Categorie: Lachen

Een sprookje van kus mijn kloten.

Tegenwoordig wordt me een droomwereld opgedrongen waarin een boosaardige heks niet langer die wrattige, haveloze vrouw met een harige bobbel op haar kin mag zijn, die met een giftige appel een jonge ietwat naïeve vrouw in verleiding probeert te brengen. In plaats daarvan moet ik me een adembenemende mooie vamp voorstellen die met haar betoverende schoonheid vliegend op een Swiffer elke zwakke witte man op de knieën wil krijgen. “Spiegeltje, spiegeltje aan de wand in wat voor een wereld ben ik aanbeland?”

Reuzen torenen niet langer boven ons uit, maar zijn net zo klein en schattig, als de favoriete chihuahua die op de schoot zit van de sensitieve lezer die hierboven de heks cancelde.  De zeven dwergen, zijn gewoon van normale lengte, neem gemiddeld één meter drieëntachtig, wat het een stuk makkelijker maakt om er kleren voor te kopen.

Elfen zijn niet meer die sierlijke wezens die ik me ooit in mijn grenzeloze fantasie mocht voorstellen. Ze zweven niet langer met hun sierlijke vleugeltjes op elfenstof door de lucht. Ze zijn net als ik en jij een gewone sterveling met de voeten vast op de grond, wat betekent dat ze maar figureren in het verhaal en gewoon lopen zoals ieder van ons. En de slechteriken? Die zijn ook niet meer zo slecht als vroeger, in feite zijn ze zelfs best vriendelijk geworden en iedereen wil ze te vriend zijn.

Als gevoelige lezer, zou je je de vraag kunnen stellen, “Wat is dan nog het probleem?” Want, schoonheid is subjectief, en als heksen eruit willen zien als supermodellen, en dwergen als een puberende schooljongen wie ben ik dan om daarover te oordelen? En waarom zou ik me storen aan een wereld waarin reuzen, dwergen, slechteriken en Hobbits allen op die gemiddelde buurjongen van naast de deur lijkt? Het is allemaal toch maar respectvol onschuldig plezier?

Misschien wel maar misschien ook niet. Soms zijn dingen zoals ze zijn met een reden. Neem die heks, bijvoorbeeld. Ze werd in elk sprookje altijd afgeschilderd als lelijk, achterbaks, slecht en verrimpeld. En daar was een goede reden voor. Afgrijselijke heksen en verschrikkelijke monsters vertegenwoordigen namelijk gevaar en illustreren de onbekende en donkere zelfkant van de mensheid. Reuzen en dwergen waren altijd meer dan levensgroot, niet alleen qua gestalte maar ook qua karakter, ofwel supergoed ofwel superslecht. Ze vertegenwoordigen en verpersoonlijkten extremen, lees het beste en het slechtste van de mensheid. Hoe meer ze op ons te laten lijken, hoe meer de lezer dat gevoel van ontzag, verwondering en verbazing verliest, zelfs de kleinste lezer!

En wat slechteriken betreft, die horen slecht te zijn. Zij vertegenwoordigen de obstakels en lastigheden die we moeten overwinnen, de uitdagingen die we moeten aangaan en de duisternis waar we door moeten om onze doelen te bereiken. Zonder dat alles verliest een sprookje of een verhaal alle betekenis en doel.

Dus beste gevoelige lezer die graag al eens een woord doorstreept. Hoewel het onschuldig lijkt om dingen te veranderen door ze aangenamer, vriendelijker en minder angstaanjagend voor te stellen, voor onze moderne gevoeligheden, onthoudt dat er een reden is waarom dingen zijn zoals ze zijn en verhalen geschreven zijn zoals ze geschreven zijn. Soms is het echt beter om de dingen te laten voor wat ze zijn. Je zou er zelfs een beetje haar van op de tanden kunnen krijgen.

Hé daar! Ben je er nog of heb je me al gecanceld? Luister, als jij je voor jezelf een wereld wilt voorstellen waarin heksen supermodellen zijn en reuzen klein en schattig, ga je gang.  Wie ben ik om je tegen te houden. Doorstreep gerust alle woorden waar je aanstoot aan neemt. Verander desnoods het woord “lelijk” in “niet zo mooi voor iedereen”, maar doe het in je eigen boekje maar blijf met je stengels van de andere.  

Sta misschien eens stil bij de gedachte dat de beste dingen in het leven soms net die zaken zijn die uitdagend, ongemakkelijk en ja soms een beetje beangstigend zijn. Soms zijn lelijke slechteriken echt zo slecht niet en af en toe zijn schattige dwergen monsterachtig.

Dus sensitieve schrapper, als je per se met klassiekers wil rommelen, doe het dan voorzichtig en met respect, anders wordt elk verhaal een sprookje van kus mijn kloten. En als je echt groen wil lachen, raad ik je aan eens een verhaaltje van mij te lezen.

Onderschat nooit de kracht van een absurde vergadering

Oké mensen, neem gerust eerst een kop koffie, leun achterover en geniet van dit uitstekend stukje kantoorkomedie! Mag ik je alstublieft even meenemen in de wondere wereld van de absurde vergadering?

Stel het je voor, je zit in een vergaderzaal met een groep ogenschijnlijk verstandige mensen, althans daar moet je van uit gaan.  In het beste geval weet iedereen waarmee ze bezig zijn, in het slechtste geval helemaal niemand. Na de ronde tafel introductie waarop iedereen hun cv afratelt, blijkt dat de vergaderzaal overvol zit met mensen die er eigenlijk niet horen te zitten maar omdat ze zichzelf interessant en belangrijk genoeg vinden, zijn ze er toch.

De organisator van de meeting moet zonder twijfel gedacht hebben, laat ik gewoon iedereen die ik ken uitnodigen. Ikzelf weet ook van toeten of blazen, dus hoe meer zielen hoe meer vreugd, en wat maakt het uit als de helft ervan Candy Crush speelt op hun telefoon of nadenkt over een ‘catchy’ opener van hun Tinderprofiel?

Er worden zaken besproken die misschien interessant zijn, mogelijks belangrijk, soms zelfs essentieel maar beslissingen worden nooit genomen, niet één. Iedereen krijgt om beurten, maar het liefst door elkaar, de mogelijkheid om zich uitgebreid intellectueel te masturberen. Rink aan één en onophoudelijk wordt gepalaverd en gefilibusterd dat het een lieve lust is. Zonder uitzondering neemt iedereen, al dan niet ongevraagd het woord, al is het maar om de vorige spreker te herhalen. Naarmate de meeting vordert, vraag je jezelf af, “waarom zit ik hier, wat doe ik hier maar vooral, waarom maak ik deel uit van deze poging om met de langste of meest zinloze vergadering in het Guinness Book of Records te komen?

Waarom kiezen voor structuur, duidelijkheid en efficiëntie als chaos ook een optie is?

Ik noem vergaderingen als deze vanaf nu witte-, bruine- of zwarte- kippenvergaderingen.  

Meetings als deze verlopen dikwijls volgens eenzelfde stramien. Ze hebben weg van vergaderingen die doorgaans in marketingkringen plaatsvinden. Stel je daarbij een kleurrijke groep hippe mensen voor. Ze werken bijvoorbeeld in een marketingbureau en hebben bijvoorbeeld de opdracht gekregen om voor een lokaal pluimveebedrijf – we zitten nu toch volop in de stikstofcrisis – een unieke en opvallende campagne te bedenken voor promotie van de lokale biologische boerderij die gespecialiseerd is in pluimvee, kiekens dus.

Zonder één seconde na te denken over de opdracht, over het doel van de campagne, laat staan over het budget en hoeveel het grapje mag kosten, heeft het voltallig deelnemersveld zich al vastgereden in een eindeloze discussie en in de vraag of als blikvanger niet best een witte, een bruine dan wel een zwarte kip moet genomen worden.

Aanvankelijk probeert ieder zijn keuze met het juiste argument te verdedigen.

