in staat is om van mezelf een slachtoffer te maken. Zelfbeklag is namelijk een passieve emotie die ik heel goed ken.  Die negatieve emotie heeft me veel te lang helemaal doen terugplooien op mijn eigen ellende. Ik legde de oorzaak uit gemakzucht bij externe factoren of bij andere mensen zodat ik zelf geen verantwoordelijkheid moest opnemen. Op een helder moment en na en inspirerende babbel met de juiste persoon, kwam ik erachter dat ik onmogelijk in de schaduw van mijn verleden kon blijven staan om me daar vervolgens te beklagen dat ik de zon niet meer kon zien. Ik gaf mezelf toestemming om me te ontdoen van mijn twijfels, van mijn negatieve zelfbeeld, van opgedrongen verwachtingen en van de last van mijn verleden.  

Voortaan mag ik helemaal mezelf zijn en dat feit is op zich een verrassing, omdat ik dagelijks mag ervaren dat met die gedachte best te leven valt. Dat is opnieuw heel veel om nederig en dankbaar voor te zijn!

Schuiver…

Vastberaden, dat is het woord dat helemaal omschrijft hoe ik het aangepakt heb, kordaat en gedecideerd, sinds de eerste dag dat ik voor mezelf beslist had om definitief te stoppen met alcohol te drinken. Zeven jaar lang heb ik het zo goed gedaan om gestopt te blijven. In die tijd heb ik alles terugverdiend wat ik de twintig jaren voordien was kwijtgespeeld. In die zeven jaren is het me gelukt om de drankduivel een stapje voor te blijven waardoor het leven voorzichtig en met mondjesmaat teruggekeerde. Liefde, plezier, voldoening, inzicht, eigenwaarde, zelfrespect en rust waren gevoelens die ik in mezelf en samen met anderen opnieuw ontdekt had. Zonder me ongepast op de borst te kloppen, durf ik zelfs zeggen dat het me de laatste jaren niet eens grote moeite heeft gekost om gestopt te blijven. Het ging bijna als vanzelf. Tot gisterenavond. Er stond een pas geopende fles Chablis in de koelkast. Vraag me niet wat me bezielde. Vraag me niet waarom ik die aangeleerde trucs om de verleiding te weerstaan negeerde. Vraag me niet naar het waarom, want ik heb geen antwoorden.

“Een glas”, dat kan geen kwaad”, en dat was meteen het allerlaatste wat ik me van gisterenavond nog kon herinneren, toen ik vanmorgen in het ziekenhuis wakker werd van het gepiep van een hartmonitor. Ik werd beademd en in mijn rechterarm zat een infuus die leidde naar een baxter en een andere flacon, waarvan ik de inhoud niet kon aflezen. Hoe ik hier aanbeland ben en wat ik heb uitgespookt, is een vraag waarop ik het antwoord beter schuldig blijf. Ik ben hervallen en het enige wat ik zeker weet, is dat de 3,2 alcoholpromile in mijn bloed voor vele mensen fataal zou kunnen zijn. Dat heeft een dokter me zonet kordaat ingepeperd. Na al die jaren, is deze terugval de meest frustrerende en de meest vernederende ervaring die ik ooit meemaakte. De nederlaag voelt zo zwaar, en zo alles-vernietigend aan dat schuld en schaamte de enige gevoelens zijn die nog resten. Al het andere kan ik alleen maar omschrijven als zwarte doffe ellende. Ik durf niemand onder ogen komen en de verleiding om de handdoek definitief in de ring te gooien, en om mijn verslaving heel kort en hevig uit te leven, is vele malen groter dan de moed om de draad weer op te nemen. Ik wil nu dood en die beslissing is sneller, en met meer vastberadenheid genomen dan de overweging van enig ander alternatief…

Ondanks het feit dat het dakraam op een spleet staat, en het in de kamer behoorlijk koel is, schiet ik koortsachtig, badend in het zweet wakker. Mijn mond is kurkdroog en mijn slapen kloppen als boorhamers. Ik duizel en mijn hart gaat wild te keer alsof een kater in alle hevigheid woedt. In de verte vraagt iemand of ik ok ben. De stem klinkt vertrouwd, en als het licht van de nachtlamp het duister verjaagt, merk ik dat ik helemaal verward, rechtop in mijn bed zit. “Een nachtmerrie”, prevel ik angstig, nog steeds beschaamd, omdat ik niet helemaal zeker weet of datgene wat ik zonet beleefde een kwade droom of realiteit was. Bij het leeggoed dat in de bergruimte naast de blauwe pmd-zak staat, zitten geen lege flessen Chablis en vind enkel drie lege flesjes ice-tea-zero en daarmee de bevestiging die ik nodig had.

Deze schuiver, is mij niet overkomen. Ik heb hem alleen heel erg hevig in een droom beleefd. En ook al voelde het aan als het einde van de wereld, prijs ik me nu gelukkig en ben ik dankbaar dat ik in staat ben om alles opnieuw langs de positieve kant te bekijken. Want door deze ingebeelde relaps weet ik weer heel zeker waarom ik, met de eindejaarsdagen in het verschiet, dat eerste glas maar beter kan laten staan.

Covid19 en alcohol? Help!

Verslaafd aan alcohol, daar ben je toch helemaal zelfverantwoordelijk voor? Verslaafden zijn daar echt wel zelf de oorzaak van? Uitspraken als deze hoor ik ook, maar zelf ben ik daar helemaal niet zeker zo van. Toen ik een aantal jaren geleden ’s morgens een halve fles wijn nodig had om de lichamelijke bijwerkingen van mijn dagelijkse kater te onderdrukken en om mentale afhankelijkheid te bedwingen, voelde dat niet aan als vrije wil maar eerder als een pure noodzaak om de dag te kunnen beginnen. Als ik nu op die donkere periode terugblik, weet ik een ding wel heel zeker. Ik was niet zo trots op mezelf en dan druk ik me nog heel voorzichtig uit. Mijn dagelijkse realiteit was dat onweerstaanbaar hard drinken heel erg in de weg stond van elk redelijk gedrag en van normale emoties. Ik spoelde op voorhand alle ratio en gevoelens weg tot alleen zuipen nog van belang was en er niets anders meer overbleef om nog verder voor te leven. Wat ik eigenlijk wil zeggen is dat verslaafd zijn voor mij geen bewust weloverwogen keuze was. In mijn beleving is alcoholisme een ziekte die het vermogen tot zelfsturing verstoort en die mijn ingebouwd natuurlijk beloningsmechanisme helemaal tilt deed slaan, waardoor ik gedwongen op zoek moest naar artificiële mentale beloningen. Tegen deze levensbedreigende ziekte bestaat in mijn geval maar één doeltreffende remedie, ik moet het eerste glas laten staan en die keuze moet ik elke dag opnieuw maken, wil ik mezelf niet opnieuw in de vernieling drinken. Die keuze valt me niet langer zwaar omdat ik mijn leven terug gekregen heb, en ik onder geen enkele voorwaarde naar dat oude terug wil. Ik prijs me gelukkig en ik ben zo dankbaar dat ik me wekelijks met lotgenoten kan omringen en kan luisteren naar worstelingen die mij helpen om vol te houden of kan vertellen over mijn zielenroerselen die een inspiratiebron kan zijn voor anderen. Enkel door die wekelijkse bijeenkomsten blijf ik scherp op mijn onderhuids sluimerende symptomen en kan ik ze de baas blijven. Dat is levensnoodzakelijk want een alcoholist ben ik voor het leven!  Met mijn hand op het hart durf ik te zweren dat in onze wekelijkse sessies levens gered worden. Ikzelf ben daar het levende bewijs van.

