Categorie: Geen categorie

Een moment zonder momentum

Ik hoorde vanmorgen het woord tijdens het scheren en was bang dat ik zou uitschieten met mijn scheermes.   Mijn tenen gingen krom staan en mijn maag kromp ineen tot een pijnlijk bolletje, een uitgelezen moment, het ‘momentum’ zeg maar, om in opstand te komen.

‘Momentum’, dat ergerlijke woord dat zich geruisloos een weg heeft gebaand in onze dagelijkse gesprekken, als een verwaande pauw die met zijn pluimen stoeft alsof hij een modeontwerper is en denkt dat hij op een catwalk staat. Telkens ik dat woord hoor, vooral dan in een context die niets te maken heeft met natuur- of wiskunde, twijfel ik aan onze beschaving. Er is wel meer waarom ik twijfel aan onze beschaving, laat daar geen twijfel over bestaan, maar dit terzijde.

Wat is er mis met een normaal woord zoals bijvoorbeeld ‘een kantelpunt’, ‘een gunstige omstandigheid’, of ‘een juist moment’? Is het echt nodig om in elk gesprek een onweerstaanbare drang te voelen om te willen klinken als een politicus die indruk wil maken tijdens een verkiezingscampagne?

Het stoort me vooral bij alledaagse dingen. Stel je voor: Ik sta me in de badkamer te scheren. Op de radio, die op de achtergrond speelt, spreekt iemand de gevleugelde woorden, mijn carrière bevindt zich nu in een ‘momentum’. Dan heb ik zin om te antwoorden. “Pardon, in een wat?” Ik zou verdorie zo maar kunnen uitschieten met mijn scheermes.  Misschien zou je beter normaal leren babbelen, zonder te doen alsof je een ruimteschip bent dat klaar is voor een lancering naar Mars.

Of erger, tijdens een voetbalwedstrijd, wanneer Filip Joos enthousiast roept dat Club Brugge in het ‘momentum’ zit.  Nee, Filip, ze hebben gewoon een pietgoal gescoord. Het is niet alsof een onzichtbare kracht hen plots in beweging heeft gebracht en dat die toevalligheid vanaf dan de hele kosmos beïnvloedt.

En het breidt uit als een virus. Eerst waren het zakenmensen, dan voetbalcommentatoren en trainers, nu verspreidt het zich als een pisbloem die ongestoord en snel mijn gazon overwoekert. Wie weet, verschijnt het binnenkort in recepten: “Voeg wat ‘momentum’ toe aan je stoofpot voor extra boost, je hebt dit nodig voor je dieet.” Nog even of ‘momentum’ wordt duur verkocht in potjes die voorzien zijn van een mooie slogan “Smeer elke morgen ‘momentum’. Wie heeft nog tijd om te wachten?”

Vraag me niet waarom ik van mensen die te pas en te onpas het woord ‘momentum’ gebruiken, vind dat het pretentieuze aanstellers zijn, ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat dat woord het voor mij nadien altijd verpest. Alle andere woorden raken dan niet meer voorbij mijn irritatiebarometer.

Ik was zo vrij om even kort als krachtig ‘het momentum’, onder de loep te nemen, even onbeduidend en nietszeggend, als lege kreet of hol cliché op exact dezelfde manier waarop het elke dag ongevraagd mijn trommelvlies doet trillen en mijn tenen doet krullen.

Zouden we toch niet beter van elk moment profiteren zonder dat verschrikkelijke ‘momentum.’ Er staat straks echt nog wel van alles te gebeuren, op het juiste moment. Het ‘momentum’, althans het woord, hebben we daarvoor niet vandoen.

Ik geloof zelfs dat ik het was

En wat dan nog, wat ben je met mensen die de dingen niet los kunnen laten. Wat maakt het uit, dat eindeloze staren naar iets wat ooit was? Alles is vergankelijk, niets vanzelfsprekend. Als iets verdwijnt is het voorgoed weg en voorbij. Punt. Geef er geen betekenis aan en laat het los, zonder er verder nog aandacht aan te schenken.

Troost jezelf zonder zelfbeklag of zwaarmoedige emoties die nooit vaste grond zullen vinden. Eens je zover bent, twijfel dan niet. Verzamel geen ‘oude meubelen’ maar wees vastberaden en blijf bij je besluit. Mocht je twijfelen, kan deze zekere gedachte je misschien helpen, ‘Nooit zal je hetzelfde terugvinden van wat je hebt achtergelaten of bent kwijtgespeeld.’

Alles en iedereen verandert. Ik verander, het leven zelf verandert. Altijd is er wel iets nieuws te vinden, iets nieuws te ontdekken. Alleen, van zodra je denkt dat je iemand of iets gevonden hebt om voor altijd bij je te hebben, ben je het voorgoed kwijt of is het al veranderd.

Ik zou voor de stelregel moeten durven kiezen om nooit ergens nog spijt van te hebben en nooit meer achterom te kijken.

Voor iemand die tracht te leven zoals ik, is spijt namelijk tijdverspilling maar vooral een verspilling van energie, energie die ik nodig heb om nuttige dingen te doen. Ik kan het me niet langer veroorloven om er mezelf aan over te geven. Mijn gegeven tijd is te kort geworden. Ik mag niet langer leven als een teerling waarmee anderen kunnen bepalen hoe en wanneer er zich mee te amuseren.

Spijt is abstract. Ik kan er zelfs geen vorm aan geven. Feitelijk kan ik er niks mee aanvangen. Spijt of zelfbeklag (is dat geen variante van hetzelfde), is een meedogenloze draaikolk die me opzuigt om erin te zwelgen en rond te draaien en dat zo lang vol te houden tot ik tot niks anders meer in staat ben, om er uiteindelijk helemaal in te verdwijnen.

