Categorie: Filosofisch

Met familie als achtergrondmuziek

Familie, of het niet-toevallige lot van elke sterveling die de pech of het geluk kent ooit geboren te zijn, het is maar hoe je het bekijkt. Je hebt ze niet om uit te kiezen, niet de broers, niet de zussen noch de neven, achternichten, nonkels of tantes, en maar goed ook. Familie is gewoon een packagedeal, die soms alleen nog maar verbonden lijkt door een bloedband die zonder de uitwisseling van generaties lange genetica, onmogelijk aan elkaar zou te hechten zijn. Toch plakken ze op een vreemde manier toch allemaal aan je ziel.

Heb je geluk, word je gezegend met het talent van je overgrootmoeder die de gave bezat om lief te hebben, heb je pech word je ongevraagd de nieuwe eigenaar van hetzelfde kronkelende gekkenbrein van je betovergrootvader langs de andere kant van de stamboom. Elk familiedrama dat oorsprong vindt aan een of andere tak van de geslachtsboom krijg je gratis mee besteld. Je hoeft daar niets voor te doen. Het is alsof je figureert in een stomme film die achterstevoren wordt afgespeeld.  De karakteristieken van de personages zijn bekend, hun daden ook. Al hun mooie en donkere kanten zijn vertrouwd, ja zelfs het plot is voorspelbaar. Alleen de scenes die zich afspelen tussen het einde en begin durven af en toe nog te verrassen.

Familiebanden hebben één groot voordeel. Zelfs al manoeuvreer je op de achtergrond, wil je er misschien niet al te veel mee te maken hebben of wil je ze soms zelfs ontkennen, elke bloedverwant geeft toch op de een of andere onbegrijpelijke manier onbetaalbaar inzicht in alle excentriciteiten die je zelf ook bezit, zelfs al wil je die soms het liefst van al angstvallig ontvluchten.

Elke familiesaga, elke genetische bloedband en elk nieuw familiedrama doen tegelijkertijd haten en liefhebben. Ze zweven rond als achtergrondmuziek, het deuntje klinkt vertrouwd maar je kan het je maar niet herinneren waar je het voor de eerste keer gehoord hebt.

Dromen die ik me niet kan herinneren en herinneringen die ik wil vergeten

“Laat je herinneringen nooit groter worden dan je dromen”. Deze quote die gemakkelijk als tegeltjeswijsheid kan dienen, zou zomaar van mij kunnen zijn. Hij floepte binnen toen ik twee weken geleden ’s avonds bij zonsondergang op het strand wandelde en de ondergaande zon werd opgeslokt door de zee.

Staren naar die spectaculaire horizon heeft iets in gang gezet. Geen idee vanwaar of waarom net deze gedachte aan de oppervlakte kwam of wat ze geprovoceerd heeft maar plots bedacht ik me dat ondanks de dreiging en rust die van de horizon uitging hij toch richting en perspectief moet blijven geven.

Hij liet me inzien dat ik mij best niet te veel moet vastpinnen op het verleden. Ik moet vooruit durven kijken. Tegelijk komt ook het besef dat dromen over herinneringen voor mij altijd wel een evenwichtsoefening zal blijven, waarin denken over het verleden, leven met het heden en dromen over morgen gedachten zijn die met elkaar op oorlogsvoet zullen blijven.

Ik realiseer me dat herinneringen aan gebeurtenissen en aan mensen die ooit mijn pad kruisten belangrijk zijn. Dat waren ze toen en dat zijn ze vandaag nog steeds. Samen vormen ze mijn persoonlijke geschiedenis. Ook al zijn ze niet meer aanwezig of maken ze geen deel meer uit van het leven dat ik nu leid, ze bepaalden toch mijn identiteit en beïnvloedden ze nog steeds heel erg wie ik vandaag ben, hoe ik denk en hoe ik voel.

In dezelfde filosofische mijmering kom ik ook weer tot de vaststelling dat als ik blijf hangen in het verleden en in herinneringen, sommige ervan een te zware last worden. Dan belemmeren ze mijn dromen en verengen ze mijn verlangen naar nieuwe uitdagingen.

Zo denk ik bijvoorbeeld nog dikwijls terug aan die zomer toen ik met een camper en een rugzak door Scandinavië trok. Ik ontdekte weidse meren en spectaculaire Fjorden en ontmoette interessante mensen waar ik nog steeds met een glimlach en een tikje heimwee aan terugdenk. Maar in plaats van groot te dromen over een nieuw avontuur blijf ik hangen in die zomer van toen. Ik blader door foto’s en door herinneringen en verhalen die ik koester als kostbare schatten.

Dromen, groot of klein, ze zijn van belang. Ook voor mij want ze geven een beetje richting en zijn een bron van inspiratie. Door groot te dromen word ik uitgedaagd om nieuwe dingen te doen en om mijn grenzen een klein beetje uit te rekken. Maar met dromen alleen ben ik niks als ik niet kan terugvallen op herinneringen. Vergeet ik ze, dan pas dreig ik mijn persoonlijke geschiedenis te verliezen als voetstappen die ik achterliet in het zand.  Sommige ervan raken nooit uitgewist.

Geef me dus vandaag de hele dag om groot of klein te dromen, misschien over dat ene boek die ik de titel zal geven, dromen die ik me niet kan herinneren en herinneringen die ik wil vergeten.

Een zeldzaam hoogtepunt met fatale gevolgen.

Het is zaterdagmorgen, acht uur en ik zit aan de keukentafel op een kruk, omringd door half gelezen kranten en ongelezen tijdschriften, met een lepeltje in een kop koffie te roeren. Mocht je me vragen waarom, ik zou het antwoord noodgedwongen schuldig moeten blijven. Want ik drink koffie zwart en puur waardoor er helemaal niets in te beroeren valt. Het schuifraam staat halfopen en hoor in de vijver, vissen, spetterend tussen wassende waterplanten, ‘van hun gat geven’. “Vogelende vissen, het is er de tijd van het jaar voor”, zeg ik in gedachten tegen de persoon die ik al een leven lang meezeul, mezelf dus.

Ochtendgeluiden van een dorp dat in de verte ontwaakt, zoemen op de achtergrond.  Ik schenk er maar heel kort aandacht aan. Nu ik de luxe heb om het gezelschap van mezelf te verdragen, dwalen mijn gedachten af naar wie ik was, naar wie ik ooit ben geweest en naar wie ik aan het worden ben.  In die zinloze flits, stel ik me de vraag wat de tijd met mij heeft gedaan?

Tijd, dat abstracte begrip dat me dwingt te herinneren dat het leven vergankelijk en tijdelijk is maar me ook aanspoort om net het moment van de dag te omarmen terwijl dat in eenzelfde tel al voorbij is.  In dit zinloos hersenspin concludeer ik dat tijd gewoon een valse dief is die een gemeen spel speelt en als een laffe rover elke dag onopgemerkt een beetje illusies pikt en dat zolang doet tot er geen meer overblijven.