Alcoholisme en verslavingen zijn thema’s die maar weinig mensen onberoerd laten, zeker nu door de covid-crisis alle sociale controle is weggevallen. Iedereen kent van ver of van dichtbij, vanuit zijn of haar eigen leefwereld wel iemand die veel te veel drinkt en die de controle kwijt is. Misschien heb je zelfs je eigen alcoholgebruik in vraag gesteld, en deed je al een zelftest om te toetsen of jouw drinken nog binnen aanvaardbare normen valt. Vele mensen slagen erin om het drinken van alcohol binnen de perken te houden, doen het niet of houden het op een paar glazen op de juiste gelegenheid. Niks mis mee, maar verschillende media schrijven de laatste dagen nogal wat bladzijden vol over stille verslaafden, over mensen die van thuis werken, een gezin hebben maar die door het wegvallen van sociale controle achter de voordeur kampen met een torenhogen, verborgen verslaving. Door de isolatie wordt gekozen voor de verkeerde vluchtroute waardoor mensen verstrikt dreigen te raken in alcohol of in andere roesmiddelen en zo over het randje van de gevarenzone vallen.

Corona is een laffe spelbreker, ook voor alcoholisten die in pril herstel zitten en die in wekelijkse meetings een laatste reddingsboei gevonden hebben. Wanneer deze uitwisseling en deze hulp door de lockdown helemaal wegvalt, is het risico niet onbestaande dat deze zieke mensen straks op dezelfde manier naar adem zullen happen als patiënten die op een covid-afdeling van hun zuurstoftoevoer losgekoppeld worden. Om de maatschappelijke nevenschade van covid te beperken, wil ik hard pleiten om zelfhulpgroepen in een heel beperkte setting en met oog voor de grootste veiligheidsvoorschriften toch te laten plaatsvinden, om die levenslijn open te laten. Bij zelfhulpgroepen zitten gezonde, bereidwillige anciens die beschikbaar zijn om in kleine groepjes van twee of drie, nieuwelingen in veilige omstandigheden te begeleiden in hun herstel en te waken dat ze niet definief over de rand vallen. Vandaag is dit echter door de strikte veiligheidsvoorschriften niet mogelijk.

In ieder van ons zit er een.

Verslaving of afhankelijkheid? Al hebben die twee woorden een andere bijklank, in mijn ogen betekenen ze net hetzelfde. Ze roepen bij vele mensen weerstand op, omdat ze beladen zijn met taboe, met vooroordelen en met ontkenning. Deze zomer vierde ik mijn negende verjaardag. Ik druk me expres zo uit, omdat het echt zo aanvoelde. Mijn leven kreeg pas weer betekenis toen ik gestopt ben met het leven zelf weg te drinken. Langer dan dertig jaar heeft het geduurd vooraleer ik mijn mening over alcohol en drinken in de juiste richting kon bijsturen. Vandaag is mijn kritiek op alcoholgebruik dan ook scherper en harder. Ik wikkel er geen doekjes meer rond wanneer ik erover spreek omdat ik mezelf als proefobject mag beschouwen en ik mezelf, mijn gedrag, mijn denken en voelen objectief mag beoordelen, zowel als drankorgel maar ook als herstellende verslaafde.

Over het gebruik of misbruik van hard drugs raken de meeste mensen het nog wel eens. Dat soort gedrag van spuiten, snuiven en roken wordt maatschappelijk en door de meeste onder ons als problematisch aanzien. Maar wist je dat er geen enkele afhankelijkheid zo ontkend wordt als alcoholafhankelijkheid? Alcoholmisbruik wordt genegeerd door onze maatschappij, onkend door onze cultuur en bijgevolg door ieder van ons niet als niet problematisch en dus als normaal beschouwd, omdat het “erbij” hoort. Alcoholafhakelijkheid wordt ten onrechte nog vaak alleen maar geassocieerd met dakloze zwervers die hun dag op straat doorbrengen en samenklitten op ranzige plaatsen om er samen, van ‘s morgensvroeg tot ‘s avondslaat halveliterblikjes bier of goedkope wijn uit kartonnen pakken te drinken om verder geen enkele maatschappelijk rol van betekenis meer te spelen. Toen ik nog dronk, vergeleek ik mezelf ook altijd met de anderen, met “de anderen” die meer dronken dan ikzelf. Ik vergeleek me dan ook met de zatte straatzwervers die ik hieboven beschreef. Om mijn eigen gedrag met die vergelijking te minimaliseren kwam ik tot de verkeerde conclusie dat ik (nog) geen probleem had omdat ik alles nog bezat. Ik had toch nog een vrouw en kinderen en werkte toch nog. Misschien dronk ik alleen wat veel, maar daar deed ik buiten mezelf toch niemand kwaad mee? Wat ik mezelf niet vertelde was dat die mensen met wie ik mezelf vergeleek wellicht vroeger in hun leven ook moeten gedacht hebben dat ze (nog) geen probleem hadden en dat ze met hun drinken niemand kwaad deden, maar daar wel zo lang mee zijn doorgegaan tot ze niet meer konden stoppen en alles, zelfs hun menselijke waardigheid, kwijtspeelden aan een halveliterblikje of een karton wijn.

De dingen en de trucs waarmee toen ik mijn afhankelijkheid verdoezelde zijn herkenbaar omdat ze universeel zijn voor iedereen die zich ik de gevarenzone bevindt. Ik heb niet de pretentie om afhankelijkheid te meten aan het aantal glazen per dag of per week. Ik heb niet de kennis om drinken door vrouwen anders te beoordelen dan drinken door mannen. Ik kan niet zeggen dat te veel sterke drank erger is dan te veel pintjes drinken. Wat ik wel uit eigen ervaring kan zeggen en wat ik met zekerheid weet, is dat ik mijn overmatig drankgebruik altijd heb ontkend en dat ik de hoeveelheden die ik binnengoot altijd heb geminimaliseerd, tegenover mezelf maar zeker ook tegenover anderen, of ik schepte erover op wanneer ik me in het “juiste gezelschap” bevond. Ik wist ook dat ik diep van binnen niet content of fier was met het feit dat het steeds opnieuw uit de hand liep en dat ik niet meer in staat was om een maat te houden. Ik betrapte me erop dat ik in gedachte en in ‘t geniep jaloers was op mensen die wel “sociaal” konden drinken. (Al bestaat die term nu in mijn ogen niet meer). Ik merkte ook dat ik een ongezonde relatie had opgebouwd met mijn drank die langzaam maar zeker de greep op mijn leven(r) begon over te nemen. Opeens en zonder duidelijke verwittiging bevond ik me in een destructieve machtsrelatie waarin ik hulpeloos en krachteloos in een soort van weerloze slachofferrol werd geduwd, niet meer in staat grip te krijgen of weerstand te bieden. Langzaamaan begon ik het leven te ondergaan waarin het drinken van wijn en bier een doodnormale gewoonte werd, zoals douchen en ontbijten. Elke gelegenheid, of het nu een begrafenis, een huwelijk of een babybezoek was, was steeds de juiste om het helemaal uit de hand te laten lopen. Bij alles wat ik deed – ik kon zelfs het gras niet meer maaien om mezelf nadien met minstens drie pinten te “belonen” – kwam alcohol te pas, tot ik ermee opstond en ik ermee ging slapen. Ik dronk als het goed ging en ik dronk als het slecht ging en omdat het een gewoonte geworden was deed ik het ook op alle andere momenten. Ik overschreed mijn eigen grenzen en die van anderen. Ik loog en bedroog, werd dik, pafferig en lelijk. Ik stonk en ademde uit al mijn zintuigen lusteloosheid uit. Mijn energiepijl daalde en mijn zelfbeeld ging mee de dieperik in.

Wat ik eigenlijk wil zeggen is dat mijn alcoholprobleem ook ontstaan is door het ontkennen ervan, door het te verdoezelen en door het te minimaliseren. In het begin door het af te meten aan normen van alcoholtests die je her en der op het internet vindt, om dan net onder het toelaatbaar aantal glazen te blijven, of door ze iets groter in te schenken, nadien om me te vergelijken met de metro-zwervers en te besluiten dat ik geen probleem had. Ik wil alleen maar zeggen dat de problematiek van alcoholisme en de afhankelijkheid ervan, meer aandacht verdient dan een maatschappelijk oordeel over straatzwervers om er ons eigen drankgebruik mee te minimaliseren, want een alcoholist houdt zich schuil in ieder van ons!

Emotioneel failliet.