“Witte kippen zijn de klassieke, voor de hand liggende keuze”, zegt een van hen. “Laat daar geen misverstand over bestaan. Ze zijn schoon, puur en zuiver, net als de producten van de bio-boerderij, een no-brainer als je het mij vraagt.”

“In de huidige maatschappelijke context is deze keuze niet te verdedigen. In de modder van een kippenhok zal je altijd de vieze smurrie blijven zien”, zei een wel heel wakkere stem. “Bruine kippen zijn rustieker, neutraler en hebben net dat gezellige, dat – hoe zal ik het zeggen – huiselijke en onpartijdige imago. Onze doelgroep zal zich daarin gemakkelijk herkennen”, ging de klaarwakkere stem verder, “en minderheidsgroepen zullen er geen aanstoot aan nemen want bruine kippen zijn divers.  Ze leggen namelijk witte èn bruine eieren.”

“Stop, en vergeet alstublieft de witte en de bruine Boomer-kippen. Die zijn zoooo jaren tachtig. Zwarte kippen zijn nu top of mind. Zij zijn dè nieuwe next-gen-Z-kip bij uitstek omdat ze strak en modern ogen. Zij alleen kunnen een jong en trendy publiek aanspreken, en laat dat nu nèt onze doelgroep zijn.” “Ja, en zwart verslankt!”, roept een fel geschilderd, luidruchtig, blond kieken dat ook op de vergadering blijkt aanwezig te zijn. De poule in kwestie is voorzien van twee ferme kippenfilets, al zou de kiek in kwestie ook gewoon een kwetterende haan kunnen zijn die denkt dat hij een legkip is.

Uren verstrijken, en standpunten raken steeds verder van elkaar verwijderd. Soms lijkt een compromis over de witte kip in de maak, af en toe lijkt de keuze voor de bruine kip de bovenhand te nemen, maar dan komen voorstanders van de zwarte kip met een ogenschijnlijk doorslaggevend argument, dat het bij nader inzien niet blijkt te zijn, zodat ze terug naar af moeten.

Nergens nog kunnen ze het eens over worden. Naarmate de discussie vordert, komen er steeds nieuwe standpunten en meningen bij. Om geen ‘ondoordachte beslissing’ te moeten nemen, de kleur van de vogel is namelijk niet iets waar lichtzinnig mag overgegaan worden, wordt de definitieve keuze uitgesteld naar de volgende dag.

Wanneer een discussie ontstaat over het geslacht van de engelen kan de nacht geesten doen rijpen!

Als ‘s anderendaags na veel vijven, zessen maar ook na veel zevenen, achten en negens de keuze eindelijk valt op de diverse bruine kip, zij bleek dan toch voor alle partijen een aanvaardbaar modelcompromis, komt ‘out of the blue’ iemand op het lumineuze idee om niet een kip maar een fazant als beeld te gebruiken. “Denk er eens over na,” zei ze. “Een fazant is uniek en onverwacht. Het zal de boerderij echt onderscheiden van alle concurrenten.”

Eerst wordt het idee met de nodige scepsis ontvangen. “Een fazant is niet eens een kip!” protesteert iemand. “Dat beest past niet in onze opdracht.” Maar toen ze meer ideeën begonnen te bedenken lijkt het fazantconcept toch mogelijkheden te bevatten.

Langzaamaan raakt iedereen het eens over het voordeel van het fazantidee. Met het wilde en exotische karakter van de fazant kan het beest gepositioneerd worden als hoogwaardig alternatief voor de doodgewone kip.

Tot iemand vraagt, “en wat denken we eigenlijk van een Kwartel of een Patrijs?”

Onderschat nooit de kracht van een absurde vergadering!

Gelukkige Vrouwendag trouwens!

Ontwaken en vaststellen dat mijn identiteit nog steeds overeenstemt met het geslacht waarmee ik geboren ben, is in de tijd waarin we leven een hele opluchting. Zonder hierover in detail te willen gaan, maar een geslacht als het mijne, het heeft soms zijn nadelen en elk nadeel heeft zijn voordeel.  

Gelukkige Vrouwendag trouwens!

Om het niet over het ‘glazen plafond’ te moeten hebben, breng ik vandaag hulde aan alle ongelooflijke vrouwen over de hele wereld en aan alle fantastische bijdragen die ze aan het mensdom leveren.

Waarom ik het doe, geen levende ziel kan deze vraag beantwoorden, maar in een absurde intieme bliksemflits stel ik me uitgerekend op vrouwendag, een wereld voor waarin mannen met dezelfde ongemakken kampen als vrouwen.

Dat zou buiten interessante pré- en postnatale lessen zeker nog andere interessante dingen opleveren. Hoe moeten we ons bijvoorbeeld ochtendmisselijkheid bij aanstaande vaders voorstellen? Hebben zwangere mannen ook constant goesting in augurken en crème glace. Ik vraag me dat af. En wat gedaan met die uitgezakte mannenblaas, dat uitdijende mannenlijf en die pijnlijke tepelkloven na het zogen? In elk geval zouden wij mannen de pijn en de glorie van een bevalling beter kunnen snappen.

Stel je voor, mannen op pumps of stiletto’s. Voor geoefende vrouwen is lopen op hoge hakken al zoiets als koorddansen op stelten terwijl je een marathon loopt. Zouden mannen er, tien cm boven de grond, even professioneel, gepolijst en stijlvol kunnen uitzien als vrouwen? Of zouden ze alleen maar zeuren en zagen over dat eindeloze spelletje voetkwelling van blaren, hamertenen, pijnlijke voeten of erger, eeltkloven, omdat de rode hak van hun nieuwste Louboutins door hun even rode voetzool dreigt te priemen?

Deze veel te dure marteling zorgt voor genoeg leed om alle vrouwenschoenen op het stort te gooien. Voortaan mogen ze rondlopen op blote voeten, als een Hobbit! Maar alleen als ze de haren van hun tenen scheren.

Nu we het toch over ontharen hebben. Als mannen hun benen, oksels, rug, gat, zak, borstkas en zwembroeklijn op dezelfde manier zouden moeten scheren als zij dat van een vrouw verlangen, ze zouden allemaal van pedofilie kunnen verdacht worden. Toch wordt van een modelvrouw verwacht dat ze er even haarloos en glad uitziet als een twaalfjarige met een c-cup.  Minstens een c-cup!

Deze C-cup brengt me trouwens, al dan niet naadloos bij de beha. Hoewel vele mannen bij het dragen ervan gebaat zouden zijn, de wereld zou vergaan moesten ze elke dag te maken hebben met het constante ongemak van het dragen van dat knellend stukje kant, dat te kleine dingen er groot doet uitzien en te kleine dingen groter. De worsteling van het verstellen van bandjes met schuifdingen die nooit doen wat ze moeten doen, het gedoe en gepruts met sluitingen die in je vel komen te zitten en dat gevoel dat de beugels in de huid snijden, wat een nachtmerrie. En toch wordt van vrouwen verwacht dat ze elke dag dit figuur corrigerend martelwerktuig dragen zonder te zeuren. Gun hun toch ook dat comfortabel ‘Marcelleke’ waarmee ze kiekens tegen de draad kunnen zetten.

Mochten mannen trouwens te maken hebben met rugpijn, krampen en het ongemak van de menstruatie, de wereld zou krijsend en gillend tot stilstand komen. Vergaderingen, reisplannen en belangrijke gebeurtenissen zouden afgelast worden, en de ziekteverzekering zou onbetaalbaar worden. Toch krijgen vrouwen vaak te horen dat ze zich moeten inhouden, flink moeten zijn en door moeten gaan met hun dagelijkse beslommeringen alsof er helemaal niets aan de hand is.

En dames en heren, mag ik het tenslotte over echte slapstick hebben!  Ik bedoel make-up. Als mannen zouden proberen zich daarmee bezig te houden, ze zouden verloren zijn als een clown in een doolhof. De hoeveelheid kleuren en strepen zou hen verbijsteren en zou hen eruit laten zien als het troebelste aquarel van Monet.