Mijn jeugd en al die jaren nadien, hebben vormgegeven aan wie ik geworden ben. Maar hoe goed ik mezelf en mijn verleden denk te begrijpen, ik blijf graven. Opeens denk ik aan mijn ma. Zomaar, out of the blue. Geen idee van waar ze komt, misschien is het die koffie of die vroege peuk.  Had ik niet meer inspanningen moeten doen om mijn moeder echt te leren kennen toen ik daar nog de kans toe had, hoe zij echt dacht en voelde? Had ik over haar dan niet die lelijke dingen gezegd en geschreven? Deze gedachten houden me even bezig.  Identiteit en de zoektocht ernaar, ik zeg maar, het is allemaal heel erg verwarrend.

En wat doe ik? Is al datgene wat ik van mezelf aan jou toon het volledige plaatje of is dat gedeelte enkel maar belangrijk om relevant te zijn voor anderen. Relevant zijn voor anderen is trouwens een domme maatstaf die ik mezelf heb opgelegd, alsof mijn bestaan er maar toe doet naarmate anderen zich in mijn verhalen herkennen. Wat levert mij het op als met elke hartslag die mijn hart slaagt mijn relevantie langzaam wegkwijnt en vooral betekent dat dan het begin van het einde?

In deze reflectie haal ik alles terug.  Ik betrap me erop dat ik mijn mooiste en droevigste herinneringen en de momenten steeds met jou heb gedeeld en daarmee zoek naar steun, begrip en een occasionele duim. Voor wiens heiligen?

En dan voel ik plots een mengeling van schaamte en lachen opkomen. Schaamte voor de leegte die ik voel door de zoektocht naar die stupide externe validatie, terwijl de tijd wegvliegt zonder er echt bij stil te staan. Lachen om de ironie van dit bericht, omdat ik de betekenis van het leven reduceer tot een paar herinneringen, goede en slechte.  Ik lach ook om de absurditeit van mijn eigen zoektocht naar identiteit, terwijl ik de essentie van mijn eigen verleden en wie ik ben altijd al heb verwaarloosd.

Terwijl ik deze eindeloze stroom niet-relevante woorden die nergens naartoe leiden, produceer, sterft de mooiste vis uit mijn vijver.  Wellicht was hij te enthousiast en te paringsdriftig en daarmee is hij met zijn cloaca-capriolen vanuit het ondiepe moeras, geheel onverwacht op de droge kiezel beland, om daar ademloos een fatale dood te sterven.

Ik heb alles geprobeerd. Zelfs met spa-reine was hij niet te reanimeren, maar hij is tenminste op zijn hoogtepunt gegaan. En ik, wat doe ik? Mijn dierbare herinneringen sterven net als mijn favoriete vis in mijn virtuele gedachtewereld, en vervagen in een eindeloze stroom van berichten en verhalen waarvan ook die relevantie elke dag wegkwijnt.

Remedie tegen ruis.

Vanmorgen in de auto droomde ik dat ik het gras afgereden had. Ik had het gazon bemest en de kale winterplekken waren ingezaaid. Voor alle duidelijkheid, niets van dat alles is gebeurd. De kale plekken blijven vandaag on-bemest en on-ingezaaid.

De kikkers in de vijver? Die zijn er nog niet, de vissen wel.  In tegenstelling tot mij denken ze niet na over de onzekerheden van het leven. Alle elf zwemmen ze gewoon af en aan zoals ze dat gisteren en alle dagen daarvoor deden.

Ik kan me vergissen maar ik geloof niet dat van alle vissen in mijn vijver, er zich één bewust van is dat hij gisteren ook al in deze vijver zwom en wakker ligt of hij dat morgen ook zal doen. Het leven van een vis is simpel. Zo staat geen enkele stil bij morgen en vraagt geen enkele zich af of alles wat gisteren gebeurde, echt voorbij is, of er misschien toch een manier bestaat om er een ander, definitiever einde of een nieuwer begin aan te verzinnen. Ik, ik ben geen vis.

Gedachten als deze lijken even absurd als het definitief uitmaken met jezelf, per sms. Niet dat ik het ooit gedaan heb of ooit zal meemaken, toch geloof ik dat als het gebeurt, je onmogelijk samen verder kan. Misschien moet ik deze gedachten gewoon aan de vissen voederen?

In plaats van stil te staan bij overpeinzingen als deze en een krankzinnige column te bedenken over het verschil tussen rondzwemmende vissen, afwezige kikkers en mezelf zou ik ook gewoon een zin kunnen schrijven, ‘ik weet het even niet meer zo zeker’, maar daarmee zal ik geen vis, geen kikker en ook geen aandacht vangen.

Misschien is de beste remedie tegen mijn kabbelend rustige ruis tien minuten van jouw aandacht te vragen, wie zal het zeggen?

Want na deze lange druilige winter snak ik net als vele anderen naar aandacht. Ik word er moe van, misschien zelfs te moe om me druk te maken over belangrijke dingen.  Dus dwaal ik gewoon een beetje door mijn tijd. Ik doe de afwas en kijk naar de tuin. Ik zie hoe pimpelmezen hun toevlucht zoeken in de steeneik en ze zich verschuilen voor luidruchtig kwetterende zwarte vogels.

Het grootste gedeelte van het gras lijkt mij vandaag niet nodig te hebben. De kale plekken wel, maar die zullen moeten wachten op droger weer, morgen misschien.

Om iets van het leven en van mezelf te begrijpen moet ik niet alles voor jou in onbegrijpelijke columns willen interpreteren. Ik hoef er je niet mee lastig te vallen want dan wordt mijn ruis jouw grootste aandacht vanger.

Gewoon kijken is voldoende, besluit ik, naar het gazon en zijn kale plekken, naar vissen en kikkers of pimpelmezen. Kijk misschien ook even tien minuten naar jouw tuin. Dat is alleszins beter dan tijd te verspillen aan het schrijven of aan het lezen van een column als deze.

Een sprookje van kus mijn kloten.

Tegenwoordig wordt me een droomwereld opgedrongen waarin een boosaardige heks niet langer die wrattige, haveloze vrouw met een harige bobbel op haar kin mag zijn, die met een giftige appel een jonge ietwat naïeve vrouw in verleiding probeert te brengen. In plaats daarvan moet ik me een adembenemende mooie vamp voorstellen die met haar betoverende schoonheid vliegend op een Swiffer elke zwakke witte man op de knieën wil krijgen. “Spiegeltje, spiegeltje aan de wand in wat voor een wereld ben ik aanbeland?”

Reuzen torenen niet langer boven ons uit, maar zijn net zo klein en schattig, als de favoriete chihuahua die op de schoot zit van de sensitieve lezer die hierboven de heks cancelde.  De zeven dwergen, zijn gewoon van normale lengte, neem gemiddeld één meter drieëntachtig, wat het een stuk makkelijker maakt om er kleren voor te kopen.