‘Maar, jij hebt wel de moed gehad om je te bevrijden en een streep onder jouw verleden te trekken en het kost je ogenschijnlijk geen enkele moeite om daarover te spreken.’ Meer dan eens worden er bloemen in mijn gat gestoken wanneer een gesprek op mijn terrein gevoerd wordt, over taboeonderwerpen die de meeste mensen liever uit de weg gaan. Het is niet omdat ik me ervaringsdeskundig mag noemen inzake depressie, identiteitscrisis, of verslavingsafhankelijkheid, dat ik me ervoor hoef te schamen of dat ik dat stinkende potje gesloten moet houden. Ik denk eerder dat het tegenovergestelde waar is en dat het kwijtraken van mijn obscure, gespeelde elegantie een essentiële voorwaarde was om te stoppen en om stappen naar geluk te kunnen zetten. Iemand heeft me dat zelfs ooit – zonder een blad voor de mond te nemen – in mijn gezicht gesmeten. ‘Door alleen maar vriendelijk te lachen, je charmant op te stellen en over de lieve vrede te waken, zonder aan jezelf te werken en je eigen lastigheid in de ogen te kijken, zal je er niet komen.’ Ik herinner me nog dat ik toen met een gespeeld groot ‘bakkes’, antwoordde dat ik het wel op mijn manier zou doen en dat mijn ‘er’ niet noodzakelijk de hare moest zijn. Nu weet ik zeker dat die weerspannige repliek alleen maar diende als een brutaal afweermechanisme om mezelf niet bloot te hoeven geven of om niet aan mezelf te moeten schaven. Splinters in de ogen van anderen vallen nu eenmaal altijd harder op dan de houtspaanders in je eigen ogen.

Mijn ego was een lange tijd veel te groot om goede raad ter harte te nemen. Ik wist beter. Ik zag de chizzle van anderen duidelijk, maar praten over mijn persoonlijke demonen, tekortkomingen en gebreken zag ik als een teken van zwakte, als een soort van falen. Ik had mezelf dan wel ‘droog’ gedronken waardoor het af en toe goed ging maar veel vaker was het vechten en doorduwen op karakter waardoor ik me soms nog mistroostiger voelde dan vroeger en weerspanniger werd dan ooit tevoren. Bijna dagelijks stond ik me in de spiegel te inspecteren en me af te vragen wat ik toch verkeerd deed en wanneer mijn leven eindelijk zou gaan veranderen.  Pas toen ik een beetje inzicht kreeg hoe ik zelf in elkaar zat en het besluit kon nemen dat het niet goed was voor mijn mentale gezondheid om meer tijd te spenderen aan de problemen van anderen dan aan die van mezelf, kreeg ik de kar gekeerd. Op het moment dat ik bijna emotioneel failliet was heb ik de denkbeeldige v.z.w. ‘Jan op de eerste plaats’ opgericht, niet uit egoïsme maar uit pure noodzaak.  Door niet te blijven navelstaren naar de problemen van anderen heb ik het gat in mijn eigen buik ontdekt.

Ik ben op mijn hoede om te zeggen wat je moet doen, want we moeten al genoeg maar ik nodig iedereen uit en raad iedereen aan om een stapje verder te gaan in jezelf. Waarschijnlijk zal je onderweg kampen met twijfel, met een persoonlijke crash of met woede-uitbarstingen maar weet dat die noodzakelijk zijn en een bevrijdende werking hebben om die stap verder te kunnen zetten. Een mentale crash is nu eenmaal een psychische reboot die soms nodig is om dat andere pad te ontdekken! Trek de stekker er maar uit!

Zacht vallen.

Toen ik sprong, wist ik niet waarin. Geen flauw benul had ik. Bang was ik wel want ik wist niet wat me te wachten stond. Triestig was ik ook, maar misschien was het beschamende gevoel gefaald te hebben en niet weten hoe de kar te keren, om weer een spoor te vinden, wel het pijnlijkste. Mijn leven, als je dat toen zo nog kon noemen, was één grote rotzooi. Nergens nog vond ik moed, hoop of kracht om het anders te doen, niet bij mijn lief, niet bij mijn kinderen en ook niet bij familie of vrienden waarvan ik er een hoop had. Die ‘berg’ vrienden was minstens even hoog of zelfs hoger dan de puinhoop die ik van mijn leven had gemaakt, maar hij was niet hoog genoeg om me niet in de verdommenis te zwelgen. Ik loog, ik bedroog en de woorden die ik brabbelde waren nog zoveel waard als de pinten waarmee ik ze doorspoelde. Al kon dat even goed wijn of iets sterkers uit de keukenkast zijn, wanneer al de andere flessen leeggezopen waren. Alles was prima zolang de flessen of kartons maar voorzien waren van een °-teken en dat er voldoende voorraad van was zodat ik me geen zorgen hoefde te maken of ik er genoeg van had om de dag mee rond te komen. Om maar te illustreren dat toen ik sprong, ik niet wist waarin.

Toen ik het besluit nam – of beter gezegd – toen ik onder lichte dwang het besluit genomen had, om het voortaan zonder te proberen voelde het aan alsof ik mijn beste vriend moest begraven, een die er altijd geweest was en die er altijd zou zijn. Wat zou mijn leven nog voorstellen of waard zijn als ik zelfs geen pintje meer mocht drinken?

Toen ik pas gestopt was, en zelfs vele maanden zoniet jaren later, keek ik nog steeds naar alcohol op dezelfde manier zoals ik het geleerd had, hoe mijn ouders het gedaan hadden en hoe de maatschappij of het overgrote deel ervan het deed. Alcohol hoorde bij het leven zoals sterven dat ook doet. Alcohol hoorde eigenlijk overal bij. Bij een geboorte, bij een overlijden en bij elke gebeurtenis die zich daartussen bevond. Elke grote of kleine situatie die zich voordeed, diende overgoten worden met alcohol of diende in- of uitgewijd te worden met voldoende ‘geestrijke drank’. (nu zeg ik liever ’geestarme drank’ omdat ik aan de lijve ondervond tot wat alcohol in staat is.) Bij elke geluk en bij elk verdriet paste een andere fles en bij elke fles hoorde een gepaste gebeurtenis. Tot er om te drinken geen gebeurtenis meer nodig was en tot ‘s morgens de ogen openen al de juiste gelegenheid was.

Nu de ‘alcholmist’ – die mijn denken, mijn voelen en mijn bewustzijn jarenlang vertroebelde en in het gareel hield – is opgetrokken, zie ik pas met welke donkere alcoholbril ik naar het leven keek. Nu pas kan ik op een heel andere manier naar het leven kijken om vast te stellen dat alcohol en de kunstmatige gezelligheid waarvoor hij zogenaamd verantwoordelijk geacht wordt, één grote illusie is, maar dat merkte ik pas toen ik gesprongen had en ik ben blij dat ik gesprongen heb want ik viel zachter dan ik dacht!

Ramen, ruiten en vensters!