Al de tijd dat ik dit tekstje zat neer te schrijven was mijn andere ik in het duister van mijn hoofd aan het ijsberen om me op andere gedachten proberen te brengen. Hij liep alsmaar heen en weer te lopen en ging maar pas weg van het moment nadat ik deze gedachte begon te analyseren om ze los te kunnen laten. Hij vertrok, haastig en verward, maar ook een beetje verdwaald en tegelijk opgelucht omdat hij eindelijk vertrouwde stemmen meende te horen.

Ben jij het die ik hoor, riep hij?

Op dat eigenste ogenblik durfde ik zelfs te geloven dat ik het was.

Mondhoeken

Soms denk ik dat mijn mondhoeken maar niet willen geloven dat zwaartekracht iets is wat bestaat maar dat je voor de rest helemaal mag negeren. Het lijkt wel alsof ze overtuigd zijn dat ze op elk moment van de dag zo hard naar het middelpunt van de aarde moeten worden getrokken door een onzichtbare kracht die alleen voor hen geldt.

Mijn neerhangende mondhoeken geven mijn gezicht een treurige façade en het krijgt daarmee iets van een surrealistisch schilderij van de hand van Picasso maar dan wel geschilderd op een heel triestige regendag. Mijn gelaatsuitdrukking, altijd hoekig gebeiteld in serieuze perfectie, wordt dan een onverwacht triestige attractie tussen de lachende menigte.

Mijn verrimpeld gezicht lijkt op het eerste zicht op een oud ongelezen boek omdat het stoffige en verlepte kaft doet vermoeden dat het verhaal wel zwaar en complex moet zijn, terwijl het net een vederlichte roman is waarvan de verhaallijn op elke pagina een onverwachte wending neemt.

Mijn ‘bakkes’ heeft zonder mijn toestemming te vragen een patent genomen op een permanent fronsende blik, op neerhangende mondhoeken en op een ernstige blik.  Het gaf me de levenslange verplichting om ze te dragen. Ik heb het ooit ondertekend zonder de kleine lettertjes te lezen.

Maar het draagt een geheim, een bewaard mysterie dat ik slechts met enkelen deel, en nu met jou. Ongeacht mijn blik, mijn frons of mijn neerhangende mondhoeken, binnenin ontvouwt zich een levendige kermis, een innerlijke foor met kronkelende ideeën en met een verbeelding die de breedte heeft van de glimlach van een kind op zijn verjaardag.

Dus, de volgende keer dat je me vraagt waarom ik zo serieus ben of waarom mijn mondhoeken naar beneden hangen, weet dan dat mijn blik maar een masker is, een vermomming voor de zotte chaos die in mijn hoofd woedt, misschien als façade van een surrealistisch schilderij, maar weet dan dat op dat moment mijn innerlijke kermis in volle gang is.

Soms is het beter om de wereld op het verkeerde been te zetten dan hem echt als Atlas te moeten torsen.

Speciaal

‘Speciaal’. Je weet wat dat betekent wanneer men dat over je zegt. ‘Speciaal’, en dat kan je op zoveel manieren interpreteren.

Als je ervoor in de stemming was, kon je zonder er moeite voor te hoeven doen, twee stenen doen vechten. Eigenzinnig, provocerend, tegenstrijdig, grof en onwaarschijnlijk tactloos, allemaal karaktereigenschappen die jou perfect omschrijven voor mensen die je maar half kenden. Eigenschappen die me nu, naarmate ikzelf door de wol geverfd raak, niet vreemd zijn, omdat ik ze soms in mezelf herken.

In gezelschap kwam je dikwijls uit een hoek waarvan iedereen dacht: “Waar komt dit nu weer vandaan? Waar hebben we dit nu weer aan verdiend?” Onze pa zei dan, “Die van ons’” want zo zei hij dat, “die van ons, kan er met een koude hand aan komen.” Een uitspraak die de lading volledig dekte. Van een koude hand schrik je op omdat ze storend en ongepast aanvoelt, maar je bent wel meteen wakker, alert en bij de pinken. Dat moest je wel zijn in jouw gezelschap.

Als het niet helemaal ging hoe jij het verwachtte, zei je: “Kom Jef, we gaan naar huis.” Woorden die nog steeds echoën alsof je ze gisteren sprak. Het maakte niet uit waar je was, het maakte niet uit hoe lang je er was. Dan haalde je de sleutel van de voordeur tevoorschijn, bungelend aan een zilveren Mercedes-sleutelhanger die je ooit gekregen had toen je met pensioen mocht. Niet dat je kon autorijden. Autorijden was niet aan jou besteed. Jij liet je rijden, een beetje zoals Hiacinth Bucket, the lady of the house, met dezelfde ongepaste kritiek die Richard moet hebben verdragen.

Je had vele kanten, meer kleine dan grote denk ik soms. Het honderdvoudige van de kleinste zou ik graag nog eens willen verdragen.

Maar je was ook altijd aanwezig, soms ongevraagd maar steeds bezorgd en zorgzaam. Je hield de boel aan de gang, ‘de bloem in de béchamel’. Overal was je. Misschien was dat wat me toen het meeste stoorde. Misschien was het daarom dat jouw ‘kleine kantjes’ me destijds meer opvielen dan die grote en al de andere rollen die je ook op jou nam. Die van supporter, zorgzame oma, trotse partner en bezorgde moeder. Dat blijven toch de dingen die ik nu mis en dat recept van fluoriderende paling in ’t groen natuurlijk maar dat geheim hou ik voor de wankele wereldvrede liever voor mezelf.

Met jou in gedachten drink ik vandaag een koffie, ter ere van jouw te korte leven. Neem jij maar een porto, of twee, want op één been kan je niet staan!

Gelukkige verjaardag, moeder… daar ergens.

Deuntjes die lawaai overstemmen

Meningen, als goedkope drank, als pinten in de kroeg. Ze worden kwistig uitgegoten en nog sneller uitgedronken, zonder enige verantwoording voor de gevolgen, zonder enig begrip, dikwijls met een zure nasmaak.  Een straffe uitspraak behoeft geen inlevingsvermogen.

