Categorie: Geen categorie

De kip of het ei?

De eeuwenoude vraag die filosofen, wetenschappers en nu ook mezelf heeft beziggehouden, en die aanleiding gaf tot menig punthoofd en die mij eveneens kopzorgen bezorgde, wat was er eerst de kip of het ei?

Het is eenzelfde vraag die me ’s nachts wakker heeft gehouden, hoe groot is het heelal? Het zijn van die absurde vragen die me doen nadenken over de aard van mijn bestaan, toch? Bij elk antwoord rijst de vraag of ik het allemaal wel juist verstaan heb, dat kip en ei-gedoe. Maar misschien is het antwoord niet even belangrijk als de absurditeit van de vraag zelf.

De kip, om daar mee te beginnen, zo kunnen we lezen in de evolutietheorie van Darwin is ontstaan uit een oeroude dino-vogelsoort die leek op een moderne junglevogel. Technisch gesproken is de kip dus ontstaan uit een andere vogel en dat antwoord, als we Darwin willen geloven tenminste, lijkt plausibel.  Al blijft met die redenering de vraag overeind, waar die oer-dino-vogel vandaan kwam. En hoe zat het dan met het eerste ei waaruit dat beest ontstond?

Dan toch eerst het ei? Misschien werd dat gelegd door een vogel die niet helemaal voldeed aan de definitie kip, maar die wel over genoeg genetisch DNA-materiaal beschikte om uiteindelijk met wat evolutieomwegen te kunnen leiden tot hedendaags pluimvee. Maar moest dat ei dan ook niet eerst gelegd worden om te kunnen uitgroeien tot de kip die we vandaag kennen? Ik kom er niet uit. Mijn gedachten raken verstrikt in dit kip-en-ei-verhaal.

Zou het antwoord geen van de twee kunnen zijn? Zou het kunnen dat niet de kip noch het ei eerst waren, maar dat ze gewoon tegelijkertijd verschenen? Ik probeer me die oer wereld voor te stellen waar een volledig gevormde kip zoals we ze vandaag kennen, met pluimen en al uit een ei komt dat uit het niets verschenen is, op dezelfde manier zoals de eerste levende cel ontstond, of zo. Misschien is dàt helemaal een belachelijk scenario, maar is de vraag dat zelf ook niet?

Misschien zijn de kip en het ei allebei gewoon voorwerp van een grote kosmische grap van de schepper en is het nooit de bedoeling dat het antwoord achterhaald wordt. Wellicht leunt hij achterover in zijn universum en zit hij me uit te lachen terwijl hij zich verslikt in rijstpap, en hij er met een gouden pollepel nog een schep bovenop doet. Misschien lacht hij zich een ongeluk met mijn pogingen om de vraag op te lossen die geen antwoord kent.

Uiteindelijk blijft toch de ultieme vraag overeind waarom ik, en samen met mij een deel van de denkende mensheid, al zo lang geobsedeerd zijn door dit raadsel. Is het omdat ik op alles een sluitend antwoord wil of is het omdat het gewoon een leuke vraag is die me niet slimmer of dommer doet wanen dan de rest van de nog levende mensen?

Hoe dan ook, ik ben content dat ik leef in een wereld waarin kippen en eieren bestaan. Ik ga het antwoord overlaten aan echte filosofen en aan echte wetenschappers. Dat zij het maar uitzoeken. Zij hebben een groter verstand om eindeloos te debatteren over deze kip-of-ei-kwestie. Binnenkort is het Pasen en kunnen opgroeiende kleuters zich afvragen of eieren dan toch niet van een Haas afkomstig zijn, ondertussen geniet ik verder van mijn opgevuld Russisch eitje.

Dan toch niet uit een kip, maar uit Rusland?

De deurmat van 2022

2022 was in vele opzichten hetzelfde als 2021, ook al kwam er een ‘twee’ meer in voor.  Toch was het alweer een jaar dat vol gepakt zat met vijven en zessen, met divers en fait divers, met belangrijke kleinigheden en met onbenullige grootigheden.  Soms gebeurde er veel en soms gebeurde er niet genoeg.

Over datgene wat niet genoeg gebeurde ga ik het niet hebben want dan is dit vel papier te klein.  Ik zou dan ook andere mensen moeten betrekken en daarmee ben ik in 2022 gestopt. Aan mezelf heb ik namelijk al genoeg. Dat is dit jaar vaak genoeg gebleken.

2022 was ook kijken in de achteruitkijkspiegel om vast te stellen dat ik aan de kettingbotsingen die achter mij gebeurden niks meer kan veranderen, ook vielen er slachtoffers, doden en gekwetsten. Aan vandaag heb ik genoeg. Dat blijkt, elke dag opnieuw.