Haar ranke silhouet weerspiegelt op de natte straatstenen van een steeg waarin zij al minstens honderdduizend stappen heeft gezet. Ze kent de straat als haar broekzak, toch lijkt ze helemaal verloren te lopen in haar gedachten. Ze heeft geen enkele aandacht voor de scenario’s die zich in de steeg, op dit late uur afspelen, want ze voert hevig strijd met haar eigen demonen. Het miezert hele fijne motregen die het asfalt doet blinken en waarvan je in een mum van tijd doorweekt raakt, als een dweil die niet uitgewrongen is. De vrouw die door de avond dwaalt is vooraan in de veertig of achteraan in de dertig. Ze slentert langzaam voorbij een raam van een rijhuis waarachter zich huiselijke taferelen afspelen. Onopvallend en niet met de bedoeling te gluren, kijkt zij binnen en de weerglans in de ruit verraadt de spiegel van haar gezicht. Ze is vermagerd, ‘zeker tien kilogram’, weet ze. Hoewel ze vroeger de vrolijkheid zelf was, valt het haar nu op dat haar mondhoeken helemaal naar beneden hangen en dat de rimpels op haar voorhoofd en de wallen onder haar ogen diep en donker lijken, zoals loopgraven en slijksporen van een verlaten slagveld. De rode lippen en de overdadige mascara kunnen de sporen van ingehouden verdriet amper verdoezelen. Ingebeeld ballast, maar ook echte zorgen doen haar schouders diep afhangen waardoor ze me doet denken aan Atlas die de wereld op zijn schouders torst, een beetje zoals hij geportretteerd werd op dat oud briefje van duizend frank. Gedachten, hypothesen, hersenspinsels, waardeloze theorieën en onbeantwoorde levensvragen op wie geen sterveling ooit een antwoord vond, houden haar bezig. Ze lijken zwaarder te wegen dan die wereldbol die zij ook op haar bult lijkt mee te zeulen. Het avondtafereel en de troosteloze aanblik zou Van Gogh ongetwijfeld geïnspireerd hebben tot een meesterwerk mocht hij er deelgenoot van zijn geweest. De gevolgen van het oppervlakkig leven dat zij leeft, dat helemaal ten dienste van de anderen staat en waarvoor ze altijd op de vlucht slaagt, hebben haar helemaal gesloopt, waardoor zij zelf langzaam in kleine stukjes uit elkaar is gevallen. Onwetendheid fluisteren haar angst en onzekerheid in waardoor ze er niet in slaagt haar eigen levenspuzzel te leggen. Er ontbreken veel te veel stukjes of ze heeft ze ergens in een doosje weggelegd om ze in mekaar te passen, wanneer het haar beter uitkomt, later. Het karakter van haar moeder was rechtlijnig en autoritair, zodanig dat haar eigen gedachten en emoties erdoor bepaald werden en er gekwetst en misvormd door raakten. Ze overschaduwden haar jeugd en spoken nog steeds rond bij elke keuze die ze moet maken, alsof ze nog steeds bevestiging zoekt en goedkeuring wil voor de wegen die ze inslaat. In boekjes en in romantische verhalen speurt ze naar kwetsbare personages met eenzelfde dramatische levenswandel, om die van haar er minder rampzalig te laten uitzien. In de miezerige stilte schreeuwt ze om gezien en gehoord te worden door iemand die haar struggle begrijpt maar niemand ziet of hoort haar. Plots krijg ik zin om haar mijn paraplu te geven en haar te zeggen ‘He daar, kijk eens vooruit! Kijk eens naar de horizon voor je in plaats naar de afgrond achter je. Loop eens fier en met een rechte rug. Kom eens los van die dwingende gedachten en trek je eens los uit je verleden. Steek desnoods een sigaret op, straks onder je dampkap want je moeder is er niet meer.’ Maar ik doe het niet. Langzaam slentert ze verder naar een volgende gevel en naar een volgende raam, in de hoop om daar een beeld te vinden waar ze een beetje vrolijker van wordt en waar ze hoop van krijgt.

Terminus

De allerlaatste plaats waar ik zelf wilde aanspoelen was bij AA. Aanvankelijk zag ik Anonieme Alcoholisten dan ook als een terminus waarin al het bezinksel van de maatschappij verenigd was.  In mijn ogen was AA een eindpunt waar het leven gestopt was en waar in een groezelig zaaltje, wekelijks gefrustreerde kettingrokers verzamelden om elkaar rond druppende koffiethermossen te beklagen en waar de leden met zielige heimwee smachtten naar de goede oude tijd toen ze nog èchte dingen mochten drinken. Het feit dat ikzelf de ene peuk met de andere aanstak en sloten koffie uitbaggerde, ontsnapte helemaal aan mijn aandacht omdat ik mezelf zoveel hipper en beter waande dan hen. Op een laatdunkende wijze en door een bril van misprijzen taxeerde ik het tafelgarnituur als zwakkeling of als radeloze mensen die zich elke week opnieuw in een rokerige, deprimerende kamer opsloten omdat ze de saaiheid of de moeilijkheid van het leven niet langer konden verdragen en zich daarom tot elkaar hadden gewend en tot de God van de tafel. Hoe pathetisch!

Na mijn eerste kennismaking stond ik dan ook sceptisch en verdroeg ik de vergaderingen waartoe ik met tegenzin en weerstand was aangetrokken misschien nog wel als een hulpmiddel voor mensen met een echt verslavingsprobleem, (zij dus) maar toch niet voor deftige mensen (ik dus) die gewoon een beetje te graag pintjes dronk, en wijntjes, en aperitiefjes misschien ook.

Toen ik echter klaar zicht kreeg op mijn eigen destructieve relatie met alcohol en langzaam inzag dat ik zelf al jarenlang, zonder enig resultaat, traag legale euthanasie aan het plegen was, raakte ik van mijn misprijzen verlost. De mensen die ik eerst zowat haatte, maar waar ik zeker op neerkeek, bleken de eerste zielen te zijn waarmee ik sinds jaren een echt gesprek kon voeren, tenzij je het toog-gelal om vier uur ’s ochtends met een stel collega-alco-hoofden ook als een gesprek wil beschouwen. Ongeacht, leeftijd, geslacht, diploma, job of sociale achtergrond toonden de lotgenoten problemen me waarmee ik zelf kampte maar die ik nog nooit bij mezelf ontdekt had. Ze toonden me de spiegel en deelden oplossingen. Ze zeiden me dat herstel vandaag begint en dat het enige wat ik daarvoor moest doen was, het eerste glas te laten staan. Ze gaven toe waarom ze dronken en waarom ze het bleven doen, telkens opnieuw en zelfs op momenten dat ze wanhopig wilden stoppen. Ze spraken over hun manier van denken, over hun emoties en hoe ze zich voelden als grootste rotzooi van het universum, hoe ze nooit aan zichzelf dachten en ze iedereen de schuld gaven van al hun problemen. Ik absorbeerde hun verhalen, inzichten en oplossingen op dezelfde manier zoals mijn lever het al die jaren had gedaan met alcohol.

Opeens zat ik in groepstherapie en deelde er het beste en het slechtste van mijzelf en voelde me week na week lichter worden. Ik zat goed in mijn vel en voelde me beter dan dat ik me in al die decennia ervoor gevoeld had. Het komt me helder voor de geest dat ik op vrijdag op dezelfde manier begon uit te kijken naar dinsdagavond zoals ik vroeger uitkeek naar het weekend. Ik snakte naar de wijze en logische verklaringen die mijn kromme gedachten ordenden en mijn demonen deed vervagen. De vergaderingen waren leuker en zinvoller dan de vroegere tooggesprekken waarvan ik dacht nooit zonder te kunnen. Op dinsdagavond kwam ik tot rust. Die twee uren zorgden ervoor dat ik de overige honderdzesenzestig uren van die week kon volmaken. Ik was er op mijn gemak en voelde me nergens beter begrepen dan daar. Gedurende de vergaderingen bleef ik deelgenoot van onthullende getuigenissen, over hoe wrok, jaloezie en zelfbeklag hetzelfde effect op de ziel heeft als vergif drinken.

Langzaamaan begon mijn leven een andere wending aan te nemen en de AA die ik zo verafschuwde werd deel van mijn wekelijks dieet. Het werd een energiebron die noodzakelijk is om te blijven leven. Met voortschrijdend inzicht begon ik in te zien dat ik intrinsiek was voorbestemd om het AA-programma leuk te vinden want ik ben al mijn hele leven een pleaser geweest. Ik heb het al mijn hele leven leuk gevonden om met mensen te spreken. Maar ik kwam erachter dat ik mijn gedachten en emoties nog beter kon verwerken door ze op te schrijven. Als ik kan achterhalen hoe ik me voel, wat me bezighoudt en dit kan delen met iemand waarmee ik me kan identificeren gaat mijn hemel helemaal open. Als ik kan schrijven over inzicht of over vriendschap die voortkomt door me te omringen met zielsverwanten met een gemeenschappelijk doel valt al het overtollig ballast uit mijn denkbeeldige luchtballon waarop ik nu al bijna negen jaar rondzweef.