Ik heb nooit beweerd dat ik uitzondering ben op deze regel. Integendeel, ik heb heel lang meningen opgestapeld als legoblokjes, hoe hoger de toren hoe harder hij wiebelde.

Meningen zijn net als een navelstreng, denk ik.  Iedereen heeft er een, maar niemand is geïnteresseerd in die van mij. En toch sta ik hier weer te brullen op een zeepkist, schreeuwend in de woestijn, hopende dat iemand, wie dan ook, er ook maar iets om geeft. Een glimlach is al meer dan voldoende.

Ik bral, schreeuw en verkondig nog steeds mijn zienswijze met zoveel overtuiging dat ik bijna vergeet dat ik maar een amateur ben die gewoon maar wat loopt te rommelen in de schatkist van subjectieve meningen. Geen schijn van kans om ooit gehoord te worden. Mijn leven met alles wat er zich in afspeelt is immers maar een chaotische jukebox in een overvolle kroeg. Ik speel gewoon mijn deuntjes in de hoop om het lawaai ermee te overstemmen.

Toch blijf ik mijn stem verheffen of laat ik mijn vingers dansen over dit toetsenbord, in een wanhopige poging om meer ruimte op te eisen in dit tumultueuze orkest van meningen. Maar weet, ik ben geen deskundige. Ik ben gewoon dezelfde onzekere ziel, net als jij, met evenveel onzekerheid over het leven en het lot als de volgende persoon die het woord durft te nemen, met nog meer onzekerheid dan hij die zwijgt.

Dus, beste lezer, negeer mijn branie, mijn kwinkslag, en mijn ogenschijnlijk goed onderbouwde betoog. Ik ben maar een pauw die zijn staart tooit, maar de last verbergt van de veren die hij de hele dag met zich meedraagt.

Wat dan overblijft is empathie of inlevingsvermogen. In iemand anders’ schoenen proberen stappen dat is pas een delicate dans die betovert. Hem dansen is het moeilijkste wat er is. Het is als samen walsen door een mijnenveld van emoties, gevoeligheden en lastigheden. Deze tango vergt meer moed en kunde dan elkaar te bekogelen met kanonskogels, bommen en spervuur.

Dus leg je megafoon maar eventjes neer, luister wat harder en spreek iets stiller dan kunnen we elkaar tenminste al verstaan. Misschien kunnen we daar in dat moeras van verschillende perspectieven, meningen, overtuigingen en gevoeligheden een gemeenschappelijke grond vinden, van waar we verder kunnen.

Maar wat weet ik ervan? Ik ben maar een stem in een echokamer, die probeert een rustiger ritme te vinden in het lawaai van het leven.

Welke gestoorde mens schrijft nu zoiets bedenk ik me in stilte, terwijl ik op ‘verzenden’ druk. Dit nietszeggende tekstje is per slot van rekening maar een mening, mijn mening. Ze doet er niet toe!

De Bijsluiter Van Een Alcoholist.

Hersenspinsels

Josph. L Kellermann, een klinisch psycholoog die mensen met een onbeheersbare verslaving bijstaat, heeft talloze wijze boeken geschreven. In een van zijn belangrijkste boeken ‘A Guide for the Family of an Alcoholic‘, legt Kellermann uit dat een doorwinterde alcoholist die gestopt is met drinken en opnieuw in de verleiding komt, onder bijna geen enkele voorwaarde die hij zelf onder controle heeft, kan stoppen met drinken.

Toen ik dat las was het alsof ik in een spiegel keek want ik ben, als ik me zo mag uitdrukken, nog steeds onderworpen aan de uitzichtloosheid van de ziekte die alcoholisme heet. Als ik zou overwegen om opnieuw te drinken, loop ik hetzelfde risico om te veranderen in dat ongeleide projectiel dat alles verwoest wat op mijn pad komt, net zoals dat vroeger het geval was.

Simplistisch voorstellen wat het betekent om alcoholverslaafd te zijn is eenvoudig, mijn rem kapot is. De gevolgen begrijpelijk…

View original post 1.218 woorden meer

De lengte doet er (niet) toe

Soms, wanneer een achillespees het voor bekeken houdt en ik op een festivalweide ben aanbeland om aldaar vanuit kikvorsperspectief, noodgedwongen gezeten in een rolstoel, naar de wereld te kijken en moet toezien hoe half blote vrouwenbillen, een occasionele kamelenteen of fel behaarde mannenbenen in mijn blikveld voorbijschuiven, begeef ik me wel eens op een rolstoelplatform.  

In wezen is dat iets voor ècht invalide mensen, maar als marginaal schrijvertje met een gescheurde pees leed ik toch niet al te erg om vanop dat plekje naar feestvierende mensen te kijken. Sterker, vanop een meter boven de begane grond op die festivalweide is het goed om naar een wereld te kijken, een wereld die ik iedere dag een beetje minder begrijp, misschien omdat ik er vanop dat plekje opnieuw vanuit de hoogte naar kon kijken.

Een hobby, noem het een gewoonte die ik van mijn vader heb geërfd. Niet dat hij bij mijn weten ooit een achillespees scheurde of op een rolstoelplatform van een festival heeft gestaan, toch niet dat ik het me kan herinneren, maar hij kon met zijn aangeboren kikvorsperspectief, hij was ten andere maar een meter zeventig, ook heel hard ‘neerkijken’ op grotere mensen. Op zich geen probleem, of misschien wel want ik heb hem die onhebbelijke gewoonte dikwijls verweten.

“De kleine zijn niet geboren om in de grote hun gat te kruipen, en ikzelf, ik ben niet echt klein eerder een valse lange”, zei hij dan. Woorden werden door hem dan met zo’n ingehouden razernij uitgesproken alsof hij kwaad was op iedereen die een paar centimeter groter was dan hijzelf.

Ik begrijp hem en besef nu pas wat hij bedoelde en waarom hij soms razend werd omdat hij zijn wereld vanuit de laagte moest aanschouwen. Ik ondervond het namelijk zelf, dit weekend toen ik me een meter lager vanuit mijn rolwagen in een gesprek probeerde te mengen en vast moest stellen hoe mensen die wat groter van gestalte zijn over hoofden van kleinere mensen heen praten, alsof ze niet bestaan.