Maar van dames verwacht de maatschappij wel dat ze zich opdoffen als een pop, dat ze euro’s uitgeven aan producten die afkomstig zijn van een potvis om ze nadien aan hun gezicht te smeren.  Die producten beloven dames er mooi uit te zien zodat de weg naar voorspoed en geluk geplaveid is met glitterende tegels. Van meisjes en vrouwen wordt nu eenmaal letterlijk verwacht dat ze de clown uithangen terwijl mannen dat alleen maar figuurlijk hoeven te doen.

Hoewel dit verhaaltje een absurde gedachte is waarin ik ‘vrouw zijn’ op een fles trek, toch is de toekomst vrouwelijk want zij hebben statistische overmacht. De rol van de man is uitgespeeld omdat het ‘sterke geslacht’ al veel langer een hoger doel dient dan er goed uit te zien of zich in een rolpatroon te wurmen.

In deze realistisch sensationele gedachte realiseer ik me trouwens dat ik als man, buiten eigenaar van een beetje macho-branie eigenlijk helemaal niet zoveel voorstel, althans niet zoveel als de meeste mannen doen, al blijft het schrijnend dat er nog steeds vrouwendag nodig is, om dit onder de aandacht te brengen.

Gelukkige Vrouwendag trouwens!

Hoe vermijd je dat je eindigt met een struisvogelbrein?

Ben jij ooit al in een hokje gestopt? Je weet wel, iemand waarmee je drie woorden wisselt en onmiddellijk, op basis van jouw werk, je hobby, geslacht of sterrenbeeld wel heel snel concludeert dat je zus of zo moet zijn.

Ik bedoel, kreeg jij ooit al opmerkingen zoals, “Ah, jij bent schrijver, is dat niet heel erg eenzaam? Je wordt toch snel een soort van kluizenaar, daar zo alleen in je kelder, zonder daglicht, met je laptop als enige gezelschap?” Of, “Is het leven niet lastig als maagd. Dagelijks kampen met angsten en onzekerheden, zeker als je ook nog een controlefreak bent die elk detail over-analyseert, da’s toch geen leven?”

Het zijn ogenschijnlijk onschuldige opmerkingen, alleen je krijgt ze ongevraagd en ze hebben hetzelfde effect alsof je in een klein doosje wordt gestopt en gelabeld wordt als een pakje vogelzaad.

Vogelzaad, niet onbelangrijk nu de vogelgriep opnieuw in ons landje is neergestreken. Ik neem dan ook de vrijheid om even op je scherm te springen en je kwetterend als een mus te vertellen dat ‘hokjes denken’ uitsluitend voor vogels geldt, niet voor mensen.

Mag ik daar een ei over leggen?

Zolang we mensen blijven stereotyperen op basis van hun vermeende kenmerken en ze in hokjes blijven steken, zullen ze in hun vogelhok nooit de vleugels spreiden. Ze zullen nooit vliegen, nauwelijks vogelen en zeker geen eieren uitbroeden.

Maar maak je geen zorgen, sterker ik wil je geruststellen.  Om niet in de valkuil van het ‘hokjes denken’ te trappen bestaan er manieren zodat je niet eindigt met een struisvogelbrein.

Laten we om te beginnen proberen om opnieuw voor onszelf te denken en laat ons ophouden om mee te gaan met vooroordelen die anderen voor ons hebben bedacht. Het is niet omdat iemand een filosoof of advocaat is dat hij geen gevoel voor humor kan hebben, toch?  Het is niet omdat iemand het sterrenbeeld vis heeft dat hij altijd als een zalm stroomopwaarts zwemt en een voetbalsupporter is niet per definitie marginaal, al is de kans vele malen groter dat hij het wel is dan een normale mens. Zoals steeds bevestigt uitzondering de regel.

‘Hokjes denken’ weg ermee dus!

Verschillen maken ons uniek. Lach er hard mee maar vecht er niet tegen. Of je nu een flamingo, een pinguïn of een huismus bent, je hebt de kudde iets te bieden. Dus laten we allemaal de vleugels uitslaan om hoog te vliegen. De Icarus van de vliegkunst valt wel uit de hemel als hij te dicht bij de zon komt.

Merk je dat je toch in een ‘vogelkot’ wordt geplaatst, wees dan niet bang om als een pauw met je pluimen te pronken om de wereld te laten zien dat je meer bent dan een eendimensionale vogel die opgesloten zit in een kot.

Met de vogelgriep in ’t land is het zelfs gevaarlijk om nu uit de kast te komen en je te outen als vogel met een struisvogelbrein, tenzij je graag met je kop in ’t zand blijft steken natuurlijk.

Tenzij je allergisch bent voor humor?

Voor een bepaald soort mensen van een bepaalde generatie of sociale klasse, bestaat er geen groter geluk dan stoïcijns te zijn. Niets wat zich in hun nabijheid of in de wijde wereld afspeelt lijkt hen te deren, niet ten goede en niet ten kwade. Elk probleem, groot of klein, lijkt als boter op Tefal van hen af te glijden.

Stoïcijnse mensen vind je overal, ook op feestjes maar daar nemen ze haast nooit het woord. Het zijn onopvallende behangpapiermensen die aan het eind van een hoogoplopende discussie, wanneer het gesprek dreigt te ontsporen, gevraagd wordt, “He, wat vind jij er eigenlijk van?’

Met een genuanceerd antwoord waarin iedereen zich kan vinden, slagen ze erin om met twee woorden de lont uit het kruitvat te halen.

Een stoïcijns iemand zal je op overdreven grootspraak of op enthousiaste uitbundigheid nauwelijks kunnen betrappen. Ze bewaren liever afstand, luisteren geamuseerd maar reageren zelden, alsof ze allergisch zijn voor plezier of zoiets.

Hoogstens zal je een veel- of niets betekende, gereserveerde glimlach op hun gezicht zien verschijnen. Alle andere reacties of emoties zijn gedoseerd of worden geweerd. Praat je met stoïcijnen lijkt het wel alsof je bloed uit een steen probeert te persen. Soms halen ze dat vanonder je nagels. In haast elke situatie zijn het vliegen op een muur maar zoemen doen ze zelden.

Laat ik het even over hun tegenpolen hebben. Een term om deze groep mensen te omschrijven heb ik niet maar je zal ze wel herkennen. Deze grootsprekers, hebben het hart op de tong, zijn tè aanwezig, en voeren altijd het woord. Na het diner zeggen ze, “Ja, de zalm was niet slecht maar weet je waar je echt de beste zalm kan eten? In Canada, in het Five Sails Restaurant in Vancouver.” Hoewel je deze emotionele orkaan al minstens een kwartier lang probeert te negeren zal hij toch pogingen blijven ondernemen om jouw aandacht te vangen, zelfs al interesseert het je geen bal. De moppen die hij verteld zijn oud als de straat en zo ongeschoren als de baard van Leopold II.

Deze ‘Ned Flanders’ doet gewoon altijd tè hard zijn best, is tè beleefd of tè boertig maar is vooral tè storend. Zijn tussenkomsten zijn nooit afgemeten en altijd straffer of avontuurlijker dan die van de vorige spreker. Deze mensen hebben overal pijn en hebben die kwetsuren als gevolg van fantastische ongelukken waarbij een normale sterveling geen kans op overleven heeft.  Ze vinden racisme vreselijk maar ergeren zich ook donkergroen aan progressieve meningen.

De vrouwelijk ‘Ned Flanders’, mist naast veel andere dingen vooral haar vriendinnen omdat ze te druk-druk bezet is. Ze zit vol zelfmedelijden en beklaagt zich tegen iedereen die het wil horen dat haar man naast de pot pist. Kan je het hem kwalijk nemen? Wat dit soort mensen pas echt onverdraagzaam maakt is dat ze naast vreselijk irritant, oppervlakkig, supersaai en zelfingenomen ook nog gigantisch voorspelbaar zijn.

Resten me de zelfverklaarde verdraagzame mensen die zichzelf aan de juiste kant van de geschiedenis plaatsen. Deze nieuwe soort mensen beschouwen zichzelf als vernieuwende denkers en zijn radicaal politiek-correct.  Ze noemen zich inschikkelijk en tolerant maar in werkelijkheid vertonen ze die verdraagzaamheid uitsluitend wanneer het over hun eigen dada gaat.  