Mocht AA werken zoals routeplanners of zoals wiskunde en fysica was ik hopeloos gekloot geweest want zo gezegde rationele oplossingen hebben nooit een millimeter bijgedragen aan mijn herstel. Wanneer iemand me vroeger zei hoe ik het moest doen deed ik net het tegenovergestelde. Toch had ik nu ook een paar regels nodig al waren ze een pak eenvoudiger dan integralen en vergelijkingen die ik in mijn humaniora moest blokken om een jaar verder te mogen. Het enige wat ik moest doen was geloven, ik moest geloven. Geloven! Niet in God of in Jezus van ’t kruis maar ik moest geloven en hoopvol worden dat ik de kracht in mezelf kon ontdekken om mijn leven anders te organiseren. Zonder spiritueel of religieus te worden moest ik geloven dat ik, net als al de andere die het gelukt was om gelukkig nuchter te worden, ook kon stoppen met drinken. Hoe meer ik kon leunen op mezelf, vooruitgang maakte en stilaan hoop kreeg dat het me ging lukken, hoe meer ik tot besef kwam dat alcohol gans mijn leven had geregeerd. Ik kwam tot de bevinding dat ik minder en minder interesse kreeg om te drinken. Jarenlang had ik geprobeerd om te stoppen en te minderen. Ik had op de brug gestaan met donkere gedachten. Ik ben ooit weken gestopt maar het was me nooit gelukt om de fles af te zweren. Mocht nuchterheid gaan over sterk zijn en wilskracht tonen, was ik ook gekloot geweest want ik ben van nature een lamzak. Ik kan niet uitleggen of begrijpen wat er is gebeurd maar dankzij AA ben ik nu bijna negen jaar nuchter en heb ik geen bewijs meer nodig dat AA voor mij werkt.

Dit is geen wetenschappelijke studie. Dit is geen axioma en geen bewijs. Wat ik wel zeker weet is dat AA, werkt en levens redt en zelf ben ik daar het mooiste bewijs van. Ik wil geen zielen winnen voor AA en heb geen enkele bedoeling om mensen aan te zetten tot het afzweren van hun vertrouwde glas wijn of glas whisky.

Maar omdat AA mensen uitnodigt om op een andere manier naar het leven te kijken begrijp ik heel goed dat zij die het AA-programma ooit probeerden en niet lukten, AA op dezelfde manier haten of wantrouwen zoals ik dat deed aan het begin van mijn herstel. Maar wat ik niet begrijp is dat mensen zonder enige eerste hand ervaring schimpen en neerkijken omdat het henzelf aan moed ontbreekt of te laf zijn om de controverse van het leven, van zichzelf of van de maatschappij onder ogen te zien.

Mezelf elke dag opnieuw mogen ontdekken… dat is veel om dankbaar voor te zijn!

Geen klein bier!

Als ik het over alcoholmisbruik heb, gebruik ik niet graag het woord alcoholist of alcoholieker. Dat klinkt zo abstract, zo veraf en zo veroordelend. Als het gaat over alcoholverslavingen heb ik het liever over mezelf. Dat is eerlijker en het klinkt niet zo bedreigend en het heeft geen onderhuids verwijtende toon naar andere mensen. Hoe lang ik precies een alcoholprobleem heb gehad weet ik niet exact. Ik heb de dronkenmansjaren namelijk nooit geteld zoals ik de jaren nu tel, nu ik niet meer drink. Wellicht lukt het me niet omdat er teveel verloren of verzopen jaren tussen zitten om de optelsom juist en volledig te kunnen maken.

Ik wist het niet, of ik wou het niet aan mezelf toegeven dat ik een drankprobleem had. Laat staan dat ik wou nadenken over hoe groot het probleem was mocht ik er een gehad hebben.  Nu, na bijna zeven jaar zonder spul, weet ik dat ik aan de top van mijn alcoholcarrière meer zat was dan nuchter. Gelijk hoe ik tel of hoe ik het bekijk. Als ik de uren van de dag tel was ik meer onder invloed dan nuchter, tel ik de dagen in de week was ik meer zat dan nuchter en tel ik de weken in de maand enzoverder enzoverder….  Ik had meestal geen kwalijke dronk maar ik beloog en bedroog iedereen en mezelf nog het meeste. Ik geloof niet dat ik mezelf nu ik nuchter ben, lang als zat gezelschap zou kunnen verdragen. Ik merk dat op wanneer ik nu zatte mensen tegen het lijf loop. Ik dronk quasi altijd en overal. Geen gelegenheid was te veel en als het feest uit was en als de deuren van de cafés zich sloten, gingen mijn flessen open.

Alcoholisme is een familieziekte, zo wordt dikwijls gezegd en ik denk dat dat helemaal waar is. Omdat op alcoholisme zulk een maatschappelijke taboe rust zal de slachtofferfamilie er alles aan doen om de problemen binnenskamers te houden. ‘Wat zullen de mensen anders niet zeggen.’

Nu de sociale controle op drinken helemaal is weggevallen en er achter de gevels van ogenschijnlijk voorbeeldige huishoudens geen sociale alcoholrem meer kan opgetrokken worden, maak ik me zorgen, omdat ik weet hoe het mezelf zou vergaan mocht ik nog aan de fles hangen. Ik ben oprecht bezorgd voor de gezapige dronkaard die geen kwalijke dronk heeft, maar ik ben benauwder voor de minder gezellige zatterik die nu zijn of haar gezin terroriseert nu er zoveel alcohol vergoten wordt en niemand toekijkt. Maar ik maak me ook zorgen over gezelligheidsdrinkers die vandaag met een shotjes-challenge of met hun dagelijks glas (te veel) de gewoonte kweken om straks een even doorwinterde alcoholist als ik te worden. En hopelijk krijg je dan geen al te kwalijke dronk!

Daarom, denk na over elk glas dat je drinkt en ruil het in voor iets anders of haal het desnoods niet in huis als je er niet kan aan weerstaan. Maak van alcohol geen gewoonte, alleen zo voorkom je dat je net als ik in een jarenlange geestelijke lockdown verzeild geraakt. Doe er mee wat je wil maar geloof me als ik je zeg, ‘alcoholverslaafd zijn dat is geen klein bier!’

Isoleercel

Nu aangezet worden tot nog meer alcohol te drinken omdat de sociale controle wegvalt is of net nu, eerder minderen door te controledrinken omdat de groepsdruk er niet meer is? Wat doe jij? Misschien is het waardevol om nu voor jezelf eens na te gaan welk soort drinker jij bent? Vele mensen vragen mij of ik het nog allemaal onder controle houd. Met dat niet drinken lukt het nog wel maar mijn gedachten ontsporen nog zeker even hard als toen ik nog zoop al hoef ik er niet meer van weg te vluchten. Ik zou ook niet weten waar naartoe…. naar mijn isoleercel misschien?

Nuchter ben ik nog meer dan toen ik nog dronk, een groot vat vol tegenstrijdigheden geworden. Ik verkeer, zo zou een psycholoog me zeggen in continue tweedracht met mezelf. Doorgaans ervaar ik geen fantastisch grote levenslust maar evenmin ontbreekt het me totaal aan een verlangende drang naar het einde. Nu ik opgesloten ben in mijn isoleercel en ik groot mag dromen, flirt ik met de waangedachte ooit een gerespecteerd auteur te worden.  Het valt me op dat ik in alle omstandigheden de aandachtshoer blijf die gezien en gehoord wil worden, bewonderd, gewaardeerd en gerespecteerd, het liefst door iedereen. Zo lang ik het me kan herinneren ben ik namelijk al op zoek naar bevestiging van iemand die mijn worstelingen en roerselen begrijpt, ze sust en ze weg kust.  Maar tegelijkertijd ben ik ook een einzelgänger die leeft als een eenzaat of als kluizenaar en tussen die twee ego’s in balanceer ik op een slappe koord. Soms meng ik me in de drukte, dan weer verberg ik in mijn eigen cocon om mezelf te temmen, om er tot rust te komen maar zeker ook om er mijn gedachten te inspecteren of ze waardevol zijn dan wel belemmerend. Daar en nergens anders heb ik geleerd om alleen op ontdekking te gaan, alleen op pad om nieuwsgierig om te achterhalen wat er zich achter de horizon nog bevindt, naar wat ik nog niet ontdekte en waar ik misschien nog hevig naar verlang zonder dat ik me daar bewust van ben. Achteromzien naar de afgrond waar ik uitgekropen ben, doe ik nog maar zelden, omdat ik daar niets meer kan veranderen maar ook omdat het me niets goeds bijbrengt.