Zijn gestalte niet, maar die boosheid heb ik vast en zeker van hem geërfd. Ik zal voortaan dan ook iedereen kleiner dan een meter zeventig op mijn heup zetten zodat ze tijdens een discussie met grote mensen kunnen meespreken.

De lengte doet er (niet) toe!

Haar eigen stinkende goesting

Ah, het is die tijd van het jaar. In weelderig versierde feestzalen van scholen vliegen Adhemar-hoedjes sierlijk door de lucht. Fiere ouders koesteren de betoverende illusie dat hun geliefde kinderen voorbestemd zijn om de nieuwe ontdekkingsreiziger te worden, of minstens die briljante denker die het denken zelf zal vernieuwen. Een selecte groep waartoe zoon- of dochterlief behoort zal evolueren tot diepgravende filosoof die alle mysteries van het leven zal ontrafelen.  Een ander gedeelte zal zich ontpoppen tot bekwaam staatsman of-vrouw, en als zodanig de wereld met vastberadenheid en visie leiden want het voorteken van dat leiderschap was al duidelijk met hun betrokkenheid in de leerlingenraad. Het overschot ervan wordt virtuoos kunstenaar die op doek of met muziek dromen tot leven zal wekken.  

Elk kind, haast zonder uitzondering bewandelt een zorgvuldig uitgestippeld pad, de ambitieus opgelegde verwachtingen van pa en ma volledig waargemaakt.

Kan ik achterblijven en wil ik mijn dochter dat aandoen?

Wil ik haar nu al belasten met een last van verwachtingen en ambitie, terwijl mijn enige wens voor haar is dat ze veerkracht en zelfvertrouwen ontwikkelt en dat ze kritisch blijft voor al datgene dat haar wordt voorgekauwd, dat ze zich leert wapenen tegen de uitdagingen van het leven, of toch tegen een aantal ervan, zelfbewust en vastberaden als het kan, nederig en dankbaar als het moet.

En misschien is dat wel het grootste geschenk dat ze zichzelf het voorbije jaar gegeven heeft.  Ze heeft geleerd om de ruimte die ze krijgt te nemen en erop te vertrouwen om haar eigen pad te ontdekken, vrij van de druk van vooraf door ons bepaalde verwachtingen en als die er waren heeft ze zich die grotendeels zelf opgelegd.

Met zelfvertrouwen dat elke dag groeide en helemaal op eigen kracht ging ze uitdagingen aan en zocht ze haar eigen weg, soms met hulp als ze dat nodig vond. Met die kostbare vrijheid volgt ze helemaal vrij haar eigen passies en interesses, zelfs al heet een ervan Harry Styles.  Ze ontdekt met vallen en opstaan wie ze werkelijk aan het worden is, zonder de last van onze eigen dromen en verwachtingen.

Noor volgt resoluut haar eigen willetje om niet te zeggen dat ze haar stinkende goesting doet en ze doet dat met een koppigheid en met een doorzettingsvermogen die me vertrouwd zijn, al is dat laatste toch eerder iets dat ze er met de borst heeft ingeslurpt.

Dat maakt me niet minder fier.

Venijnige Vos

Daar zit ik dan, starend naar een leeg wit scherm met een hoofd dat aanvoelt als een dichtgeknoopte ballon.  Hoewel het lijkt alsof mijn 8mm film net brak, dansen beelden wild rond in mijn hoofd. Ze weigeren koppig elke medewerking en geven geen gehoor aan mijn nederig verzoek om georganiseerd, in woorden en zinnen op papier te verschijnen.

Hoewel de avond lang en de nacht kort was voel ik me niet suffer of vergeetachtiger dan op andere ochtenden. Verstrooid of verward ben ik evenmin, toch lukt het niet om me te concentreren. Meestal kost het geen moeite om wartaal uit te kramen, nu echter lijken de woorden vast te zitten in het slijk van mijn gedachten.

Ik zucht ogenschijnlijk vastberaden maar tast vruchteloos in het duister naar juiste woorden.

Op deze regenachtige ochtend kijk ik naar mijn computer, naar mijn laatste trouwe metgezel, de enige steun en toeverlaat in deze verwar(ren)de tijden. Ik probeer een bericht te beantwoorden maar de woorden ontwijken me als een vluchtende haas.

Mijn vingers dansen over het toetsenbord, maar wat ik te lezen krijg zijn slechts rafels van letters en flarden van woorden. Ze missen elke betekenis.

Opeens verlang ik hevig naar de scherpte van mijn denkvermogen, naar de elegantie van mijn alerte geest maar hij is net als die vis die uit mijn vijver sprong en op het droge tevergeefs naar zuurstof hapt.

In een ultieme poging om mijn geest op te frissen, zoek ik mijn toevlucht in koffie. Ik grijp naar het zwarte goud dat er altijd is en dat nu mijn traag geworden brein opnieuw tot leven moet wekken. Tergend traag slurp ik aan mijn kop, in de hoop dat de cafeïne mijn geheugen zal aanslingeren als een oude viertaktmotor.

Vergeefs en vastberaden blijf ik me verzetten tegen die ongenadige omhelzing van die verwarrende mist in mijn hoofd.

De alliteratie van deze zin zet me op het juiste zijspoor naar meer zweverige zinloosheid.

Als een verstrikte vogel in een veld vol verwarrende wolken van woorden, worstelde ik daarnet met mijn vermaledijde hersennevel. Maar nu met de alliteratie van de vorige zin als leider, worden gedachten even helder als een huppelende haas. Ze zijn niet langer verward en zitten niet meer verstrikt in dat web van wilde woorden.

Ik kijk opnieuw naar hetzelfde scherm, met ogen verlangend en verlost van het wervelende waas. Woorden hebben geduldig gewacht om in scherpe zinnen te worden geschreven. Ze rollen nu als dartele dansers uit mijn pen en zijn niet langer verward en verdraaid en klinken niet langer als een valse viool in de symfonie van de stilte.