Ze staan voor transgenderrechten, zijn fel tegen racisme gekant, misschien vatbaar voor complot denken maar zijn zeker verschrikkelijk gevoelig voor al datgene wat niet in hun wereldbeeld past. Ze zijn op zijn zachtst uitgedrukt intolerant ten overstaan van al datgene wat ze bekritiseren en nemen er zelfs aanstoot aan.  Op hun agenda staan homo- en transgenderrechten, racisme, seksisme, dekolonisatie, intersectionaliteit etc. Begrijp me niet verkeerd, mensen die zich bewust zijn van sociale problemen en van onrechtvaardigheden, dat is belangrijk.

Maar er is een onzichtbare lijn tussen bewust zijn, verandering opperen of er aanstoot aan nemen. Want ze lezen je de les en bekritiseren je ‘privileges’ ook al weten ze niets over je achtergrond, je verleden of je levenservaringen. Ook al gaan deze ruimdenkers er prat op te ijveren voor sociale rechtvaardigheden aarzelen ze niet om vrienden of familie onder de bus te gooien en ze te elimineren zonder kans op vergeving als ze niet in hun (biologisch groenten-) kraam passen.

Wat ze je natuurlijk niet vertellen is dat machtsdenken wellicht hun echte beweegreden is. Want eigenlijk willen ze niets liever dan de wereld op te delen in kampen, in het goede kamp en in het slechte kamp, in onderdrukten en in onderdrukkers. Minderheden hebben geen macht en moeten dus slachtoffer genoemd worden en behoren daarom per definitie tot de goeden. Aan de andere kant van de arena bevindt zich de witte westerse man. Hij is per definitie machtig, geprivilegieerd en dus slecht.

Deze mensen kwalificeren machtig en slecht bijvoorbeeld met eigenschappen als geslacht (man), huidskleur (blank), seks (hetero) en leeftijd (Boomer). Het zijn echter dezelfde aangeboren eigenschappen en kenmerken die ze als argument gebruiken om er minderheden mee te definiëren. Begrijp jij het nog?

Zelfs al kom je in grote lijnen overeen met de visie van deze groep mensen, hou je je best toch op de vlakte. Je mag voor vrouwen-, homo- en transgenderrechten opkomen, gekant zijn tegen racisme, zelfs dan hou je als witte ‘boogieman’ nog beter je mond. Er rest niets anders dan plaats te maken voor alle minderheden. Stel je je niet nederig op en ben je het niet altijd voor de volle honderd procent eens, dan deug je niet, word je genegeerd, gecanceld, hoogstens gedoogd maar niet geaccepteerd. In het aller slechtste geval eindig je onder de bus.

Wat is er tegenwoordig toch aan de hand met de mensheid? Het lijkt wel of iedereen wakker geworden is in een soort van ‘new-age-star-wars-wereld’ waarin men plots beseft dat het eten van avocado’s en quinoa of het schrappen van heetgebakerde woorden in boeken de sleutel tot geluk zijn?

Mensen lijken meer geïnteresseerd in het etaleren van hun eigen deugdzaamheid dan in ècht maken van verschil. Het is alsof ze elkaar proberen te overtreffen in een moreel gezelschapsspel. “Oh, jij bent alleen veganist? Nu, ik ben veganist EN ik recycle EN ik ben Woke!”

We lijken met zijn allen wel te leven met als opdracht een Rubik’s kubus op te lossen door ons slechts op één kant te concentreren. Zeker, je krijgt misschien die ene zijde helemaal groen, maar hoe zit het met de andere vijf kanten?

Draai of keer het, uiteindelijk moeten we allemaal onthouden dat we er samen voor staan. We hebben misschien verschillende meningen en overtuigingen, maar we zijn allemaal mensen die op hun manier proberen te navigeren in een ingewikkelde wereld. Dat we onszelf voortdurend overschatten en anderen onderschatten mogen we onszelf best vergeven want dat betekent dat we menselijk zijn en precies door die menselijkheid zal het met de wereld uiteindelijk wel goed komen, of toch niet?

Laten we dus proberen om naar elkaar te luisteren, en er misschien zelfs een paar grappen over te maken.

Tenslotte is humor toch het beste medicijn, tenzij je daar ook allergisch voor bent.

Mannen weten waarom

Wie van mening is dat AB Inbev alle credit mag opeisen voor de slogan, “…mannen weten waarom”, lees even verder. Nu zoveel mensen het collectief een maand drooghouden zou je het je zomaar kunnen afvragen waarom bierdrinken zo diep in ons samenlevingsweefsel verankerd zit, waarom we dat gewoon en als vanzelfsprekend vinden, en waarom mannen, al dan niet terecht de alleenheerschappij van het “weten waarom” opeisen.

Antwoorden op deze vraag reiken verder dan de kantine van de lokale voetbalploeg of van het plaatselijke dorpscafé, of misschien toch niet.  Ik neem je even mee naar de vroege Middeleeuwen. Voetbal werd nog niet gespeeld en foute alcoholreclame was nog niet uitgevonden, maar toch was het brouwen van bier in die tijd doodnormaal. Het gebeurde in huiselijke kring en het was een taak die uitsluitend bestemd was voor, je gelooft het nooit… ‘vrouwen’.

Hoewel het ‘biersteken’ ook achter kloostermuren bedreven werd door monniken en nonnen, deden ze dat in hoofdzaak om in hun levensonderhoud te voorzien.

In de Middeleeuwen werd trouwens relatief meer bier gedronken dan vandaag. Je mag rekenen dat op jaarbasis toen elke man, vrouw of kind gemiddeld zo’n drie- a vierhonderd liter bier naar binnen goot.  Grof gerekend is dat zo’n 5 à 6 alcoholeenheden per dag. Toen Caesar in zijn Bello Gallico liet noteren dat Galliërs voortaan het dapperste volk der volkeren moest genoemd worden had hij beter laten opschrijven dat ze het zatste volk ooit waren.

Maar er waren verzachtende omstandigheden. Want de volksgezondheid had er iets mee te maken. Bier werd namelijk hoofdzakelijk gedronken als alternatief voor water dat dikwijls door bacteriën besmet was omdat het uit waterputten geput werd of uit grachten of beken werd gehaald. Bier werd gewoonweg gedronken uit noodzaak om niet ziek te worden. Maar of het uitsluitend een mannelijke aangelegenheid was, durf ik ten stelligste te betwijfelen.

Bier en mannen, ik kan er bladzijden over volschrijven. Het is weerzinwekkend te zien hoe mannelijke drinkebroers vandaag nog steeds hun identiteit en ego, met de slogan, ‘adje, voor de sfeer’ met elkaar afmeten. Omdat mannen menen te “weten waarom” en omdat vrouwen daar niets mee te maken willen hebben, distantieert dat vrouwvolk zich van dit haantjesgedrag. Uiteraard drinken ze ook, misschien evenveel, soms meer en waarschijnlijk iets anders, maar ze doen het niet om er hun identiteit mee in de verf te zetten, maar eerder om er hun waardigheid mee te verliezen. Sta me aub toe om historische drinkgewoonten en drinkerfgoed te beschermen met een vleugje humor en sarcasme.

Wat ik wel met historische zekerheid weet is dat drinken me tot de man heeft gemaakt die ik vandaag ben. Ik heb het veel te veel moeten doen en moest er huis, goed en bijna mijn verstand aan verspelen om te beseffen dat het goedje niet langer voor deze man bestemd was. Mijn schaamte of mijn mannelijkheid hoef ik al lang niet meer op te lappen als ik op café een water of een koffie bestel.

En dat doet me nadenken over die seksistische slogan, ‘… mannen weten waarom.’ Omdat hij knap bedacht werd om vrouwen, die vastgeketend zijn aan hun rolmodel en in de plaatselijke supermarkt nog steeds de wekelijkse boodschappen moeten doen, eraan ter herinneren welk merk ze best meebrengen om er hun man mee te plezieren.  