Als het leven doorweegt en pijn doet of wanneer het lastig wordt, zoals vandaag recht ik mijn rug en probeer ik van al dat onheil afstand te nemen. Letterlijk, ik sluit me dan op en vermijd alle contact of ik ga in mijn eentje naar buiten om het denken te stoppen. Op die manier kom ik een beetje los van mezelf en van die dwingende gedachten en oncontroleerbare scenario’s die me onrustig maken.

Ik aanvaard dan wat ik niet kan veranderen en verander ik wat ik kan veranderen al ontgaat me vandaag de wijsheid om tussen deze twee het onderscheid te maken. Morgen is er gelukkig weer een dag dan lukt het me misschien wel, zo niet schrijf ik het nog maar eens op, met andere woorden of met andere gedachten.

Gelukzalige baby.

Vroeger toen ik nog zoop, een activiteit die veel tijd in beslag nam, was dat zwelgen noodzakelijk om een minder dramatisch zicht te krijgen op mezelf, ongeacht wat de feiten waren, ofwel heel erg onderschat ofwel fel overdreven afhankelijk hoe ik er het beste uitkwam. Ik dreef aan de oppervlakte van begrijpelijke leugens met daaronder onbegrijpelijke verborgen waarheden. Ik voelde me dan geen hypocriet of veinzer met één gezicht en vele maskers, neen ik had gewoon zoveel gezichten afhankelijk van de situatie, omdat ik niet wist wie ik was of wilde zijn. Stoppen met drinken of ouder worden heeft daar niet veel aan veranderd. Ik denk dat ik wat dat betreft leeftijdsloos en hardleers ben. Of wat had je verwacht van mijn leermeesters die koppigheid en minachting heetten. Voor mijn drooglegging vulde ik jullie oren en monden met waarheidsgetrouwe leugens en veel betekende beloften om ze wat later in jullie gezicht weer uit te kotsten. Dat kotsen is gestopt maar tegen beter weten in blijf ik streven naar het onbereikbare. Ik blijf er dan zolang langs alle kanten met open mond naar gapen, tot ik helemaal ondersteboven hang zodat mijn hart uit mijn mond valt. In mijn hoofd blijf ik maar foto’s maken van dingen die ik nooit zal zien en als ik dan al eens een wijs inzicht heb, wat doorgaans niet heel dikwijls voorvalt, leef ik niet naar de principes die ik verkondig als een overtuigde boeddhist. Dat doe ik als ik het weer eens denk het allemaal te weten.  Voor de rest van de tijd blijf ik mijn hoofd rondjes te draaien, zit ik op mijn gat of probeer ik een puinhoop te imiteren, wat dan meestal wel van de eerste keer lukt. Van al dat gepieker ben ik zeker al een paar keer gestorven, gisteren nog denk ik. En zo lig ik in polepositie om een oude bejaarde knor te worden, vol van mezelf zonder ooit echt geleefd te hebben maar nog steeds met de overtuigde illusie dat ik daarvoor nog genoeg tijd heb terwijl ik die aan het verschijten ben met me druk te maken in vrouwen, in mannen, in exen, in anderen, in politiek, in de kleur van het behang en in het geslacht van de engelen.

Naast koffie maken is bezwijken aan suïcidaal nihilisme dus het enige wat ik tegenwoordig doe. Maar jullie hoeven zich geen zorgen te maken want ik moet eerst nog veel schrijven, koffiedrinken en peuken paffen, dan volgt de rest vanzelf wel. Zo ben ik vastberaden om weg te rotten in boeken die volgeschreven zijn met nietszeggende zinnen en nutteloze wijsheid, maar daarin zal ik herboren worden, ooit, als een gelukzalige baby die al de bagger in zijn volgescheten pamper heeft achtergelaten.

Denk je dat ik het ben?

De jonge vrouw, ik schat haar een jaar of dertig, was lelijk en spichtig, zo mager als een riet en even puistig als een afgeknotte wilgentak. Haar onverzorgde gebit stond schots en scheef en haar blik was zo hol als een vergeetput. Hoewel ze zichtbaar moeite gedaan had om er een beetje toonbaar uit te zien, was ze met die poging nauwelijks succesvol geweest.  De hoge hakken die ze onder haar gerafelde jeans droeg, maakten haar iets groter dan ze in werkelijkheid was. Toen ze me geforceerd-hartelijk toegang verschafte tot haar appartement, wipten de houten zolen van haar te iets te grote schoenen snel omhoog zodat die met een droog ritmisch geluid tegen de eeltige onderkant van haar voeten klapten. ‘Bedankt dat ge zo snel gekomen zijt, ik had eigenlijk gedacht dat ge niet zou opdagen. De meeste mensen lopen weg van mij, zelfs mijn eigen kinderen’, prevelde ze bijna onhoorbaar met doorzopen stem terwijl ze een zelf gerolde peuk opstak en haar iets inschonk dat op koffie leek. ‘Gij ziet er niet uit als een alcoholist’, zei ze met een onhandige brutaliteit zonder een antwoord te verwachten. ‘Gij ook?’ en ze wees naar een tas die al een geruime tijd geen afwaswater meer had gezien. Ik had al minstens vijf vliegen geteld die af en aan vlogen van een bord waar nog een rest pizza en wat korsten van gisteren op lagen. Voor de koffie bedankte ik maar was wel oprecht benieuwd naar haar verhaal. ‘Denk je dat ik ook een alcoholist ben?’ vroeg ze me vrank met niet gespeelde eerlijke nieuwsgierigheid. Door die astrante vraag dwaalde ik in gedachten ver af naar mijn eigen verzopen verleden en begon onophoudelijk te ratelen… over mezelf zoals ik dat altijd doe in situaties als deze.

‘Ik ben zeker dat ik doodsbang was om te erkennen dat ik een alcoholprobleem had’, begon ik. ‘Het antwoord op die vraag verschool zich voortdurend onder de oppervlakte. En soms kwam dat boven, eerst met stil gefluister, dan met duidelijke stem tot het uiteindelijk een schreeuw werd. Ik denk dat ik het allemaal veel te lang genegeerd heb alsof ik er een soort light-versie probeerde van te maken maar met die onzin waande ik me slimmer dan mijn probleem en dat was pure zelfoverschatting. Ik heb lang geprobeerd om aan mezelf en aan iedereen die toekeek te bewijzen dat ik nog een succesvol iemand kon zijn, dat ik niet echt een probleem had en wel kon stoppen wanneer ik dat wilde maar diep in mezelf wist ik dat dat een illusie was. Als ik ‘s avonds in de spiegel keek en ik zag de ellende die terugkeek, was ik zo bang omdat ik zeker wist dat ik de rest van mijn leven zou moeten blijven drinken om de dag door te komen of om de nacht te overleven. Ik had er een boeltje van gemaakt en voelde me met elke poging om te minderen dieper in de stront zakken, zoals in drijfzand, denk ik.’ ‘Hoewel ik wist dat zuipen, zoals ik het deed, ongezond was en dat ik daar op een dag steendood van zou vallen, kon ik het fysiek en mentaal niet opbrengen om het niet te doen, omdat ik er zoveel van hield. Ik was gek op de fysieke sensatie om de roes via mijn keel in mijn bloed te voelen stromen en met ware doodsverachting zag ik uit naar het mentale spektakel wanneer door diezelfde slome roes de ruwe randen van het leven geëffend werden. En dat zal wel het grootste probleem geweest zijn. Ik kon niet drinken zoals normale mensen dat doen omdat ik er niet mee kon stoppen omdat ik steeds maar op zoek ging naar iets wat niet bestaat.’