Met datzelfde brein dat daarnet nog beklad met een brij van bedrog dienstweigerde, vechten in die vertraagde video van daarnet mijn vingers nu haastig om de juiste toetsen, terwijl ik alle woorden, als weerspannige wilde winden, meedogenloos laat ontsnappen. Ze stinken niet meer.

Daarstraks was je een venijnige vos, een verraderlijke tornado die mijn gedachten verstoorde. Je spotte terwijl ik worstelde met het vinden van wegende wendingen en wikkende woorden. Je brulde smalend terwijl ik stamelde en struikelde.

Even zat ik vast in de grijpgrage klauwen van mijn breinnevel, maar gaf niet toe aan zijn greep. Want ik weet dat heldere gedachten altijd diep in mijn geest verscholen liggen, geduldig wachtend om bevrijd te worden. Door woorden en zinnen, al dan niet allitererend.

Een verschrikkelijk eenzaam eiland.

De vrouw die ik laatst ontmoette, een leeftijd kon ik haar niet geven, was grijs en grauw. De slonzige jogging die ze onder een paar versleten Crock’s droeg, was vormloos en vies en beklemtoonde helemaal de tristesse en wanhoop die ze uitademde. Als een vis op het droge leek ze naar adem te happen. Ooit moet zij een stralende en hoopvolle vrouw geweest zijn, met dromen, idealen en verwachtingen. Dat leidde ik af uit foto’s uit een vrolijkere tijd die ik op het stoffig dressoir zag staan. Ze moet zich ooit gelukkig gevoeld hebben, maar dat gevoel was even vergeeld als de foto’s die in de diepte van de huiskamer staarden.

Eerder op de dag had ze al haar moed bijeengeraapt. Vervuld van tranen en zelfbeklag had ze me gebeld. In haar stille stem herkende ik de wanhoop die ik ooit bij mezelf had gevoeld.

Wat ze me in een soort van psychotische wartaal toevertrouwde, ik heb er geen andere woorden voor, was dat ze slachtoffer geworden was van, en dat ze lange tijd verstrikt was geweest in een narcistische relatie die haar emotioneel en lichamelijk helemaal gesloopt had. Haar ex-partner had haar gemanipuleerd en had haar alle zelfzekerheid en eigenwaarde ontnomen. Op een slinkse manier was ze gemanoeuvreerd in iets wat gedwongen misbruik moet geweest zijn. Ze liet haar lichaam, haar hart en geest gebruiken om zijn verlangens te voeden en liet zich zo de hare ontnemen om ze te laten oplossen in afschuwelijke miserie en onophoudelijke afhankelijkheid.

Om aan haar wanhoop te ontsnappen en om haar ondraaglijk leed te verdoven gebruikte ze kalmeringsmiddelen, drank, slaappillen en angstmedicatie. In die dagelijkse waas van pillen en alcohol vluchtte ze weg en hoopte om zielenrust te vinden op een denkbeeldig eiland, een plek waar haar geest en hart kon ontsnappen aan de verschrikkelijke dagelijkse realiteit, van enge gedachten, schaamte, zelfbeklag en wanhoop. Een andere uitweg zag ze niet. Een andere keuze had ze niet. Nog niet.

Aanvankelijk had ze er gemakkelijke troost gevonden. Het landschap was er wazig, de lucht minder donker en ijl, de pijn minder scherp. De roes die ze er vond, hielpen haar om demonen te verjagen, om wanhoopgedachten te vergeten en om schaamte en schuldgevoelens te verdoven. Na verloop van tijd bleek die plek echter even onheilspellend en werd de immense uitzichtloosheid waaraan ze probeerde te ontsnappen er alleen maar versterkt.

Door isolement, alcoholverdoving en zelfmedicatie was haar fysieke en emotionele toestand bijzonder ernstig. Uit wat ze me vertelde, leek het alsof ze alle hoop en moed verloren had om aan de dwingende gedachten van haar misbruiker te ontsnappen en om een uitweg te vinden naar een normaal leven.

De stilte van het eiland waar ze elke dag opnieuw haar toevlucht zocht, was veranderd in een oorverdovend donkere stille steeg waar de eenzaamheid verstikkend was. Op één van die destructieve vluchtreizen had het leven haar kunnen ontglippen en had ze zomaar haar laatste adem kunnen uitblazen. Dat is gelukkig niet gebeurd.

Toen ik haar enkele weken later opnieuw opzocht, was ze veilig omringd, door therapeuten, psychologen, en psychiaters, door hulpverleners en lotgenoten. Ze vertelde me dat de detox hevig was geweest. Ontwenningsverschijnselen zoals zweten, trillen en bloeddrukschommelingen hadden hevig huisgehouden.  Met de afkick had ze het laatste restje energie dat nog in haar verdoofde lichaam verborgen zat moeten aanboren, om zich te reinigen, om zich te ontgiften en om te herstellen van de bijverschijnselen van haar jarenlange verslaving. Hoofdpijn, jeuk, misselijkheid, prikkelbaarheid, slapeloosheid en andere ongemakkelijke bijwerkingen werden hevig aangewakkerd door het ontgiftingsproces, maar nu gaat het beter.

Ze vertelde enthousiast en honderduit over therapie die ze dagelijks volgde, over de afbouw van medicatie, over prille plannen om haar gekneusde zelfbeeld te herstellen, over rust en stilte die ze niet langer als een bedreiging ervoer, over nazorg die ze wil opnemen, over haar dochter die haar na jarenlang stilzwijgen gebeld had en over hoop omdat ze voor de eerste keer een klein lichtje zag schijnen aan het einde van die duistere tunnel.

Mooie woorden en overmoedige plannen kunnen duizend emoties verdoezelen, maar de hoopvolle blik van eerlijke ogen en de dankbare glimlach van een zwijgende mond zijn het enige schouderklopje dat ik nodig heb om te blijven doen wat ik doe.