Elfen zijn niet meer die sierlijke wezens die ik me ooit in mijn grenzeloze fantasie mocht voorstellen. Ze zweven niet langer met hun sierlijke vleugeltjes op elfenstof door de lucht. Ze zijn net als ik en jij een gewone sterveling met de voeten vast op de grond, wat betekent dat ze maar figureren in het verhaal en gewoon lopen zoals ieder van ons. En de slechteriken? Die zijn ook niet meer zo slecht als vroeger, in feite zijn ze zelfs best vriendelijk geworden en iedereen wil ze te vriend zijn.

Als gevoelige lezer, zou je je de vraag kunnen stellen, “Wat is dan nog het probleem?” Want, schoonheid is subjectief, en als heksen eruit willen zien als supermodellen, en dwergen als een puberende schooljongen wie ben ik dan om daarover te oordelen? En waarom zou ik me storen aan een wereld waarin reuzen, dwergen, slechteriken en Hobbits allen op die gemiddelde buurjongen van naast de deur lijkt? Het is allemaal toch maar respectvol onschuldig plezier?

Misschien wel maar misschien ook niet. Soms zijn dingen zoals ze zijn met een reden. Neem die heks, bijvoorbeeld. Ze werd in elk sprookje altijd afgeschilderd als lelijk, achterbaks, slecht en verrimpeld. En daar was een goede reden voor. Afgrijselijke heksen en verschrikkelijke monsters vertegenwoordigen namelijk gevaar en illustreren de onbekende en donkere zelfkant van de mensheid. Reuzen en dwergen waren altijd meer dan levensgroot, niet alleen qua gestalte maar ook qua karakter, ofwel supergoed ofwel superslecht. Ze vertegenwoordigen en verpersoonlijkten extremen, lees het beste en het slechtste van de mensheid. Hoe meer ze op ons te laten lijken, hoe meer de lezer dat gevoel van ontzag, verwondering en verbazing verliest, zelfs de kleinste lezer!

En wat slechteriken betreft, die horen slecht te zijn. Zij vertegenwoordigen de obstakels en lastigheden die we moeten overwinnen, de uitdagingen die we moeten aangaan en de duisternis waar we door moeten om onze doelen te bereiken. Zonder dat alles verliest een sprookje of een verhaal alle betekenis en doel.

Dus beste gevoelige lezer die graag al eens een woord doorstreept. Hoewel het onschuldig lijkt om dingen te veranderen door ze aangenamer, vriendelijker en minder angstaanjagend voor te stellen, voor onze moderne gevoeligheden, onthoudt dat er een reden is waarom dingen zijn zoals ze zijn en verhalen geschreven zijn zoals ze geschreven zijn. Soms is het echt beter om de dingen te laten voor wat ze zijn. Je zou er zelfs een beetje haar van op de tanden kunnen krijgen.

Hé daar! Ben je er nog of heb je me al gecanceld? Luister, als jij je voor jezelf een wereld wilt voorstellen waarin heksen supermodellen zijn en reuzen klein en schattig, ga je gang.  Wie ben ik om je tegen te houden. Doorstreep gerust alle woorden waar je aanstoot aan neemt. Verander desnoods het woord “lelijk” in “niet zo mooi voor iedereen”, maar doe het in je eigen boekje maar blijf met je stengels van de andere.  

Sta misschien eens stil bij de gedachte dat de beste dingen in het leven soms net die zaken zijn die uitdagend, ongemakkelijk en ja soms een beetje beangstigend zijn. Soms zijn lelijke slechteriken echt zo slecht niet en af en toe zijn schattige dwergen monsterachtig.

Dus sensitieve schrapper, als je per se met klassiekers wil rommelen, doe het dan voorzichtig en met respect, anders wordt elk verhaal een sprookje van kus mijn kloten. En als je echt groen wil lachen, raad ik je aan eens een verhaaltje van mij te lezen.

De schrikbarende opkomst van de menselijke irrelevantie

Decennialang wordt de wereld al overspoeld door technologie en automatisering. Langzaamaan wordt de mensheid geconfronteerd met de angstaanjagende realiteit van haar vergankelijkheid en overbodigheid. Het lijkt wel alsof alles om ons heen wordt overgenomen door machines, computers en nu door godbetert, kunstmatige intelligentie.

Heet nieuws dus, want bijna iedereen heeft er de mond van vol, zeker nu we plotseling opgescheept zijn met ChatGPT, een zogenaamd technologisch schrijfhoogstandje waar niemand zat op te wachten. Dit nieuwe geavanceerde taalmodel wordt gevoed en getraind met een overweldigende hoeveelheid tekstgegevens dat wereldwijd publiek beschikbaar is.

Iedereen die artificiële intelligentie genegen is, prijst dit model de hemel in als de heilige graal en als de toekomst van intermenselijke communicatie, maar is dat werkelijk zo? Of is dit eerder voorbode en een angstaanjagende werkelijkheid van een nieuwe Star Wars-maatschappij waarin robots en mensen elkaar voor de voeten lopen? Ik vraag het me af, en samen met mij een aantal kritische wereldverbeteraars waarmee ik gisterenavond tussen pot en pint over dit topic van gedachten wisselde.

Onze conclusie was, ofwel wordt de wereld gered ofwel is hij helemaal om zeep.

Op het eerste gezicht lijkt ChatGPT een doodgewone black box, alleen niemand kan zeggen wat erin zit, geen levende ziel die precies weet hoe het erin is geraakt maar de output lijkt ronduit fantastisch.

Mij doet het allemaal denken aan een bedrieglijke tovenaar die verbazingwekkende en onbegrijpelijke dingen tovert maar me zijn fantastische trucs niet onthult en me probeert te misleiden met zijn ogenschijnlijke magie. We gapen met open mond en vertrouwen blindelings wat we zien en nemen zonder voorbehoud aan dat het echt en juist is, al weten we niet waarom we dat doen. Zonder aarzelen zetten we onze lippen aan de gifbeker van onverifieerbare data en drinken gulzig en zonder aarzelen omdat we denken dat we met één teug zullen genezen van onze alles beperkende onwetendheid.

Laten we niet vergeten dat al die bronnen waar ChatGPT zijn mosterd haalt het product is van menselijke vooroordelen, van verstandelijke beperkingen en van relaties en verbanden die in het beste geval alleen maar statistisch gezien opgaan of relevant zijn.

Het is maar een machine die geprogrammeerd werd door mensen met een bepaald soort wereldbeeld, met bepaalde ideeën over wat zij als “normaal” en als “ethisch” beschouwen. Wie garandeert me dat hun ideeën over wat zij als “normaal” en “ethisch” zien juist is? Wie zegt me dat diegenen die aan de knoppen zitten en waakhond spelen, vrij zijn van vooroordelen of van een ander soort discriminatie en er zelfs slechte bedoelingen mee kunnen hebben?