‘En om op je vraag te antwoorden, ik raakte pas min of meer opgelucht toen ik mezelf de vraag niet meer hoefde te stellen of ik een probleem had, of ik alcoholist was. Dat maakte dat ik niet meer moest gissen naar antwoorden en niet langer meer moest zoeken naar mazen om te ontsnappen aan mezelf. In plaats van mezelf op te zadelen met excuses waarom ik moest drinken, begon ik stilaan te luisteren naar een andere kleine stem, die van de wijsheid maar die zich voorlopig nog schuilhield aan de binnenkant van mezelf. Ik had mezelf lang genoeg voorwendsels gegeven om het op een zuipen te zetten. Hier, ik zal je er een paar opsommen:

Ik haat mijn werk.

Mijn financiën zijn een puinhoop.

Al mijn relaties staan in ’t rood.

Iedereen die ik ken drinkt.

Vandaag drink ik want het is mijn verjaardag.

Morgen drink ik want dan is het jouw verjaardag.

Als ik niet drink zullen ‘ze’ vragen waarom ik niet drink en ik zal ‘er’ niet bij horen.

Ik ben toch op vakantie, en ik doe toch niemand kwaad met een wijntje?

Het leven is saai.

Het leven is moeilijk.

Het leven is wreed.

Ik ben gelukkig.

Het is toch al donderdag.

De kinderen zijn druk.

Ik ben ongelukkig.

Het is weekend.

De kinderen zijn er niet.

Oma is dood.

Het is elf uur.

Ik heb toch ontbeten.

Ik heb een rotdag.

Lien is zwanger.

Ik heb geen slechte dag.

Ik heb een platte band.

Het is nog maar tien uur maar het is zondag.

Ik heb gisteren niet gedronken, zie je dat ik geen probleem heb.

Ik schaam me omdat ik me weer misdragen heb, ik kan net zo goed drinken dan vergeet ik het.

Het is genetisch bepaald want ons ma dronk ook veel.

De zon schijnt.

Ik moet een nieuwe fles kopen want aan deze ben ik al begonnen.

Het dient niet om de vloer te schuren.

Ik had een ongelukkige jeugd.

Het regent.

Ik schaam me omdat ik in mijn zatte bui weer iedereen gebeld heb.

Gisteren dronk ik maar twee glazen.

Nog eentje…

…eentje kan geen kwaad….

‘Zal ik je wat vertellen, wanneer ik terugkijk op mijn alcoholcarrière is het voor mij zo klaar als pompwater. Hoewel ik dacht dat ik zuipkampioen was, kon ik niet drinken, want ik kon nooit stoppen omdat ik alcoholist ben.’ ‘In het oog van een orkaan lijkt het windstil, maar als de wind gaat liggen, ligt alles plat. Het angstaanjagend van de zaak is dat dat de stormen elkaar sneller zullen opvolgen en dat ze erger worden dus als je jezelf herkent in een of alle excuses hoef je geen test meer afleggen of moet je mij of jezelf die vraag niet meer stellen omdat je het antwoord al kent.’ ‘Er is geen juist moment om te stoppen zoals er geen slechter moment bestaat om te beginnen maar wacht er niet mee want met elke nieuwe verzopen dag wordt het moeilijker. Je zal het harder te verduren krijgen omdat je met elk nieuw glas opnieuw een kruimel eigenwaarde doorspoelt.’ ‘Maar het goede nieuws is dat het kan, stoppen. Als ik het kon, kan jij het ook want er bestaat nog leven na de fles. Niet dat alles zonder drank perfect en gemakkelijk wordt maar alles wordt rustig op een rommelige manier.’ ‘Als je het probeert en je geeft niet op, is het zelfs gemakkelijk als je maar blijft luisteren naar die kleine stem die je elke dag iets belangrijks te vertellen heeft.’

Als de peer rijp is.

De laatste dagen denk ik dikwijls aan die jonge snaak uit mijn gemeente. Midden twintig schat ik hem, ferme kerel, goed van hart en rad van tong. Hij zou zomaar een vriend van mijn zoon kunnen zijn. Vroeger maakte ik er regelmatig een praatje mee, over dingen die zich in het dorp afspeelden, over voetbal of over koers of zo, niet dat ik van beide sporten veel af weet, hij trouwens ook niet maar dat onderwerp praat nu éénmaal gemakkelijk en het sloopt denkbeeldige barrières tussen generaties. De laatste tijd wisselen we niet veel woorden meer met elkaar daar aan de toog van het dorpscafé. Niet dat het leeftijdsverschil de afstand tussen ons plotseling heeft vergroot of omdat er niet meer over voetbal, de koers of over de nakende verkiezingen gepraat wordt maar gewoon omdat hij meestal te zat is. Het meeste van de keren dat ik hem er tref is hij zo ver over zijn theewater dat hij niet meer in staat is woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Een gesprek is dan voor ons alle twee zo een opgave dat we het maar zo laten. Ook al zou ik hem veel te vertellen hebben, mocht hij de moed vinden om even te luisteren.

Toen ik vorige week zaterdagmiddag mijn dagelijks noodzakelijk pakje rook ging kopen in de krantenwinkel, die een paar huizen verder verderop een andere soort verslaafde onderhoudt, zag ik hem zitten op het terras van het café, waar we het gewoonlijk over voetbal en de koers hadden. Hij was alleen en zat met lange tanden aan een clubsandwich te knabbelen, zoals hamsters dat doen aan een noot. Hij dronk koffie en dat maakte me voor een of andere reden goed gezind. Zou hij tot inkeer gekomen zijn en zou hij doorhebben dat het op die manier niet verder kon en had hij daarom glazen boterhammen voor echte gewisseld?

Toen ik ‘s avonds na het voetbal in onze stamkroeg met een paar gelijkgestemden nog wat napraatte over de 0-5 pandoering die onze ploeg geslikt had, bleek mijn hoop ijdel. Hij was er ook. De koffie, van eerder op de dag, was overduidelijk geruild voor ander spul. Hij had er zoveel van op dat hij er zielig en hulpeloos uitzag. Stomdronken kraamde hij luide onsamenhangende onzin uit en het kostte hem moeite om op zijn benen te blijven staan. Zijn adem stonk naar braaksel en hij werd door iedereen gemeden alsof hij besmet was met één of ander virus. Sommigen lachten hem uit, goten er nog pinten bij of beschimpten hem, anderen, hoofdzakelijk vrouwen trokken bedenkelijk de ene wenkbrauw hoger op dan de andere. Eventjes ging het door mijn hoofd om naar hem toe te gaan om er op in te praten maar ik deed het niet. Misschien zou hij me bemoeiziek vinden en me beginnen verwijten of voor hetzelfde geld werd hij agressief. Hij strompelde naar buiten en verdween in de nacht. …  Het leek alsof ik naar een film van mezelf keek het haalde me helemaal onderuit.

Ik schrijf dit verhaal niet om te choqueren. Iedereen weet over wie ik het heb want in elke familie leeft eenzelfde hoofdpersonage in een gelijkaardig verhaal, alleen wordt hij of zij in de meeste van de gevallen angstvallig verzwegen, uit schaamte of omdat alcoholmisbruik algemeen aanvaard is. Maar het is niet omdat overdaad gemeen goed is dat het ok is. Het is ook niet zo dat als we er onze ogen voor sluiten, het er niet meer is.

Plezier wordt dikwijls met alcohol en pintelieren geassocieerd. Nog niet zo heel lang geleden dacht ik ook op die manier en zei ik het ook heel luid en met een hele grote mond, ‘Ik? Een alcoholprobleem? Hoe kan je in Vlaanderen nu een alcoholprobleem hebben als je op elke hoek van de straat pinten kan kopen? Giet ze nog eens vol want het dient niet om te schuren.’

Op het einde van mijn alcoholcarrière stamelde ik ook luid onzin uit en stonk ik ook de hele dag naar gist en zuur.

Het kostte me geen enkele moeite om verslaafd te worden, dat gebeurde gewoon. Langzaam, met een dagje sevvens maar het kostte bloed, zweet en tranen om er vanaf te komen om er dan uiteindelijk achter te komen dat je er nooit helemaal klaar mee bent, tenzij ik die eerste pint laat staan hopelijk doet hij het ook. Ik zal hem er heel hard bij helpen, wanneer zijn peer rijp is en hij het me vraagt!