Stilte over onderwerpen als deze zijn een universele taal geworden. Ik wil die geslotenheid en zwijgzaamheid doorbreken en hoop ze met getuigenissen als deze de kleurklank te geven opdat mensen die de taal en de woorden nog niet verstaan ze ook leren begrijpen.

Want om verslaving en afhankelijkheid te herkennen en te begrijpen is soms alleen maar een tolk nodig die beide talen begrijpt.  Soms zijn ze hulp om verloren gewaande zielen een bootje aan te reiken zodat ze zelf kunnen ontsnappen van dat verschrikkelijk eenzame eiland waarop ze jarenlang als drenkeling hebben vastgezeten, maar varen moeten ze zelf leren doen.

De kip of het ei?

De eeuwenoude vraag die filosofen, wetenschappers en nu ook mezelf heeft beziggehouden, en die aanleiding gaf tot menig punthoofd en die mij eveneens kopzorgen bezorgde, wat was er eerst de kip of het ei?

Het is eenzelfde vraag die me ’s nachts wakker heeft gehouden, hoe groot is het heelal? Het zijn van die absurde vragen die me doen nadenken over de aard van mijn bestaan, toch? Bij elk antwoord rijst de vraag of ik het allemaal wel juist verstaan heb, dat kip en ei-gedoe. Maar misschien is het antwoord niet even belangrijk als de absurditeit van de vraag zelf.

De kip, om daar mee te beginnen, zo kunnen we lezen in de evolutietheorie van Darwin is ontstaan uit een oeroude dino-vogelsoort die leek op een moderne junglevogel. Technisch gesproken is de kip dus ontstaan uit een andere vogel en dat antwoord, als we Darwin willen geloven tenminste, lijkt plausibel.  Al blijft met die redenering de vraag overeind, waar die oer-dino-vogel vandaan kwam. En hoe zat het dan met het eerste ei waaruit dat beest ontstond?

Dan toch eerst het ei? Misschien werd dat gelegd door een vogel die niet helemaal voldeed aan de definitie kip, maar die wel over genoeg genetisch DNA-materiaal beschikte om uiteindelijk met wat evolutieomwegen te kunnen leiden tot hedendaags pluimvee. Maar moest dat ei dan ook niet eerst gelegd worden om te kunnen uitgroeien tot de kip die we vandaag kennen? Ik kom er niet uit. Mijn gedachten raken verstrikt in dit kip-en-ei-verhaal.

Zou het antwoord geen van de twee kunnen zijn? Zou het kunnen dat niet de kip noch het ei eerst waren, maar dat ze gewoon tegelijkertijd verschenen? Ik probeer me die oer wereld voor te stellen waar een volledig gevormde kip zoals we ze vandaag kennen, met pluimen en al uit een ei komt dat uit het niets verschenen is, op dezelfde manier zoals de eerste levende cel ontstond, of zo. Misschien is dàt helemaal een belachelijk scenario, maar is de vraag dat zelf ook niet?

Misschien zijn de kip en het ei allebei gewoon voorwerp van een grote kosmische grap van de schepper en is het nooit de bedoeling dat het antwoord achterhaald wordt. Wellicht leunt hij achterover in zijn universum en zit hij me uit te lachen terwijl hij zich verslikt in rijstpap, en hij er met een gouden pollepel nog een schep bovenop doet. Misschien lacht hij zich een ongeluk met mijn pogingen om de vraag op te lossen die geen antwoord kent.

Uiteindelijk blijft toch de ultieme vraag overeind waarom ik, en samen met mij een deel van de denkende mensheid, al zo lang geobsedeerd zijn door dit raadsel. Is het omdat ik op alles een sluitend antwoord wil of is het omdat het gewoon een leuke vraag is die me niet slimmer of dommer doet wanen dan de rest van de nog levende mensen?

Hoe dan ook, ik ben content dat ik leef in een wereld waarin kippen en eieren bestaan. Ik ga het antwoord overlaten aan echte filosofen en aan echte wetenschappers. Dat zij het maar uitzoeken. Zij hebben een groter verstand om eindeloos te debatteren over deze kip-of-ei-kwestie. Binnenkort is het Pasen en kunnen opgroeiende kleuters zich afvragen of eieren dan toch niet van een Haas afkomstig zijn, ondertussen geniet ik verder van mijn opgevuld Russisch eitje.

Dan toch niet uit een kip, maar uit Rusland?

De deurmat van 2022

2022 was in vele opzichten hetzelfde als 2021, ook al kwam er een ‘twee’ meer in voor.  Toch was het alweer een jaar dat vol gepakt zat met vijven en zessen, met divers en fait divers, met belangrijke kleinigheden en met onbenullige grootigheden.  Soms gebeurde er veel en soms gebeurde er niet genoeg.

Over datgene wat niet genoeg gebeurde ga ik het niet hebben want dan is dit vel papier te klein.  Ik zou dan ook andere mensen moeten betrekken en daarmee ben ik in 2022 gestopt. Aan mezelf heb ik namelijk al genoeg. Dat is dit jaar vaak genoeg gebleken.

2022 was ook kijken in de achteruitkijkspiegel om vast te stellen dat ik aan de kettingbotsingen die achter mij gebeurden niks meer kan veranderen, ook vielen er slachtoffers, doden en gekwetsten. Aan vandaag heb ik genoeg. Dat blijkt, elke dag opnieuw.

Principieel ben ik tegen voornemens, zeker wanneer ze voor mezelf bestemd zijn omdat ik ze toch nooit laat uitkomen. Dat is gebleken in de voorbije 54 jaarwisselingen. Daarom behoud ik mijn voornemens en wensen deze keer alleen voor ieder van jou. Ikzelf heb ze niet nodig, want ik heb echt alles al.

Wat ik wel steevast ga blijven doen is zure mensen enerveren maar daarvoor heb ik geen voornemens nodig, dat zit in mijn DNA. Als symbolisch bewijs van die intentie ga ik mijn oude deurmat aan Tom Van Grieken schenken.  Er staat slechts een woord op, ‘Welkom’.  Ik hoop dat hij de boodschap begrijpt.