Volgens mij bestaat het grootste gevaar eruit dat ChatGPT ons doet vervreemden van elkaar en van onze menselijkheid.  Voor ons werk en in onze vrije tijd zijn we al volledig afhankelijk van machines en computers. Ons dagelijks leven wordt al grotendeels bepaald door technologie, algoritmes en schermen waar we ziel- en doelloos over scrollen. In entertainment en in ons denken horen en zien we, en hebben we enkel nog toegang tot datgene waarmee we ons vereenzelvigen.

Als we onze dagelijkse communicatie nu ook nog overgeven aan robots en machines, riskeren we dan niet om ons denkvermogen, ons plezier om te creëren en te experimenteren, om de noodzaak om te improviseren en te falen te verliezen, om uiteindelijk al onze menselijke connectie te grabbel te gooien en kwijt te spelen? Dreigen we niet stilaan onze menselijkheid en de essentie daarvan te verliezen? Ik vraag me dat af.

Daarom deed het gisterenavond enorm deugd om aan lijf en leden te ondervinden dat zelfs naïeve wereldverbeteraars nog echt verbonden kunnen zijn door fijne gesprekken, door een paar pinten en door een zak borrelnootjes.

Babbelen, schrijven en communiceren gaat immers veel verder dan voorgeprogrammeerde woorden en zinnen te produceren. Zonder empathie, intuïtie en emotionele connectie rest ons straks alleen nog een artificieel schermgesprek met een chatbot, zonder pinten, zonder nootjes en zonder de complexiteit van emoties en nuances, helemaal irrelevant gemaakt door robots die wij zelf hebben gefabriceerd.

Mag ik daarvoor mijn joker inzetten?

Hoe vermijd je dat je eindigt met een struisvogelbrein?

Ben jij ooit al in een hokje gestopt? Je weet wel, iemand waarmee je drie woorden wisselt en onmiddellijk, op basis van jouw werk, je hobby, geslacht of sterrenbeeld wel heel snel concludeert dat je zus of zo moet zijn.

Ik bedoel, kreeg jij ooit al opmerkingen zoals, “Ah, jij bent schrijver, is dat niet heel erg eenzaam? Je wordt toch snel een soort van kluizenaar, daar zo alleen in je kelder, zonder daglicht, met je laptop als enige gezelschap?” Of, “Is het leven niet lastig als maagd. Dagelijks kampen met angsten en onzekerheden, zeker als je ook nog een controlefreak bent die elk detail over-analyseert, da’s toch geen leven?”

Het zijn ogenschijnlijk onschuldige opmerkingen, alleen je krijgt ze ongevraagd en ze hebben hetzelfde effect alsof je in een klein doosje wordt gestopt en gelabeld wordt als een pakje vogelzaad.

Vogelzaad, niet onbelangrijk nu de vogelgriep opnieuw in ons landje is neergestreken. Ik neem dan ook de vrijheid om even op je scherm te springen en je kwetterend als een mus te vertellen dat ‘hokjes denken’ uitsluitend voor vogels geldt, niet voor mensen.

Mag ik daar een ei over leggen?

Zolang we mensen blijven stereotyperen op basis van hun vermeende kenmerken en ze in hokjes blijven steken, zullen ze in hun vogelhok nooit de vleugels spreiden. Ze zullen nooit vliegen, nauwelijks vogelen en zeker geen eieren uitbroeden.

Maar maak je geen zorgen, sterker ik wil je geruststellen.  Om niet in de valkuil van het ‘hokjes denken’ te trappen bestaan er manieren zodat je niet eindigt met een struisvogelbrein.

Laten we om te beginnen proberen om opnieuw voor onszelf te denken en laat ons ophouden om mee te gaan met vooroordelen die anderen voor ons hebben bedacht. Het is niet omdat iemand een filosoof of advocaat is dat hij geen gevoel voor humor kan hebben, toch?  Het is niet omdat iemand het sterrenbeeld vis heeft dat hij altijd als een zalm stroomopwaarts zwemt en een voetbalsupporter is niet per definitie marginaal, al is de kans vele malen groter dat hij het wel is dan een normale mens. Zoals steeds bevestigt uitzondering de regel.

‘Hokjes denken’ weg ermee dus!

Verschillen maken ons uniek. Lach er hard mee maar vecht er niet tegen. Of je nu een flamingo, een pinguïn of een huismus bent, je hebt de kudde iets te bieden. Dus laten we allemaal de vleugels uitslaan om hoog te vliegen. De Icarus van de vliegkunst valt wel uit de hemel als hij te dicht bij de zon komt.

Merk je dat je toch in een ‘vogelkot’ wordt geplaatst, wees dan niet bang om als een pauw met je pluimen te pronken om de wereld te laten zien dat je meer bent dan een eendimensionale vogel die opgesloten zit in een kot.

Met de vogelgriep in ’t land is het zelfs gevaarlijk om nu uit de kast te komen en je te outen als vogel met een struisvogelbrein, tenzij je graag met je kop in ’t zand blijft steken natuurlijk.

Tenzij je allergisch bent voor humor?

Voor een bepaald soort mensen van een bepaalde generatie of sociale klasse, bestaat er geen groter geluk dan stoïcijns te zijn. Niets wat zich in hun nabijheid of in de wijde wereld afspeelt lijkt hen te deren, niet ten goede en niet ten kwade. Elk probleem, groot of klein, lijkt als boter op Tefal van hen af te glijden.

Stoïcijnse mensen vind je overal, ook op feestjes maar daar nemen ze haast nooit het woord. Het zijn onopvallende behangpapiermensen die aan het eind van een hoogoplopende discussie, wanneer het gesprek dreigt te ontsporen, gevraagd wordt, “He, wat vind jij er eigenlijk van?’

Met een genuanceerd antwoord waarin iedereen zich kan vinden, slagen ze erin om met twee woorden de lont uit het kruitvat te halen.

Een stoïcijns iemand zal je op overdreven grootspraak of op enthousiaste uitbundigheid nauwelijks kunnen betrappen. Ze bewaren liever afstand, luisteren geamuseerd maar reageren zelden, alsof ze allergisch zijn voor plezier of zoiets.

Hoogstens zal je een veel- of niets betekende, gereserveerde glimlach op hun gezicht zien verschijnen. Alle andere reacties of emoties zijn gedoseerd of worden geweerd. Praat je met stoïcijnen lijkt het wel alsof je bloed uit een steen probeert te persen. Soms halen ze dat vanonder je nagels. In haast elke situatie zijn het vliegen op een muur maar zoemen doen ze zelden.

Laat ik het even over hun tegenpolen hebben. Een term om deze groep mensen te omschrijven heb ik niet maar je zal ze wel herkennen. Deze grootsprekers, hebben het hart op de tong, zijn tè aanwezig, en voeren altijd het woord. Na het diner zeggen ze, “Ja, de zalm was niet slecht maar weet je waar je echt de beste zalm kan eten? In Canada, in het Five Sails Restaurant in Vancouver.” Hoewel je deze emotionele orkaan al minstens een kwartier lang probeert te negeren zal hij toch pogingen blijven ondernemen om jouw aandacht te vangen, zelfs al interesseert het je geen bal. De moppen die hij verteld zijn oud als de straat en zo ongeschoren als de baard van Leopold II.