Want je bent toch niet zo naïef te denken dat mannen, eens ze aan een toog aanbeland zijn niet weten welk merk ze het liefst binnen gieten, al blijft de vraag wel onbeantwoord of mannen, maten en makkers echt wel weten waarom.

Cupido, Valentijn en het heilige kruis

Eerlijk is eerlijk, ‘strontjaloers’ ben ik op al die harteloze mannen met een totaal gebrek aan romantiek die hun relatie vastgeklikt hebben in oude, maar duidelijke rolpatronen. Zij kunnen morgenavond immers ongestoord, zich van geen kwaad bewust, rustig, zakje chips in aanslag naar de Champions League wedstrijd PSG – Bayern München kijken. Niet zo dus voor deze oeverloos ‘morantisch’ ingestelde sufkop. Ik kan weer aan de slag met oesters, champagne, rozenblaadjes, chocolade, gedempt kaarslicht en met een pikant lingeriesetje, het liefst in de juiste volgorde om het allemaal wat proper te houden.

Reclamedames en -jongens die de voorbije dagen geen kans onbenut lieten om me nogal dwingend met hartjes, chocolade en ‘peperdure rode lingeriesetjes’ op mijn Valentijns-plichten te wijzen, zullen me morgenavond geen geluksvogel doen voelen.  Ook al verwacht ze zelf niets, en al zeker geen ‘peperdure kruis-loze lingeriesetjes’ is net dat niets verwachten wat Valentijn zo venijnig maakt. Immers het zich aan niets verwachten, maakt net dat het een briljante ‘move’ wordt als je het wel doet. Plat, meedogenloos grensoverschrijdend… emotioneel machtsmisbruik, in een waarom #menot-sfeertje.

Je begrijpt dan ook dat ik behoorlijk afgunstig ben op al die tegenovergestelde nieuwe mannen, die Valentijnsdag maar plat commercieel gelul vinden en die fier eigenaar bleven van een totaal gebrek aan geforceerde hoffelijkheid en artificiële romantiek. Zij kunnen, zonder zich moeilijke vragen te stellen, gemakkelijk weerstaan aan de subtiel opgedrongen verborgen verleiders omdat zij geen superdure attributen nodig hebben om er de liefde van hun vrouw mee (om)te kopen.

Het blijft toch wonderbaarlijk hoe reclame en cupido er met venijnige verleiders op 14 februari telkens in slagen om de hoogdag van de liefde te banaliseren en te reduceren tot platte commercie. Wonderbaarlijker is nog dat mannelijke jagers met bankkaarten en vrouwelijke prooien met nieuwe rode lingeriesetjes dit jaarlijks terugkerend ‘lockbite-event’ nodig hebben om er hun steendode liefdesleven mee te reanimeren.

Alleen de vraag blijft, wie houdt wie voor de gek en wie bedacht deze slechte commedia del arte?  Goed geweten trouwens, dat de patroonheilige van Valentijn, de hoofdrolspeler van dit gebeuren, niemand meer maar ook niemand minder is dan pater Valentinus, een ‘contrair heilig paterke’ uit de middeleeuwen, die dik tegen de zin van de keizer, in ’t geniep verliefde soldaten trouwden terwijl hem dat ten stelligste verboden was omdat hen dat zou afleiden van de oorlogsmissie.

Schappelijke mens die Valentinus, daar niet van, en alle lof voor die contraire dienaar van het ‘heilige’ kruis.  Ik vraag me alleen af, waar en wanneer de rode lingerie, de champagne en de chocolade erbij gesleurd werden want die spullen waren bij mijn weten in het jaar 270 nog niet uitgevonden.

Slechtste seks-ever

‘Is het af, en kan ik hem lezen?’ vraagt ze me, langs de neus weg, terwijl ze zichzelf voor de derde keer koffie inschenkt.

‘Bijna, geloof ik, maar wanneer is af, af genoeg?’ snoef ik lichtjes geïrriteerd. Ik bedoel maar, ‘Wanneer is het echt goed genoeg?’
‘Oei’, piept ze verwonderd, luider dan nodig met een klemtoon die laat uitschijnen dat mijn antwoord haar niet geheel aanstaat.

‘Is het uitstelgedrag of zo?  Ben je ‘weer’ op zoek naar onbestaande redenen die als excuus dienen om iets niet te doen, of ben je in je hoofd ‘weer’ al je gedachten met de grond gelijk aan ’t maken om ze nadien ‘weer’ op te bouwen?’
Om ervan af te zijn, antwoord ik, ‘Zoiets ja, misschien. Dat zal het wel zijn’, goed wetende dat ze met dat antwoord noch vrede, noch genoegen zal nemen.

Ze slaakt een diepe zucht, alsof ze net de slechtste seks-ever heeft gehad. Met haar strengste blik-ever inspecteert ze me van kruin tot teen met donkere ogen die me vanachter een vierkant brilletje taxeren alsof ik nog iets op te biechten heb. Tegelijkertijd trekt ze de linker wenkbrauw vier millimeter op zodat drie denkrimpels op haar voorhoofd verschijnen die haar gezicht nog een strengere aanblik geven.

‘Zijt daar mee getrouwd’, bedenk ik minachtend, zoekend naar de reden van die ontgoochelde zucht omdat ik vermoed dat mijn antwoord op haar hetzelfde effect had alsof ze net de slechtste seks-ever heeft gehad.  Ik kan geen reden bedenken omdat ik onmogelijk kan weten of vrouwen überhaupt een zucht slaken wanneer ze net de slechtste seks-ever hebben gehad aangezien mij dat nog nooit is overkomen.

Goede seks is namelijk net zoals een boek dat nog niet is uitgegeven, het is nooit helemaal af en het is nooit klaar genoeg. Het is nooit een halfslachtige poging. Het is eveneens pruts- en foefelwerk en het duurt net zolang tot wat ik wil bereiken er helemaal vanaf spat.

Wereld Orgasmedag

Misschien is de lading van dit bericht een paar uur te laat verschoten (hm) maar het is nog ongeveer vier uur lang 21 december, dus het kan nog op de valreep. Urenlang hoeft dat trouwens niet te duren.

Vorige week was het echt gevaarlijk glad maar vergis je niet, vandaag is het internationale orgasme dag, de dag bij uitstek waar het glibberig glad is zonder ijzel, kletsnat is zonder regen en alles keihard wordt zonder vrieskou.

Als ik het allemaal een beetje begrijp is de missie van deze orgasme dag om verandering teweeg te brengen in het energieveld van de aarde door de grootst mogelijke vibe van menselijke energie te produceren als protestactie tegen de verdrukking van vrouwen in het Midden-Oosten. Een goed doel dus. Ik heb me indertijd voor minder achter de deur verstopt dus ik ben mee.

Klaarblijkelijk zetten op dit ogenblik twee Amerikaanse vloten koers naar de Perzische Golf met anti-onderzeeërapparatuur aan boord om tegen Irak in te zetten.

Iedereen die wil deelnemen door vandaag de hand aan zichzelf te slaan dient zijn gedachten voor, tijdens en na het orgasme te richten op wereldvrede. De combinatie van dit hoge orgasme-energieveld zou naar verluid veel krachtiger zijn dan diplomatie, meditatie en gebed.

In plaats van Irak zou ik onze massale hippieaandacht tijdens de globale ruk- en rub-activiteit richten op Iran. Denk je daarbij aan een zesduizend kilometer lange parabool voor van een witte, kleverige smurriewolk die over de Middellandse zee vliegt om Teheran mee te overspoelen.

Mochten we dit tot een goed einde kunnen brengen zou de vrouwenonderdrukking in het Midden-Oosten zomaar voor enige tijd kunnen opgelost worden.

Het enige probleem is dat mijn recordschot maar plus minus veertig, max vijftig centimeter reikt.  Wat nu gezongen, gewoon voor de fun dan maar?

Whatever… Fomo-foemp!