Want hoop doet leven, toch? En aan hoop heeft nooit iemand genoeg.

‘Schenk het glas halfvol: 7 tips om minder alcohol te drinken.’

Wanneer zogenaamde experts in hun pen kruipen om het in een gerenommeerd weekblad over alcoholgebruik te hebben en om drinkend Vlaanderen tips te geven, ‘boer pas op je kippen’. Zo verscheen in de laatste Weekend Knack een artikel met de blokletterende titel: ‘Schenk het glas halfvol: 7 tips om minder alcohol te drinken.’

Meteen dacht ik, mocht ik me nog in de gevarenzone bevinden, ‘dan drink ik toch gewoon het dubbele aantal halfvolle glazen, lekker gemakkelijk toch?’

Bij het lezen van de eerste paragraaf kreeg ik pas echt zin om een lezersbrief te sturen en de auteur het advies te geven een paar AA-sessies bij te wonen. ‘Weet deze schrijver überhaupt waarover hij spreekt?’ Ik vraag het me licht geïrriteerd af.

Over dit citaat gaat het: ‘Door vooraf even stil te staan bij het maximumaantal glazen dat je achterover wil slaan, is de kans kleiner dat je zonder het te beseffen een hele fles wijn soldaat maakt.’ 

Onmiddellijk moest ik denken aan die talloze keren dat ikzelf een karton wijn opende met de eerlijke vaste intentie om maar één glas te drinken, om dan twee uur later vast te stellen dat niet één fles maar heel het karton ‘soldaat’ gemaakt was.

De uitleg die de lieve mens aan dit fenomeen geeft en je de illusie geeft altijd tijdig te kunnen ingrijpen is, ‘alcohol spreekt ons reptielenbrein aan en je moet ermee in discussie gaan’. Bon, kan best en ga niet tegenspreken dat dit met wisselend succes kan opgaan voor ‘normale mensen’, voor alcoholverslaafden echter (de doelgroep die dit artikel beoogt) betekent een eerste glas echter, ‘er is met de vlag gezwaaid, de alcoholkoers kan beginnen’. Vanaf dit moment moeten de remmen los. Al ben ik zeker dat na dat eerste goedbedoelde glas van nonkel zatterik (je zal hem hieronder nog ontmoeten) van remmen niets meer zal in huis komen.

Om het over remmen te hebben. Remmen, zo gaat de auteur verder, gebeurt met het ‘hogere brein, met de hersenschors’. Klinkt aannemelijk voor een normale mens, alleen, de auteur is er zich bij het schrijven van dit stukje onzin, blijkbaar niet van bewust dat door dat eerste glas te drinken, net dat stuk denkende grijze massa ongewild maar met superveel efficiëntie op non-actief wordt gezet, althans voor de risicodrinker voor wie dit artikel bedoeld is.

Van tip twee ‘laat de alles-of-niets-mentaliteit los, krijg ik het helemaal Spaans benauwd. ‘Had je je voorgenomen om helemaal niets te drinken, maar drijven de tactloze opmerkingen van je nonkel je toch richting alcohol? Wees dan mild voor jezelf en beschouw dat niet als een persoonlijk falen.’

Advies als dit lezen alcoholverslaafden het liefst, ze smullen ervan en likken er duimen en vingers vanaf, omdat ze horen wat ze graag willen horen. ‘Eentje kan geen kwaad, eentje moet toch kunnen’, alleen, dat eerste glas zal dus …

Ik vrees dat als ik deze zin afmaak, ik heel kwaad ga worden.  Ik ben ook niet zeker of ik niet de neiging zal hebben om de auteur voor goed zijn pen af te nemen om er hem vervolgens van een prostaatonderzoek mee van te voorzien.

De overige tips heb ik wijselijk aan mij laten voorbijgaan, ik ben gestopt met lezen en ben zelf in mijn pen gekropen, om een lezersbrief te schrijven. Ik ga proberen beleefd te blijven. Ik ga proberen om mijn stinkende best doen maar ik beloof niets.

Een meltdown vermeden

Om 11 uur heb ik rendez-vous. Lou, en ik hebben elkaar eerder toevallig ontmoet tijdens een opname van een podcast over verslaving, een aantal weken geleden. Onze woorden bleven langer aan elkaar plakken dan initieel gepland. Je weet hoe dat gaat. Soms vliegen uren gewoon voorbij.  Ze sprak enthousiast over bruikbare instrumenten om mee aan de slag te gaan wanneer je in het leven steviger in de schoenen wil staan. Omdat zij door haar werk als therapeute dikwijls mag binnenkijken in hoofden en harten van mensen waarvan emoties en gedachten in de knoei geraakt zijn en de mijne ook soms alle kanten uitbotsen, was het niet nodig om elkaar lang te besnuffelen.

Onze taal en onze woorden bleken dezelfde, zodat we instant en zonder enige moeite de juiste toon vonden. Drie uur lang hebben we gesproken over herstel, gedrag veranderen en connectie vinden met jezelf en met je omgeving.

In ons gesprek hield ze me af en toe een spiegel voor. Een die ikzelf nog niet had zien hangen. Straks ontmoeten we elkaar opnieuw, nu in andere omstandigheden. Ik, wellicht gezeten of gelegen in de sofa van haar praktijk, zij, haar donkere kijkers verstopt achter een academisch verantwoord brilmontuur, luisterend en druk notitie nemend van al datgene wat ik haar toevertrouw.

Maar dat is straks pas. Nu springen deze intieme gedachtes zomaar in mijn reflectiekamer.

Het is alsof ik expert geworden ben en amper nog onderscheid kan maken tussen wat ik ècht denk, ècht voel en datgene wat ik besloten heb om te denken en te voelen of erger, waar ik anderen inspraak in gegeven heb of waarmee ik wil imponeren.  Die gelaagdheid stroomt door mijn lijf, in alle richtingen tegelijk. Ik denk dat we het daar moeten over hebben.