Deze ‘Ned Flanders’ doet gewoon altijd tè hard zijn best, is tè beleefd of tè boertig maar is vooral tè storend. Zijn tussenkomsten zijn nooit afgemeten en altijd straffer of avontuurlijker dan die van de vorige spreker. Deze mensen hebben overal pijn en hebben die kwetsuren als gevolg van fantastische ongelukken waarbij een normale sterveling geen kans op overleven heeft.  Ze vinden racisme vreselijk maar ergeren zich ook donkergroen aan progressieve meningen.

De vrouwelijk ‘Ned Flanders’, mist naast veel andere dingen vooral haar vriendinnen omdat ze te druk-druk bezet is. Ze zit vol zelfmedelijden en beklaagt zich tegen iedereen die het wil horen dat haar man naast de pot pist. Kan je het hem kwalijk nemen? Wat dit soort mensen pas echt onverdraagzaam maakt is dat ze naast vreselijk irritant, oppervlakkig, supersaai en zelfingenomen ook nog gigantisch voorspelbaar zijn.

Resten me de zelfverklaarde verdraagzame mensen die zichzelf aan de juiste kant van de geschiedenis plaatsen. Deze nieuwe soort mensen beschouwen zichzelf als vernieuwende denkers en zijn radicaal politiek-correct.  Ze noemen zich inschikkelijk en tolerant maar in werkelijkheid vertonen ze die verdraagzaamheid uitsluitend wanneer het over hun eigen dada gaat.  

Ze staan voor transgenderrechten, zijn fel tegen racisme gekant, misschien vatbaar voor complot denken maar zijn zeker verschrikkelijk gevoelig voor al datgene wat niet in hun wereldbeeld past. Ze zijn op zijn zachtst uitgedrukt intolerant ten overstaan van al datgene wat ze bekritiseren en nemen er zelfs aanstoot aan.  Op hun agenda staan homo- en transgenderrechten, racisme, seksisme, dekolonisatie, intersectionaliteit etc. Begrijp me niet verkeerd, mensen die zich bewust zijn van sociale problemen en van onrechtvaardigheden, dat is belangrijk.

Maar er is een onzichtbare lijn tussen bewust zijn, verandering opperen of er aanstoot aan nemen. Want ze lezen je de les en bekritiseren je ‘privileges’ ook al weten ze niets over je achtergrond, je verleden of je levenservaringen. Ook al gaan deze ruimdenkers er prat op te ijveren voor sociale rechtvaardigheden aarzelen ze niet om vrienden of familie onder de bus te gooien en ze te elimineren zonder kans op vergeving als ze niet in hun (biologisch groenten-) kraam passen.

Wat ze je natuurlijk niet vertellen is dat machtsdenken wellicht hun echte beweegreden is. Want eigenlijk willen ze niets liever dan de wereld op te delen in kampen, in het goede kamp en in het slechte kamp, in onderdrukten en in onderdrukkers. Minderheden hebben geen macht en moeten dus slachtoffer genoemd worden en behoren daarom per definitie tot de goeden. Aan de andere kant van de arena bevindt zich de witte westerse man. Hij is per definitie machtig, geprivilegieerd en dus slecht.

Deze mensen kwalificeren machtig en slecht bijvoorbeeld met eigenschappen als geslacht (man), huidskleur (blank), seks (hetero) en leeftijd (Boomer). Het zijn echter dezelfde aangeboren eigenschappen en kenmerken die ze als argument gebruiken om er minderheden mee te definiëren. Begrijp jij het nog?

Zelfs al kom je in grote lijnen overeen met de visie van deze groep mensen, hou je je best toch op de vlakte. Je mag voor vrouwen-, homo- en transgenderrechten opkomen, gekant zijn tegen racisme, zelfs dan hou je als witte ‘boogieman’ nog beter je mond. Er rest niets anders dan plaats te maken voor alle minderheden. Stel je je niet nederig op en ben je het niet altijd voor de volle honderd procent eens, dan deug je niet, word je genegeerd, gecanceld, hoogstens gedoogd maar niet geaccepteerd. In het aller slechtste geval eindig je onder de bus.

Wat is er tegenwoordig toch aan de hand met de mensheid? Het lijkt wel of iedereen wakker geworden is in een soort van ‘new-age-star-wars-wereld’ waarin men plots beseft dat het eten van avocado’s en quinoa of het schrappen van heetgebakerde woorden in boeken de sleutel tot geluk zijn?

Mensen lijken meer geïnteresseerd in het etaleren van hun eigen deugdzaamheid dan in ècht maken van verschil. Het is alsof ze elkaar proberen te overtreffen in een moreel gezelschapsspel. “Oh, jij bent alleen veganist? Nu, ik ben veganist EN ik recycle EN ik ben Woke!”

We lijken met zijn allen wel te leven met als opdracht een Rubik’s kubus op te lossen door ons slechts op één kant te concentreren. Zeker, je krijgt misschien die ene zijde helemaal groen, maar hoe zit het met de andere vijf kanten?

Draai of keer het, uiteindelijk moeten we allemaal onthouden dat we er samen voor staan. We hebben misschien verschillende meningen en overtuigingen, maar we zijn allemaal mensen die op hun manier proberen te navigeren in een ingewikkelde wereld. Dat we onszelf voortdurend overschatten en anderen onderschatten mogen we onszelf best vergeven want dat betekent dat we menselijk zijn en precies door die menselijkheid zal het met de wereld uiteindelijk wel goed komen, of toch niet?

Laten we dus proberen om naar elkaar te luisteren, en er misschien zelfs een paar grappen over te maken.

Tenslotte is humor toch het beste medicijn, tenzij je daar ook allergisch voor bent.

Een spannend verhaal dat nooit geschreven werd

Een persoon, op het eerste gezicht een alledaagse man, hoewel ik dat onmogelijk met feiten kan staven of met instrumenten kan meten, je vraagt aan iemand, die je als mannelijk personage in een verhaal wil neerzetten maar die je van haar of pluim kent toch niet, “mag ik even in je broek kijken zodat ik de feitelijke zekerheid kan verwerven om je als man neer te zetten”, toch?

Aangezien ik dus geen garantie heb over de primaire mannelijke geslachtskenmerken (penis, balzak, en teelballen) van de persoon die ik in mijn verhaal een hoofdrol wil geven, en de secundaire geslachtskenmerken van mijn protagonist niet uitgesproken mannelijk ogen, de persoon in kwestie spreekt namelijk eerder met hoge stem en is niet breedgeschouderd, ben ik in dubio.