Ik sta opnieuw op een kruispunt in mijn leven. Ik ben 53.  Uitgaan, nieuwe mensen ontmoeten, gedoe, het interesseert me niet zoveel meer. Ik heb genoeg ‘vrienden’ op facebook. Anders dan die kwebbels die mijn vrouw afgelopen maandag had uitgenodigd om te wijnen, kan ik hen muten wanneer ik dat wil. Handig toch? Maar serieus, ik heb het gevoel dat ik in mijn leven opnieuw op een splitsing sta. Het ergste stuk van de midlifecrisis ligt achter mij, althans dat denk en hoop ik.  Ik ben erachter gekomen dat het allemaal niet beter meer wordt.  Grootvader zie ik me de eerste paar jaar niet onmiddellijk worden en mijn professionele leven kabbelt verder gelijk een beekje dat het hard te verduren heeft gehad met de opwarming van de Aarde.

Wat blijft er dan over om mijn tijd te doden?

Juist, met mijn geliefkoosde hobby, mensen beoordelen.  Laat facebook daar nu het ideale medium voor zijn. Gisteren was ik door de profielen van mijn allernaaste familie aan t scrollen. Gewoon om me ervan te verzekeren dat ze nog steeds marginaal en racistisch zijn. Grapje, daarvoor heb ik facebook niet nodig. Dat staat ook op Instagram, Whatsapp en tinder en als ik ze tegen ’t lijf loop hoeven ze hun mond niet open te doen om me daarvan te overtuigen.

Al scrollend door de wondere wereld van facebook botste ik op een van mijn ‘vrienden’.  Niet dat ik hem de afgelopen tien jaar in ’t echt ontmoet heb, laat staan dat ik er IRL ooit een woord mee gewisseld heb. Nieuwe virtuele vrienden heb je nooit genoeg toch?  In zijn laatste bericht las ik dat hij een pauze neemt van Social media. Heb je mensen dat ooit zien doen? Dat gebeurt altijd met een plechtige aankondiging: “Ik heb er even genoeg van, ik neem een digitale detox, #moedig, #getttingalife, #lifesbetter@dentoog.”  Met deze moedige post wanen ze zich de nieuw held van het internet.

Wat ze niet weten is dat, voor ze dit bericht plaatsten, het niemand al een bal kon schelen. Ze whatever-en door het leven en verwachten dat we hun ge-whatever onthalen met bloemen en lofzang, duimpjes, likes, shares en retweets. Als ze er niet genoeg krijgen geven ze er met een virtuele pruillip de brui aan. Zo kwam ik er bijvoorbeeld gisteren achter dat hij, mijn virtuele beste vriend’, een maand lang het gras niet had afgereden, #maaimeiniet, #zetjelevenopgroen, #blijvoordebij en dat hij vier weken geleden voor de tweede keer in die week sushi besteld had, #teriyakistraffewasabilol, #sushiloversarebetterloversyolo.

Waarom schrijft iemand überhaupt een bericht om aan te kondigen dat hij vanaf morgen een facebookbreak neemt? Ik vraag het me af. Dat is toch min of meer hetzelfde als nu het glas heffen en je ladderzat drinken op het feit dat je morgen stopt met drinken om dan rond het middaguur een aperitief te ‘nuttigen’ omdat je de track niet onder controle krijgt? #slechtefbdetoxstart, #facebookbreakfail, #zoujeniebeternekeerietsnuttigsdoenfomofoemp

Killerbody van de kinderboerderij

Omdat ik, zoals jullie onderhand al weten, een bijzonder complexe relatie met mijn gedachten te onderhouden heb, luister ik af en toe naar podcasts van life-coaches, psychologen, of andere zielenknijpers. Ook verslind ik gulzig essays en artikels over geestelijke gezondheid en mentale kwesties. Nu ik erover nadenk, een bezigheid waar ik bedacht moet op zijn het niet te veel of te diep te doen, vermoed ik dat ik mijn respectabele leeftijd alleen maar heb kunnen bereiken door af en toe mijn verstand te gebruiken en mijn gedachten te pijnigen.

Het idee dat mijn verstand zomaar iets is wat ik bezit, wat ik cadeau gekregen heb, vind ik zelfs een beetje beangstigend.  Ik maak me wijs dat denkvermogen, al dan niet kritisch, iets is waar ik aan kan sleutelen, iets waar ik in moet investeren om het gezond te houden. Als ik eerlijk met mezelf ben, denk ik ook zo over mijn kathedraal, mijn lijf zij het iets minder fanatiek.

Mooie lijven worden geprezen en worden nagekeken. Dat geldt zeker voor vrouwen van vijfentwintig, toch koester ik de hoop dat dit ook opgaat voor mannen van mijn leeftijd, al heb ik wat dat laatste betreft minder ambitieuze verwachtingen. Mogelijks zullen vrouwen van vijfentwintig mijn uit de band springende gedachten nog wel sexy vinden, de kans dat ze die mening ook zijn toegedaan over mijn uitzakkende lijf, schat ik iets kleiner. Het zij zo maar dat neemt niet weg dat mooie lijven in balans geen drama’s meemaken in paskamers, een gebeurtenis waar ik zelf onlangs deelgenoot van was toen ik een nieuwe broek paste in een hippe kledingboetiek die eigenlijk niet bij mijn leeftijd past.

Neemt niet weg dat een strakke body, waarover ik tussen haakjes (nog) niet beschik, doorgaans aantrekkelijk bevonden wordt omdat dat discipline, zelfzekerheid, en doorzettingsvermogen uitstraalt.  Een strak lijf in balans zorgt voor zelfvertrouwen, enfin, dat laat ik me toch graag wijsmaken door de zielenknijpers die ik beluister.

Ik ben, laat daar vooral geen twijfel over bestaan, als het op lichaamsbeweging en diëten aankomt een nationale ramp, ik eet gewoon te graag en bewegen, ja daar heb ik helemaal een broertje aan dood.  Toch heb ik mezelf, nadat ik eerst de psychologische grens van 110 kg moest overschrijden, ertoe kunnen aanzetten mijn voedingsgewoonten eens onder een vergrootglas te nemen.

De eerste dagen van mijn spartaans dieet voelden wat vreemd aan, als een soort wrange nostalgie alsof ik dit allemaal al eens doorstaan heb.

Vermageren is mijn ding niet maar wie lijdt, zal herrijzen! Ik mag en zal niet genieten, want daar gaat het niet over. Ik moet afzien om straks blij te worden van het resultaat dat deze hongersnood me zal opleveren. Lees: een gezonde geest in een strak lijf.  Het voelt aan alsof de heiland in hoogsteigen persoon in mij is neergedaald. Alleen, ik zal niet leiden voor de andere, ik moet lijden voor mezelf, met de ogen strak gericht op wat ik eet, wat ik niet eet en vooral op de weegschaal.  Het ultieme doel voor ogen houdend, een killerbody.

Na veertien dagen, sla met lange tanden te eten, op muesli te knabbelen alsof het kaviaar is en mezelf vol water te gieten, ik lijk wel een aquarium die elke dag moet gevuld worden, begin ik het stilaan op de zenuwen te krijgen. Ik verloor snel vier kilogram maar kwam nog sneller anderhalve bij omdat elke tomaat van vijftig gram die ik eet, de dag nadien anderhalve kilo lijkt te wegen wanneer ik mijn goddelijk wordend lijf op de weegschaal hijs.  Ik begin mijn boxershort te wegen en hoop erop dat als ik ze uitspeel en dan in mijn adamskostuum op de bascule sta, ze plotseling twee kilo zou wegen.

Van dat verdomde dieet begin ik stilaan te duizelen en verlang heimelijk naar een biechtstoel om mijn verstand te laten spreken. Ben ik niet te oud voor een killerlijf, in de wetenschap dat vijfentwintigjarige dames toch alleen maar voor mijn verstand in zwijm vallen?  Ik luister naar de gedachten die ik vertrouw en me influisteren dat ik gewoon op zoek ben naar het genot van een halve liter crème-glace. Waar vind ik die? “De kinderboerderij”, antwoordt mijn verstand me enthousiast nog voor ik me de vraag gesteld heb.