(G)een maat voor niets.

Het is al tijdje een jaarlijks terugkerende gewoonte. In februari wordt Vlaanderen collectief drooggelegd. Dan zweren dappere Bourgondiërs hun favoriete glas en moedige bon vivants hun geliefkoosde fles voor een volledige maand af.  De aperitiefjes, de wijntjes, de bubbels en de pintjes worden dan achtentwintig dagen verbannen en vervangen door alcoholvrije alternatieven. Ik geloof oprecht dat er slechtere keuzes kunnen gemaakt worden want die ‘Westerse ramadan’ in de kortste maand van het jaar is misschien wel een uitgelezen kans om te achterhalen welke plaats alcohol in jouw persoonlijk dagelijks leven heeft ingenomen. Vereist die drooglegging moeite? Word je snel in verleiding gebracht of doet het je helemaal niets, die maand zonder en voel je helemaal geen bekoring? Ik denk echt niet dat het een slecht idee is om daar een paar weken, kurkdroog, bij stil te staan, ik raad het je zelfs aan. Hoe maak jij die maand vol? Mijd je de kroeg en de restaurants, haal je ‘het’ niet in huis en tracht je het jezelf op die manier gemakkelijk te maken of is geen enkele verleiding te groot en ga je aan die vertrouwde toog vol de confrontatie aan met spa en koffie?

Mijn rondje droogduurt al 66 maanden. Niet meer drinken is een goede gewoonte geworden die ik niet mee wil missen. Ik kwam er achter dat helemaal ‘niets’ drinken veel minder moeite kost dan het met mate te doen. Want daar was ik geen held in. Ik kwam erook achter dat ik bepaalde activiteiten of mensen enkel maar opzocht omdat er veel mocht gedronken worden en omdat me dat een gepaste dekmantel gaf om het zelfte doen. ‘Soort zoekt soort’.

Ik heb zeker nietde ambitie om op de preekstoel kruipen en van daar alcoholracisme te proclameren. De ambitie om met het vingertje omhoog gezellige wijntjes af te keuren en om het dagelijks pintje te beknorren, heb ik ook niet. Wel weet ik dat veel alcohol drinken bij velen een dagelijkse gewoonte is geworden. Dat heter elke dag bijhoort zoals vlees, groeten en patatten. Eigenlijk wil ik alleen maar getuigen dat wanneer alcohol dagelijkse norm wordt en je niet meer nadenkt bij wat je drinkt, die pint of die wijn soms, ineens opduikt met een ander gelaat. Om niet meer weg te gaan, en dan is de vertrouwde gezelligheid heel ver te zoeken.

Misschien helpt die maand nuchterheid om de volgende elf maanden bewuster met het spul om te gaan. Het is zelfs niet ondenkbaar dat je erachter komt dat er een zinvollere ontspanning bestaat dan die dagelijkse glazen snelle verdoving. Voor hetzelfde geld, echter koop je volgende week een bak duvel of een krat cava om te vieren dat je het een maand zonder hebben gekund, en dan is die maand zonder een maat voor niets geweest!

Permanent bezoek.

Somtijds heb ik zin om me helemaal van de wereld te zuipen? Kent ge dat? Ge moet niet te vals beschaamd zijn, we zijn onder ons. Tegen mij moogt ge dat vertellen.  Ik zal het wel voor mijn eigen houden. Ah, ge kent dat niet? Dat is goed voor u want dan moet ge u er ook geen zorgen over maken. Bij mij, maar ik spreek alleen maar voor mijn eigen rekening, komt het wel voor. Niet dat ik weet waardoor het precies komt, maar het komt gewoon. Dan stap ik uit mijn bed en voel ik het direct. Dit wordt een nutteloze maar een levensgevaarlijke dag. Vorige week had ik het zitten. Zaterdag, mijn agenda was vol geschreven met interessante afspraken met nog interessantere mensen maar ik voelde aan elke vezel in mijn lijf dat het niks ging worden.

‘Sta op, neem een douche, verman u en doe wat ge moet doen’, commandeerde ik mezelf.

‘Een glas witte wijn zou er wil in gaan’, zegt een andere stem.

Waarschijnlijk hebt ge dat ook niet? Dat ge op momenten het gevoel hebt dat er buiten uw vrouw en uw kinderen nog iemand bij u woont. Een rare snuiter die dan altijd het tegenovergestelde influistert van wat ge op dat moment wilt doen of moet doen. Een persoon, aan wie ge eigenlijk nog nooit formeel bent voorgesteld maar die zich steeds met uw zaak komt moeien. Soms zit hij maandenlang ongemerkt in een hoekje van mijn ziel waar hij in alle stilte boekjes leest van Hugo Claus of van Boon of zo en dan heb ik daar geen last van maar ineens op een niet te voorspellen moment, komt hij voor de pinnen. Dan wordt hij actiever en begint hij zich overal, ergerlijk mee te moeien.  Met zaken waar hij geen uitstaan mee heeft.

Met dezelfde radeloze energie van een gids die een hoop luidruchtige Japanners probeert tond te leiden in Brugge, zeg ik dan tegen mezelf, ‘Spring in uw auto en rijdt naar uw afspraak.’ Maar op een rare manier springt de andere dan achter het stuur, rijdt linksaf terwijl ik naar rechts moet.

‘Langs die kant komen we er ook wel’, zeg ik in een vruchteloze poging om de andere te provoceren.

‘Hier, kijk rechts, café Belle-vue. Daar hebben ze toch ook witte wijn of uwe favoriete rosé?’

Nog vooraleer ik ‘Rij door’, kon zeggen, was de auto al geparkeerd en stond ik op het voetpad, voor de deur van mijn favoriet cafeetje.

‘Ik ga niet binnen’, protesteerde ik maar de andere zat al aan de toog zodat ik geen andere keuze had dan mee naar binnen te gaan. Op een vervelende manierzijn we onafscheidelijk zodat we altijd tot elkaars gezelschap zullen veroordeeld blijven.

De barman, is nieuw want ik heb hem nog nooit gezien. Hij oogt wat vreemd en dromerig of verdoofd alsof hij in een vorig leven iets belangrijks vergeten is. Of misschien biedt hij ook gewoon onderdak aan iemand aan wie hij nog niet formeel werd voorgesteld en die hem influistert dat een lijntje nu ook wel vanpas zou komen.

‘Wat gaan we drinken? Rosé of Wit?’ ‘Gij gaat hier geen wijn bestellen. Ik wil koffie, gewoon koffie’, zei ik streng tegen mezelf en tegen de andere want nu toegeven is dansen met de duivel.  Koffie dus want ik kan niet dansen en waag het niet om…’

‘Wat wilt ge drinken, meneer’, vroeg de zweverige garçon geheimzinnig alsof hij instinctief aanvoelde dat er nog overleg plaatsvond over de te maken drankkeuze.

Nog voor ik, ‘koffie’ kon zeggen riep de andere ‘Rosé’. Ik werd woest. ‘Dit is geen manier van doen, ik wil geen wijn. Ik wou koffie maar gij moet weer voor uw beurt spreken. Zoals altijd.  Kunt gij niet gewoon weggaan of zo, naar ergens anders?’

‘Wijn voor twaalf uur s’ middags, uw leven is naar de klote makker’, zeg ik tegen mezelf.

‘Ge kunt nog altijd veranderen he’, zei de andere die veel te zeker van zijn zaak klonk om er nog langer weerstand tegen te bieden.

‘Wat krijgen we nu? Terug aan de wijntjes?’, vroeg een vertrouwdere stem die de Rosé voor mijn neus zette. ‘Dag Heidi, neen neen dat moet een vergissing zijn van uwe nieuwe garçon. Neem die maar terug en geef mij maar mijn vertrouwde koffie, en doe er in plaats van een koekje maar één van die pralines bij. Een van die witte, van onderaan uit de kast.’

‘Aan die chocolade kunt gij toch niet weerstaan he’, zei Heidi.

Ze moest eens weten.