Om verwarring uit te sluiten en om niet tegen een laaghangende LGTBQ+- borst te stuiten, begin ik mijn verhaal veiligheidshalve met, een persoon, die me indruk geeft over een mannelijke genderidentiteit te beschikken, en mogelijks als man wil aangesproken worden maar voor hetzelfde geld homo of genderfluïde is maar misschien als transpersoon door het leven wil gaan, staart ‘wezenloos’ voor zich uit.

Hij (zij/hun) lijkt diep in gedachten verzonken alsof hij (zij/hun) zich de vraag stelt of tot het mannelijk geslacht behoren eerder een toevallig levenslot is, of hij (zij/hun) ervoor bij helderheid van geest mag kiezen en of dat feit op zich al dan niet een omkeerbaar gegeven is. Ik sta oog in oog met de twijfel in zijn (haar/hun) ogen en zie hem (haar/hun) worstelen met zijn (haar/hun) geslachtsidentiteit en de genderidentiteit waarmee hij (zij/hun) zich aan de buitenwereld wil presenteren.

De vrouw ernaast, althans de persoon die volgens mijn perceptie en mijn eerste aanbik overeenkomt met het geslacht ‘vrouw’ omdat ze bij de geboorte welbepaalde secundaire geslachtskenmerken heeft meegekregen, namelijk het ontbreken van gezichtshaar, borstvorming en brede heupen, kortom kenmerken die doorgaans aan het vrouwelijke geslacht worden toebedeeld, maar die door mijn vluchtige controle onmogelijk als afdoend bewijs gelden, zit naast hem (haar/hun) en staart eveneens verward voor zich uit.

Hoewel deze laatste persoon zonder duidelijke definitie getooid is in een klederdracht, (zijden blouse, zwarte bh, wijnrode rok en hoge hakken) die men in een vorige eeuw uitsluitend als vrouwelijk zou bestempeld hebben maar ook omdat de wereld doorgedraaid is, kan geen uitsluitsel geboden worden, noch over de geslachtsidentiteit, noch over de genderidentiteit ervan.

Aangezien ik dus niet over die mogelijkheid beschik, maar ook omdat ik door de schrijfpolitie niet, net zoals Roald Dahl, wil gecanceld worden maar zeker ook omdat mijn fantasie te groot is maar het risico niet waard, om ermee de toorn van de hele LGBTIQ+-gemeenschap over mij heen te krijgen, besluit ik om het vervolg van dit spannende verhaal niet te schrijven.

Laagje ijzel

Als, op een morgen als deze, een man van mijn leeftijd zich scheert en in de diepte van de spiegel staart, wie is dan toch het spiegelbeeld dat terugkijkt en hem goedemorgen zegt? Is het een ouder wordende weerglans die me de ene morgen hartelijk begroet en me op andere geen blik gunt. Is het een blik die soms lacht en geduldig wacht tot ik teruglach of is het er een die me van kop tot teen inspecteert en verrast wordt door een traan die langs mijn kaak loopt alvorens ze uiteenspat op de wasbak.  

Ben ik de zachtmoedige geest van mijn vader of de onbeschaamde ziel van mijn moeder? Ben ik de onzekere, dwaze puber die ik ooit was en soms nog ben, nog nat achter de oren? Ben ik de optelsom van al die akelige angsten en ongemakkelijkheden die in de ogen van deze vreemdeling tevoorschijn komen om ze op een morgen als deze te ontmoeten. Zal ik hem ooit echt leren kennen?

De blik dwaalt niet af van mijn kin of kaaklijn, soms ben ik vastberaden, dan weer angstig om de waarheid van mijn ziel onder ogen te zien. Met ogen die ik vermijd, omdat ik weet dat het leven onverwacht hard en wreed weer helemaal uit de hand kan lopen.

Dat spiegelbeeld leren trotseren, vergt moed en mildheid om zonder vrees of schaamte te durven kijken. Er is een man voor nodig om het verleden, de toekomst en sterfelijkheid te accepteren. Ik denk echt dat er moed en eerlijke durf voor nodig is om verrast te blijven door het geluid van een lach of door de aanwezigheid van een traan. Een beetje inzicht om me niet langer te laten misleiden door illusies waarvan ikzelf de schepper ben. Niet het verleden of de toekomst houden me voor de gek, dat doe ik helemaal zelf.

Het leven is gewoon het laagje ijzel in deze winternacht, dat nu glinstert en schittert in het licht van de maan, maar dat morgenvroeg zal gesmolten zijn. ‘Als je vandaag al kan schaatsen zou ik niet wachten tot morgen, gebruik desnoods het ijs rond je hart vooraleer ook dat gesmolten is’, zegt deze zelfbenoemde man met een visie die af en toe al de kunst verstaat om zijn dromen niet meer kapot te denken. Gedachten houden me niet langer voor de gek. Dat doe ik zelf wel.

Vannacht glinstert en schittert het laagje ijzel in het licht van de maan. Ook van dat gezicht kan ik stilaan opnieuw genieten.

Egards en lofzang van de dwaasheid

In de wilde stroming van de zee speelt oud zeer op.  De kou en de kracht van briesende golven doen oude en vergeten littekens samentrekken. Blijvende tekenen van eerder jongere wonden voel ik ook, maar hun zeer is nog nieuw en ongekend. Deze zee is niet te vertrouwen. Geen enkele is betrouwbaar, dat weet ik omdat haar kracht me ooit de zwembroek van het lijf gesleurd heeft. Deze oceaan echter, is anders, nog verraderlijker. Heeft het met de maanstand te maken, met het jaareinde dat nakende is, met mensen die me recentelijk ontvallen zijn? Wie zal het zeggen?  De wilde schoonheid ervan maar ook de koude en de brutale force die ervan uitgaat, doet me rillen en naar adem happen, zeker nu een witte, rollende schuimkop van wel twee meter hoog me helemaal overspoeld heeft.

De hogere, groenblauwe golven die hun overslag nog niet gemaakt hebben zijn heviger, nog onheilspellender. Ze zorgen namelijk voor een krachtige onderstroom waarvan zulk een hardnekkige dreiging uitgaat dat ik me er nietig en uiterst kwetsbaar door ga voelen.

Het constant gevaar houdt me alert. Is het daarom dat ik me in een intense flits bedenk dat het leven zomaar, met een vingerknip voorbij kan zijn, ook het mijne? Iedere ademhaling, elke gedachte, iedere geboorte en elk sterven gaat voorbij zonder dat ik het kan bevatten.  Net zoals jij, heb ik vele tekortkomingen, wie heeft ze niet? Maar voor mij zit het niet kunnen begrijpen waarom het leven zomaar een aanvang en een einde kan nemen me toch het meeste dwars. Waarom gebeuren de dingen zoals ze gebeuren? Aan dit schitterende gebrek, heeft al menig filosoof zijn hoofd gebroken, het mijne vertoont ook barsten.