Wat hou ik van mijn verstand, mijn lijf kan mijn kloten kussen, de zielenknijpers die me deze onzin ingefluisterd hebben trouwens ook!

Vaginale rukwind

Er was geen samenloop van omstandigheden. Sterker nog, toen ik gisterenmorgen mijn ogen opentrok, had ik onmogelijk kunnen voorspellen dat ik een paar uur later in een kappersstoel zou zitten. Dat gaat zo bij mij. Een bezoek aan de coiffeur overvalt me altijd onverwachts, zoals een acute drang die opkomt, een beetje vergelijkbaar met grote kak.

Ik heb er al vele versleten maar tegenwoordig ga ik om me te laten kortwieken terug naar ‘De Platte’. Waarom de kapper in kwestie door het leven gaat als “De Platte”, ik heb er het raden naar. Ofwel kreeg hij die bijnaam omdat hij niet echt een breed gezicht heeft. Als je goed kijkt lijkt het alsof hij ooit niet snel genoeg uit een lift is gestapt waardoor hij met zijn smikkel tussen de liftdeuren is beland, ofwel kreeg hij die naam omdat na je bezoek je portefeuille plat is. Beiden zouden kunnen. Maar het moet gezegd, haren in de juiste snit op lengte knippen, dat kunnen ze bij “De Platte”.

Zoals steeds viel ik dus geheel onverwacht binnen. “Iemand van de dames tijd om mijn haren een beetje langer te knippen?” Onnozele mopjes doen het niet altijd wanneer je van iemand iets nodig hebt, maar kappers en obers zijn een uitzondering op die regel. “De Platte” reageerde niet verrast. “Ik zal eens kijken of we je er in de rapte tien jaar jonger kunnen laten uitzien, een momentje he manneke”, zei hij tegelijk gesticulerend naar een van zijn snoeipoezen, om haar in een voor een leek niet verstaanbare gebaren te vragen of ze tijd had om mij te knippen. Dat had ze.

Natali uit Albanië, ging me onder handen nemen. Gouden handen zo bleek toen ze even later aan de wastafel mijn schedel boetseerde. Was het de hoofdmassage, was het haar Slavische uiterlijk of haar tongval die me zonder voorafgaande verwittiging deed denken aan Oekraïense vrouwen die vorige week in Parijs met blote borstenprotest kenbaar maakte wat ze van Putin dachten? Of was het mijn jongensachtig machobrein dat me die ongepaste vergelijking deed maken? Het weer dan maar?

“Niets te warm he voor de tijd van ’t jaar?”

Bij de kapper is het weer altijd een veilig maar fantastisch en dankbaar gespreksonderwerp. Om groter onheil te voorkomen zouden alle conversaties met jonge Slavische schone coiffeuses zich tot dat terrein moeten beperken. Het weer is volgens mij het laatste resterende onderwerp waarover veilig kan gesproken worden. Regent het, zal niemand dat feit betwisten, schijnt de zon, zal men dat licht ook niet ontkennen. Veilig terrein dus.

Hoewel het weer geen nadere kennis vereist dwingt het nagenoeg iedereen in een rol van klimaatrecensent die met nauwkeurige precisie kan beoordelen dat die Noordewind inderdaad wel fris aanvoelt en dat het niets te warm is voor de tijd van het jaar.

In tegenstelling tot vele andere dingen is het weer dan ook zowat het enige waar we nooit echt greep op krijgen. Het zijn onbeheersbare krachten die ons ergeren of verbinden. Ze nemen de gedaante aan van koudefronten, hogedrukgebieden, beaufortwindstoten, storingen en sferische schommelingen. Al die dingen overkomen ons, als onverwachte beloningen of als (on)verdiende straf. Om niet onbeslagen op het ijs te komen kan je een bezoek aan de kapper dan ook best laten voorafgaan met het van buiten leren van de verwachtingen op de website van het Kmi. Dat zal de conversatie met de coiffeuse ten goede komen en je zal het risico vermijden dat je gedachten afdwalen naar Oekraïense vrouwen met blote borsten.

Naast de hoofdmassage is het weer dan ook de hoofdreden waarom ik veel liever naar de kapper ga dan naar de tandarts. Ook al omdat het rochelende geluid van een speekselzuiger niet echt bevorderlijk is om een goed gesprek over het weer te kunnen voeren, natuurlijk. En ik kan me voorstellen dat een bezoekje aan de gynaecoloog voor de meeste vrouwen ook niet bepaalt het hoogtepunt van het jaar is om over rukwinden te keuvelen.  Voor hetzelfde geld heb je bij het verwijderen van het speculum namelijk net een vaginale wind gelaten.

De zon van daarnet is verdwenen en het begint keihard te hagelen. “God straft onmiddellijk!” bedenk ik me, de ingebeelde blote borsten en die vaginale wind indachtig.

Een penisplaatje in haar profiel

Tijdens een gesprek met vrienden, in de bruinste kroeg van Bornem, noemt ze mij opeens papa. Zo maar, out of the blue, zonder voorafgaandelijke waarschuwing en vooral zonder aanleiding. Heb ik dat nu goed gehoord? Was dat tegen mij?  Noemt ze mij nu al papa? Zijn we echt al in die fase aanbeland of is haar vader hier plots opgedoken. Op dit uur? Dat lijkt me onwaarschijnlijk, zo niet onmogelijk. Op dit eigenste ogenblik bevindt hij zich namelijk in een andere tijdzone, aan de andere kant van de wereld. Meer bepaald, in Dubai, in het bijzijn van mama, enfin van schoonmama, om daar op de vierhonderdste etage van de Burj Khalifa hun verrimpeld huwelijk nieuw leven in te blazen.

“Papa?”: Ik moet het me ingebeeld hebben. Mijn grootmoe noemde bompa indertijd ook papa. Dat zonder twijfel goed bedoelde koosnaampje waarmee bobonne mijn bompa berispte wanneer hij met zijn galoches de keuken betrad zonder eerst zijn voeten af te vegen, zorgde in die tijd bij mij al voor de nodige verwarring. Wat is het nu papa, bompa of lompe ezel, nog zo’n koosnaampje dat wel eens uit de mond van mijn bobonne rolde.

Het gesprek kabbelt rustig verder, soms ernstig, meestal eerder amusant en luchtig. Het onderwerp van de caféklap doet nu even niet ter zake, maar het gaat, als u het per se wil weten, zoals vaak in deze compagnie trouwens, over seks en relaties. Verbaast je dat misschien? Mij al lang niet meer hoor, “Het zijn zij die er het minst over spreken, die er het meest van weten.”

Ik zwijg, luister, leer bij en fantaseer inmiddels verder over het seksleven van bobonne en bompa op de vierhonderd vijfenzestigste verdieping van de Burj Khalifa. Of is het mama en papa? Ik kom er niet uit.

Mijn gedachten zitten nog bij de galoches van bompa, dus hoor ik alleen het laatste gedeelte van een vraag die voor mij bestemd was, “jij vindt dat toch ook he papa?”

Bovenaan begint het te knetteren alsof alle verbindingen in mijn bovenkamer even zonder stroom komen te zitten. “Papa”, voor de tweede keer, deze avond en dat niet eens in een ‘spank-me-papa-kinda-way.’

Ik excuseer me beleefd, zoals het een papa betaamd die zich in het bijzijn van zijn kinderen bevindt, om te zeggen dat hij even naar het toilet moet. Hoogdringend, het kan niet wachten.

Om van het ‘ge-papa’ van ‘mama’ verlost te raken sluit ik me een paar tellen later op in het kleinste kamertje. Ik ben radeloos en zie geen enkele andere mogelijkheid om haar aan het verstand te brengen dat ik haar papa niet ben. Dus neem ik een dickpic en duw mijn niet al te scherp penisplaatje droog en zonder voorspel in haar whatsapp-profiel.

Opeens krijg ik begrip voor Marc Overmars.