Omdat ik het me gewoon gemaakt heb naar mezelf te kijken door de ogen van anderen, stel ik mezelf dikwijls de vraag, ‘wie ben ik toch?’ Daarnet nog, toen ik me, zonder voorafgaandelijke aankondiging, in een intieme bliksemflits maar met een absurde en vrij intense sensatie realiseerde dat ik eigenlijk helemaal niets voorstel en misschien nog tot minder in staat ben.  In dezelfde dwaze gedachtenflits vroeg ik me af, of wat ik voel niet grotendeels bepaald wordt door hoe anderen naar me kijken en of dat niet de reden is waarom ik me vaak veel kleiner maak dan de 1m92 die ik meet, om niet gezien of gehoord te worden of om het gevoel te vermijden afgewezen te worden? Het zou zomaar kunnen.

Ik zeg tegen mezelf, “nutteloze dromen en stompzinnig intieme gedachten zijn illustraties van een boek dat mijn slapende ziel over mezelf schrijft.”  Maar kan iemand me zeggen waarom ik vasthang in dat boek en waarom ik helemaal verstrikt ben komen zitten in het verleden of in het oordeel van mensen die passeren of er soms zelfs niet meer zijn? Zowel het boek als mijn stompzinnige gedachten, beiden hebben ze dezelfde verraderlijke kenmerken.  Het boek raakt niet af en het verleden raakt niet voltooid.

Ze draagt een hip, modieus grasgroen mantelpak en een wit T-shirt dat me, wanneer ze te hevig gesticuleert dingen tonen die me in de gegeven context, patiënt-therapeut, afleiden van de reden waarvoor ik hier ben.  De gedachte die ik trouwens onmiddellijk openhartig met haar deel, (ik zeg haar dat ik vermoed ook over te veel vrouwelijke hormonen te beschikken) wordt onmiddellijk door haar de kop ingedrukt. Zonder te weten waar mijn gedachten me ongevraagd naar toe hebben geleid, voegt ze er nog aan toe, “ik geloof niet dat jij van een gebrek aan testosteron kan verdacht worden.” Ik denk dat zij dit zei om ijs te breken en me een beetje op mijn gemak te stellen want los van deze hilarische intro belooft het een pittige sessie te worden. Ik geloof haar op haar woord. Zij is per slot van rekening expert.

Ik praat veel, misschien te veel, maar therapeuten luisteren aandachtig en stellen vragen die ik van iemand die haar beroep uitoefent verwacht.  Zelf stel ik ze ook vaak, “hoe voelde je je daarbij?” Om dan een lange stilte te laten die uitnodigt om ze te doorbreken. Ik negeer de therapeutische tactiek niet want ik weet uit ervaring dat dit gesprek maar kans op slagen kan hebben wanneer ik me helemaal blootgeef.  Ik zeg haar eerlijk en volledig in te gaan op alle dingen die ze van mij wil weten. En geloof me op mijn woord dat ze alles wil weten. Ze stelt vragen over mijn kindertijd, over mijn ouders, over relaties, over mijn werk, over mijn gezin en over mijn verslaving. Kortom geen enkel mogelijk obstakel wordt uit de weg gegaan om meer inzicht te krijgen in wie ik ben, hoe ik denk en hoe ik voel.

In dit eerste verkennend gesprek dat best intens en emotioneel geladen is spreken we dezelfde taal en gebruiken we beeldspraak die ik begrijp.

Er hebben zich in mijn leven toch een paar nucleaire rampen voorgedaan waarvan ik me tot vandaag niet bewust was en waarvan ik de impact op mij en op mijn ‘milieu’ niet juist of volledig heb ingeschat.  Een aantal keren, zo blijkt, is mijn kernsmelting maar net vermeden. De kern van mijn reactor is af en toe oververhit geraakt maar de brandstofelementen zijn niet helemaal gesmolten. Schade is er wel, vooral aan belangrijke delen van mijn primaire circuit maar radioactief materiaal is vooralsnog niet in mijn atmosfeer terecht gekomen. Met andere woorden, mijn reactor is nog geheel of gedeeltelijk intact en bruikbaar maar misschien moeten hier en daar reparaties uitgevoerd worden of stukken vervangen worden. De reactormassa lijkt vooralsnog niet door de bodem van mijn kerncentrale gesmolten te zijn waardoor een volledige meltdown vermeden kon worden.

Ik kijk uit naar ons volgend gesprek waarop Lou, want dat is haar naam me zal vertellen op welke manier ik een loden sarcofaag over mezelf kan bouwen en welke materialen daartoe het meest geschikt zijn om zo mijn radioactieve massa onder controle te houden.

Vandaag, zeker vandaag!

De dag loopt stilaan naar zijn einde. Het was geen speciale dag. Niet alles is verlopen hoe ik het me vanmorgen had voorgesteld. Sommige dingen die ik in gedachten had, heb ik gerealiseerd, andere niet. Op een bepaalde manier overkomt de dag me ook gewoon zo maar, zelfs al had ik er vanmorgen misschien hele andere plannen mee.

Ik zeg dit allemaal maar omdat het tot een paar minuten geleden een hele gewone dag was.

“Vandaag ben je precies negen jaar nuchter, proficiat!” Zomaar een berichtje vanuit het niets, nuja het niets…

Is vandaag dan toch geen gewone dag? Ik geloof echt niet dat het dat is. Negen jaar geleden, dàt was pas een ongewone dag. Dan maakte ik heel bewust de keuze om me vanaf dat moment bepaalde dingen niet meer te laten overkomen. Dàt was pas een hele speciale dag. Vanaf drie september 2013 heb ik geprobeerd om te leren genieten van een gewone dag.  Soms lukt me dat. Soms niet. En dat maakt niet uit.

Vandaag is het dan ook geen speciale dag want ik doe maar gewoon, maar dat is begot heel veel om dankbaar voor te zijn. Ook vandaag, zeker vandaag!