Soms overkomt het me.  Dan denk ik te begrijpen wie ik ben, waar ik vandaan kom en wat me vormde tot de mens die ik geworden ben. Ik griffel dan overmoedig mijn waarheid in diepe krassen of maak er andere nog authentiekere echtheden van om ze luid te brullen tegen iedereen, horende en niet-horende. Wat een branie! Wat een overmoed! Hubris!

Het ontastbare laat zich immers niet vormen door het tastbare. Het ongrijpbare laat zich niet sturen door het veranderlijke. Een leven lang dacht ik dat het leven maakbaar was, dat ik het naar mijn hand kon zetten. Voor die dwaasheid neem ik graag alle egards en lofzangen in ontvangst. In de branding van een onstuimige zee kom ik tot besef dat ik nooit zal begrijpen en nooit zal weten, maar dàt weet ik zeker.

Onverzadigbaar ego

Dit is uit het leven gegrepen dus sta me alstublieft toe om mezelf in dit verhaal met het persoonlijk voornaamwoord ik te benoemen. Dat sluit misverstanden uit over mijn persoon en over wie dit geschreven heeft. Ik dus, of toch niet helemaal?

Door mezelf op deze manier in vraag te stellen, iets wat ik de laatste weken heel hard doe, maak ik het wel heel filosofisch. Ik weet het, maar doe het toch omdat het me aan bewijs ontbreekt of ik wel alleen verantwoordelijk ben voor dingen die ik denk, doe, voel of schrijf. Natuurlijk maak ik keuzes en maak ik plannen. Dat doe ik elke dag net zoals iedereen. Welke kleren draag ik, ga ik op reis, zal ik me scheren of niet, eet ik of vast ik enzoverder.  Ik maak bijvoorbeeld ook bewust de keuze of ik dit stukje tekst schrijf, uitgom of publiceer.  Ik kan er dan ook niet buiten dat ik die keuzes maar kan maken met de beperking van de hersenen die ik gekregen heb. Ik heb ze immers niet zelf gekozen. Met andere woorden, elke keuze, groot of klein, elke beslissing, met of zonder impact, zijn het resultaat van het verstand waar ik niet helemaal zelf verantwoordelijk kan voor gesteld worden, en al zeker niet volledig.

Geen idee hoe mijn hersenfabriek werkt, laat staan dat ik weet hoe het gevormd is en welke aspecten of verbindingen daar verantwoordelijk voor zijn. Dat is me allemaal te moeilijk. Wat ik wel weet is dat ik mijn ouders en mijn opvoeding niet zelf gekozen heb, net zomin als zij dat zelf gedaan hebben. Evenmin heb ik kunnen kiezen tot welke informatiebronnen ik en zij toegang gekregen hebben en welke interesses ik ermee ontwikkeld heb. Laat staan dat ik over de tijdsgeest waarop ik op deze wereld terecht gekomen ben iets te zeggen heb gehad. Eigenlijk heb ik dus nauwelijks invloed kunnen uitoefenen op mijn biologische, mijn genetische, mijn emotionele of mijn wetenschappelijke erfenis. Ik heb er dus evenmin schuld of verdienste aan. Ik weet dat ik met deze relativerende gedachte alles op een fles trek, toch weet ik dat deze nalatenschap het functioneren van mijn hersenen in grote mate mee heeft bepaald. Sterker nog, al deze zaken zijn in grotere mate verantwoordelijk geweest voor wie ik vandaag ben dan al die zaken waarvoor ik mezelf aansprakelijk acht. Hoe kan ik ze dan opeisen?

Is het dan een rare kronkel om te vermoeden dat mijn gebrekkige aanleg voor wiskunde en logica, mijn totale desinteresse in macht en aanzien of mijn aangeboren gave om te voelen volledig buiten datgene ligt waarop ik invloed heb? Ben ik zelf dan verantwoordelijk voor mijn empathie of rechtvaardigheidsgevoel of ligt dat helemaal buiten mezelf?

Iedereen steekt graag pluimen op zijn hoed voor realisaties die tijdelijke aandacht krijgen maar die in het grotere geheel geen enkele waarde hebben. Misschien druist mijn persoonlijke relativeringstheorie in tegen de maatschappelijk opgelegde intuïtie, tegen de maatschappelijke verwachting of tegen de mythe van de verantwoordelijkheid. Dat kan, maar volgens mijn bescheiden idee is opgedrongen verantwoordelijkheidsgevoel niets meer of minder dan een fundamentele vertekening van ons normbesef. Want des te harder je gelooft in allesomvattende verantwoordelijkheid des te harder je geneigd bent om ongelijkheid als iets rechtvaardigs te gaan beschouwen. In die logica is dat immers een uitgelezen alibi om anderen te beschuldigen en te bestraffen omdat ze niet hard genoeg hun best gedaan hebben om te voldoen aan de illusie van de verantwoordelijkheidsmythe.

Zouden we dan niet beter proberen af en toe tijd nemen om uit ons opgeblazen ego te ontsnappen. Om samen tot de conclusie te komen dat wie je bent, wat je wil, hoe ver je ambitie ook reikt het er eigenlijk allemaal niet zoveel toe doet en dat iedereen evenveel recht heeft op geluk en connectie, en zeker net zoveel als diegenen die hopen om met hun onverzadigbaar ego de wereld naar hun hand te zetten.

De shortcut van het onverzadigbare ego is immers een doodlopende straat, je zal wel zien…

De wereld mag binnen

Jaren aan een stuk heb ik het gedaan, met misprijzen naar mezelf kijken door de ogen van een ander, om me met dat oordeel een valse identiteit aan te meten. Ik moet daarmee stoppen. De maskerade heeft lang genoeg geduurd, maar vooral, het heeft me niet veel waardevols opgebracht, integendeel.  Voortaan zal ik proberen om meer aandacht te schenken aan wie ik diep van binnen ècht ben. Ik hoop dat als me dat lukt, ik me op een betere manier in de wereld zal kunnen begeven, milder voor mezelf en zachter voor diegenen die er ook in dolen, net zoals ik. Maar, niet langer met de ongewenste druk die ik mezelf opleg, om door iedereen gezien te worden door een bril die niet bij me past, om goed- of om afgekeurd te worden. Ik moet niet broodnodig opvallen. Ik hoef niks te bewijzen want dat heeft niet veel opgeleverd.

De jaren verstrijken geruisloos en meedogenloos.  Elke hartslag van mijn leven wordt geteld en is zorgvuldig bijgehouden. Was het mijn verjaardag of was het iets anders, voortschrijdend inzicht, nuchterheid misschien?  Was het omdat een aantal belangrijke mensen mij recentelijk ontvallen zijn door gebeurtenissen die buiten mezelf lagen en ik daardoor mijn aards bestaansrecht evalueerde?  Het doet er niet toe. Wat er wel toe doet, is dat ik langzaamaan begin te ondervinden dat ik niet beter word van datgene wat anderen over mij denken, hoe ze naar me kijken of hoe ze over me spreken. Kritiek op wie ik ben, hetzij positief hetzij negatief is immers nooit juist gedoseerd.  Hij is nooit op maat gesneden van wat ik acceptabel, terecht of onterecht acht.