Zomeruur

Ik was al geen fan van maandagen. Nooit geweest, maar nu kijk ik er echt tegenop. Wat haat ik het om het met een uur minder te moeten doen. Een uur vroeger dag dan ik het gewend geworden ben, en dan nog op maandag. De wijzers van de klok zullen me verplichten om me vanaf zondag een uur sneller moe te voelen dan ik het in feite ben. Tot overmaat van ramp zal het irritante alarm van mijn klokwekker me ook nog een uur eerder uit mijn natte droom halen.  Wie heeft dit ooit bedacht?

In het zomeruur leven betekent dat van zaterdag op zondag, precies om twee uur ’s nachts alle klokken een uur doorgedraaid worden. Op de vraag waarom dat stipt om twee uur moet gebeuren, weet alleen Frank Deboosere het antwoord. Doe ik het echter niet, zal ik maandagmorgen in een koud huis ontwaken en zal ik genoodzaakt zijn ijskoffie te drinken omdat de timer van mijn koffiezetapparaat niet langer gesynchroniseerd zal zijn met het nieuwe opstaan-uur. 

Weet er trouwens iemand raad met de reset van mijn biologische klok? Ik vraag dit om te vermijden dat net zoals vorig jaar mijn ochtenderectie zich opnieuw in uitgesteld relais zal aandienen op een gênant moment, hetzij in de auto, in de lift of erger tijdens de eerste vergadering. U begrijpt dat ik dit koste wat het kost wil vermijden.

Ik ben zeker dat ik, opnieuw zoals elk jaar, zal vergeten om mijn autoklok te verzetten waardoor ik me om zeven uur ’s morgens zal afvragen of het nu zes of acht uur is. Ik zal me andermaal doodergeren dat ik dat klokje niet al rijdend kan doordraaien waardoor ik me minstens tot woensdag in dezelfde situatie zal bevinden. Ik durf er gif op nemen.

Halverwege de week, en nadat ik uit pure wanhoop de helft van de klokken minstens drie keer vooruit en vier keer achteruit gedraaid heb omdat ik niet meer weet hoe laat het precies is, zal ik erachter komen dat ik minstens in de helft van de gevallen op tijd op mijn afspraak kwam. Bij de andere keren zal ik recht in de schoenen staan om het zomeruur als schuldige aan te duiden.

Computers stellen zich gelukkig automatisch op het nieuwe zomeruur in, maar dat vergeet ik elk jaar opnieuw. Hierdoor zal het maandagvoormiddag tien uur lijken, maar het zal elf uur zijn en toch aanvoelen alsof het 12 uur is.

De zomertijd is net zoals covid en de invasie in Ukraine, een complot van het universum. Het dient om me te verwarren en om me te doen geloven dat ik er energie mee bespaar. Welke energie trouwens? Ik heb er nu al geen overschot van, althans niet genoeg om er de dag mee rond te maken. De klok terugdraaien naar het winteruur. Ja dat versta ik. Daar ben ik een voorstander van, omdat mijn biologische klok me dan een uur langer zoals muizen tussen ’t meel laat soezen, en ik een uur meer krijg dan tijdens die stomme zomertijd die me dat gewonnen uur elk jaar opnieuw afneemt.

Zal ik u iets vertellen? De zomertijd is een dikke smeerlap. Zeg maar dat ik dat gezegd heb.

Tijdelijk herwonnen jeugd

Ik schrijf om niet vergeten te worden. Wie mijn lezer is, weet ik niet, en dat is niet belangrijk. Misschien wordt het dat pas wanneer dit verhaaltje wordt opgevist uit een gammele kist op een of andere zolder, ooit. Misschien krijgt het dan de betekenis die ik er nu wil aan geven, wanneer een lezer met zijn ogen door mijn gedachten bladert, en er dezelfde ondefinieerbare twijfel in voelt die nu door mijn ziel woedt. Ik ben Jan, zoon van Jef de gereedschapsdraaier en van Carola de ruziemaker. Dit is de ingekookte versie van een praatjesmaker van drieënvijftig die door het leven bedeeld werd met een onmetelijk ego, een vuil blad en met een uiterst breekbaar hart. Buiten ongepast zelfmedelijden en wat losse rafels heb ik niets aan het hoofd al lijkt het als je onder de oppervlakte kijkt dat ik mijn verstand en mijn hart verloren heb. Met aandoenlijk kinderlijke melancholie verberg ik de utopische euforie van mijn jeugd en die van vergeten figuranten die erin passeerden en die net als ik slachtoffer werden van domme onwetendheid of van nog dommere hoogmoed.  De tragedie van het leven is dat men niet oud wordt maar dat men zich jong blijft wanen. Toch verdwijnt iedereen net zoals ik op een dag naar de achtergrond, langzaam door de tijd vergeten. Ik ben Jan en koos mezelf als hoofdpersonage, omdat hij de enige is die overblijft wiens gedachten en emoties ik nog vertrouw. Dat gaat zo wanneer jeugdige onschuld ingehaald wordt door een roekeloos verleden. Een verleden dat met elke dag die voorbijgaat meer terreinwinst boekt op een korter wordende toekomst. Wat hier neergeschreven is, is een levende getuigenis van een half leven dat even zinvol als zinloos voorbijvloog en waar niet veel meer van overblijft dan de tijd die erin verdwijnt. De herfst blaast mijn laatste zomerdag weg om nooit meer terug te komen. Met het vallen van het blad weet ik dat levenservaring een kam is die je van het leven cadeau krijgt op het moment dat je kaal begint te worden. Of drieënvijftig de juiste leeftijd is om tot die vaststelling te komen, weet ik niet. Mijn haargrens bevindt zich namelijk nog precies op dezelfde plaats waar ze zich dertig jaar geleden bevond, al wijt ik dat eerder aan de rimpels op mijn voorhoofd die mijn vel zwaarder doen wegen waardoor mijn haarlijn naar onderen getrokken wordt. Ik zeg maar wat, maar kaal, ben ik nog niet. Toch ben ik het vandaag aan mijn leeftijd verschuldigd om me tot de leeftijdsgroep van de ‘puberende vijftigers’ te rekenen. Gewoon maar vijftig worden is voor groentjes. Het is vanaf drieënvijftig dat men opnieuw recht van spreken krijgt in de grijzer wordende leeftijdscategorie waartoe ik behoor. Al doe ik dat spreken straks misschien best iets luider opdat ze me anders niet horen of verstaan. Officieel zal de stempel ‘vijftig+’ vanaf maandag meer inkt achterlaten wanneer ik de voorrangskaart voor een zitplaats van de trein laat afstempelen. Drieënvijftig dus, en officieel oud. Vanaf maandag zal ik me ten volle vijftiger voelen omdat mijn alsmaar stijver en dikker wordend lijf meer plaats zal innemen dan wanneer ik nog met een veertig+ karkas bedeeld was. Ik ben me ook meer en meer bewust van alle lichamelijke kwaaltjes en van alle andere ellende die met dit cijfer gepaard gaan. Maar niet alles is even kut als ik het hier laat uitschijnen. Ik begin namelijk de kunst te verstaan om mijn lichamelijke beperkingen en mijn mentale obstakels te herkennen en te aanvaarden. Dat mijn libido al eens vaker foert zegt hoeft niet echt een probleem te zijn want dat lijfelijk ongemak raakt met een pilletje in een wip opgelost. De tijd dat ik daar beschaamd over was ligt ver achter mij. Ik los dat wel op. En nu ik deze woorden neerschrijf onder een Noorse sterrenhemel bedenk ik me dat dit alles een uitspraak zou kunnen zijn van een huurmoordenaar die mijn toekomst vermoordt of van een loodgieter die me sust met de gedachte dat zolang de dichting van het kraantje het houdt, het wellicht niet zal lekken. Waar ik echter niet aan gewend raak, is dat ik irritant saai begin te worden en dat ik dat nieuwe gevoel nog als cadeau aanvaard ook. Wie had dat ooit kunnen denken? Hopelijk word ik met deze nutteloze levenswijsheid, net zoals dit tekstje niet vergeten, ik word namelijk niet elke dag drieënvijftig. Maar eerst ga ik met mijn tijdelijk herwonnen jeugd nog een paar Vikingen verslaan en wie weet springt er morgen toch nog een zalm in mijn net.