Als ze er mij zonder maskerade niet langer bij willen, hetzij zo. Als elke vezel in mijn lijf roept dat ik mijn geknutselde identiteit ontgroeid ben, hoef ik me er toch niet langer proberen in te wurmen?

Toestaan om mezelf sympathiek te vinden door mijn persoonlijke gedachten en emoties in een plooi te wringen zodat ze allemaal in een gietvorm kunnen, die niet bij me past, ik ga dat niet meer doen. Daarvoor schieten er nog te weinig hartslagen over. Onder de vermomming die ik van mezelf afgooi hoop ik onbezorgdheid en rust in mijn hoofd en hart te vinden, niet om de wereld te verstoppen maar nèt om hem binnen te laten!

Details veranderen

Als mensen, die zichzelf belangrijk vinden en zich in het episch centrum van het universum wanen, zeggen, “ik zou graag de geschiedenis in gaan als…”, heb ik, afhankelijk van wie deze onzin uitkraamt zin om te vragen, “komt het idee niet in je op om vandaag al de geschiedenis in te gaan?  Doe eens een beetje moeite. Persoonlijk ontbreekt het mij aan elk soort ambitie om dingen te doen waarmee ik de geschiedenis in zou kunnen gaan. Mijn levensdoelen situeren zich dichterbij. Kleine, onbenullige dingen die mijn dag een beetje glans geven, dat is waar het mij om te doen is. Ik houd me bezig met zaken die zich de komende tien tot twaalf uur aandienen. Veel verder reiken mijn plannen meestal niet. Toekomstige geschiedenisboeken van een verleden dat nog niet bestaat en waar ik een rol in te vervullen heb, ooit deed ik het wel, maar echt, ik ben daar nu niet meer mee bezig.

Een van de eerste dingen die ik elke dag doe, vooraleer ik ook maar iets anders zou kunnen bedenken waarmee ik de geschiedenis kan ingaan, is de brilglazen van mijn bril opblinken. Ik heb namelijk een hekel om de wereld te zien door de mist van mijn eigen beduimelde vingerafdrukken.  Ze belemmeren een klare kijk. Maar eerlijk, ik zou het ook maar niets vinden om de geschiedenis in te gaan als iemand die zich elke dag opnieuw maar als enige doel stelt om brilglazen proper te houden om beter naar de wereld te kunnen kijken.

Ik kan me voorstellen dat sommigen nu al kregelig worden en me liefst zouden verwijten lui en tam te zijn en dat ik maar best, zo snel als mogelijk zou toegeven aan zelfgecreëerde schaamte en opgelegde schroom. Leven als een ongevaarlijke rebel zonder doel is voor sommige mensen een bedreiging.  Geconstrueerde twijfels om ergens een verschil mee te maken of om ergens bij te horen voel ik niet. Ik heb geen spijt dat het mij aan die grote ambitie ontbreekt. Ik ben wie ik ben en mijn identiteit bestaat uit vele laagjes. Verwondering, nieuwsgierigheid en verwarring zijn daar maar een deel van. Doen alsof ik niemand nodig heb zit ook onder een van die laagjes.

Laat me dan zo maar de geschiedenis ingaan, als iemand die elke dag zijn brilglazen proper houdt en perfect kan doen alsof hij niemand nodig heeft. Nu ik erover nadenk. Misschien zou ik toch liever ècht de geschiedenis ingaan, al is het maar om daar een paar details te veranderen.

De grootste, de dikste en de langste

Mensen die in het leven staan met de illusie “het” gemaakt te hebben of “het” aan ’t maken zijn omdat ze toevallig een paar centen in hun zakken hebben, zijn sneller kwaad dan mensen die afhankelijk zijn van hulp die door anderen verstrekt wordt.  Dat feit op zich is een bijzonder vreemde vaststelling omdat ons zelfbeeld er net op gemaakt is om geen hulp nodig te hebben of te aanvaarden. Je zou dan toch verwachten dat net dat begoede deel van de samenleving iets gelukkiger door het leven stapt, niet dus.

Aan jezelf toegeven dat je hulp van doen hebt maakt je niet trots. Echt, je wordt daar niet blij van. Je zou dan toch verwachten dat net deze mensen sneller kwaad worden. Niet dus, het tegendeel is waar.

Het zijn net mensen, met de centen in hun zakken en geen hulp van doen hebben die minder dankbaar zijn, cynischer door het leven stappen en sneller boos worden. Straffer nog, in de meeste gevallen worden ze boos op de groep stakkers die met hun pree niet rondkomt.  Ze kijken erop neer, maken hen het verwijt lui te zijn, te profiteren, dat ze hier niet thuishoren of gewoon, dat ze harder moeten werken, harder moeten proberen etc. Kortom ze gaan er verkeerdelijk van uit dat het met wilskracht allemaal opgelost kan worden.  In hun ogen is groei en vooruitgang een keuze die alleen met inzet en doorzettingsvermogen kan bereikt worden. Contradictorisch is dat ze er tevredenheid en geluk niet voor in de plaats lijken te krijgen.

Toch worden ambitie en groei van jong af gepromoot en gestimuleerd. Haak je daarvoor af word je als buitenbeentje van de roedel beschouwd. Wie niet wil groeien of gewoon tevreden is met de lengte, de dikte, het loon of het leven wordt als raar of ongewoon bestempeld? Van kindsbeen af wordt het ons ingepeperd: “Ga ervoor, word slim, verbeter, verander, verdien geld en goud, koop, reis … The sky is the limit en the world is your oyster.

Voldoe je niet aan die maatschappelijk opgelegde verwachtingen hoor je er niet bij en ga je ten onder aan twijfel, onzekerheid en in ’t slechtste geval jaloezie en nog meer opgelegde verwachtingen die nog meer twijfels in de hand werken.

Deze vicieuze cirkel heb ik doorbroken. Ik gun mezelf al een tijdje het voordeel van de twijfel. Twijfel heeft een eerbiedwaardige plaats gekregen in mijn manier van zijn omdat ik geloof dat twijfel me verder brengt dan zekerheid.

Als ik schrijf, doe ik het zonder einddoel. Als ik leef doe ik het eveneens zonder einddoel en als mijn dag begint ben ik benieuwd naar wat hij me te bieden heeft, zonder al te grote verwachtingen. Dat maakt dat ik nieuwsgierig blijf rondkijken naar wat ik nog niet weet, nog niet ken of nog niet voel. Groeien doe ik er niet van, integendeel het maakt me nederig, dankbaar en klein, ver uit het zicht van onbereikbaar opgelegde ambities, kortom ver weg van de ratrace. Ik geloof zelfs dat ik door dat nieuwe inzicht al een beetje gekrompen ben. Ideaal want ik wil al een tijdje niet meer de grootste zijn.