Principieel ben ik tegen voornemens, zeker wanneer ze voor mezelf bestemd zijn omdat ik ze toch nooit laat uitkomen. Dat is gebleken in de voorbije 54 jaarwisselingen. Daarom behoud ik mijn voornemens en wensen deze keer alleen voor ieder van jou. Ikzelf heb ze niet nodig, want ik heb echt alles al.

Wat ik wel steevast ga blijven doen is zure mensen enerveren maar daarvoor heb ik geen voornemens nodig, dat zit in mijn DNA. Als symbolisch bewijs van die intentie ga ik mijn oude deurmat aan Tom Van Grieken schenken.  Er staat slechts een woord op, ‘Welkom’.  Ik hoop dat hij de boodschap begrijpt.

Want hoop doet leven, toch? En aan hoop heeft nooit iemand genoeg.

‘Schenk het glas halfvol: 7 tips om minder alcohol te drinken.’

Wanneer zogenaamde experts in hun pen kruipen om het in een gerenommeerd weekblad over alcoholgebruik te hebben en om drinkend Vlaanderen tips te geven, ‘boer pas op je kippen’. Zo verscheen in de laatste Weekend Knack een artikel met de blokletterende titel: ‘Schenk het glas halfvol: 7 tips om minder alcohol te drinken.’

Meteen dacht ik, mocht ik me nog in de gevarenzone bevinden, ‘dan drink ik toch gewoon het dubbele aantal halfvolle glazen, lekker gemakkelijk toch?’

Bij het lezen van de eerste paragraaf kreeg ik pas echt zin om een lezersbrief te sturen en de auteur het advies te geven een paar AA-sessies bij te wonen. ‘Weet deze schrijver überhaupt waarover hij spreekt?’ Ik vraag het me licht geïrriteerd af.

Over dit citaat gaat het: ‘Door vooraf even stil te staan bij het maximumaantal glazen dat je achterover wil slaan, is de kans kleiner dat je zonder het te beseffen een hele fles wijn soldaat maakt.’ 

Onmiddellijk moest ik denken aan die talloze keren dat ikzelf een karton wijn opende met de eerlijke vaste intentie om maar één glas te drinken, om dan twee uur later vast te stellen dat niet één fles maar heel het karton ‘soldaat’ gemaakt was.

De uitleg die de lieve mens aan dit fenomeen geeft en je de illusie geeft altijd tijdig te kunnen ingrijpen is, ‘alcohol spreekt ons reptielenbrein aan en je moet ermee in discussie gaan’. Bon, kan best en ga niet tegenspreken dat dit met wisselend succes kan opgaan voor ‘normale mensen’, voor alcoholverslaafden echter (de doelgroep die dit artikel beoogt) betekent een eerste glas echter, ‘er is met de vlag gezwaaid, de alcoholkoers kan beginnen’. Vanaf dit moment moeten de remmen los. Al ben ik zeker dat na dat eerste goedbedoelde glas van nonkel zatterik (je zal hem hieronder nog ontmoeten) van remmen niets meer zal in huis komen.

Om het over remmen te hebben. Remmen, zo gaat de auteur verder, gebeurt met het ‘hogere brein, met de hersenschors’. Klinkt aannemelijk voor een normale mens, alleen, de auteur is er zich bij het schrijven van dit stukje onzin, blijkbaar niet van bewust dat door dat eerste glas te drinken, net dat stuk denkende grijze massa ongewild maar met superveel efficiëntie op non-actief wordt gezet, althans voor de risicodrinker voor wie dit artikel bedoeld is.

Van tip twee ‘laat de alles-of-niets-mentaliteit los, krijg ik het helemaal Spaans benauwd. ‘Had je je voorgenomen om helemaal niets te drinken, maar drijven de tactloze opmerkingen van je nonkel je toch richting alcohol? Wees dan mild voor jezelf en beschouw dat niet als een persoonlijk falen.’

Advies als dit lezen alcoholverslaafden het liefst, ze smullen ervan en likken er duimen en vingers vanaf, omdat ze horen wat ze graag willen horen. ‘Eentje kan geen kwaad, eentje moet toch kunnen’, alleen, dat eerste glas zal dus …

Ik vrees dat als ik deze zin afmaak, ik heel kwaad ga worden.  Ik ben ook niet zeker of ik niet de neiging zal hebben om de auteur voor goed zijn pen af te nemen om er hem vervolgens van een prostaatonderzoek mee van te voorzien.

De overige tips heb ik wijselijk aan mij laten voorbijgaan, ik ben gestopt met lezen en ben zelf in mijn pen gekropen, om een lezersbrief te schrijven. Ik ga proberen beleefd te blijven. Ik ga proberen om mijn stinkende best doen maar ik beloof niets.

Een meltdown vermeden

Om 11 uur heb ik rendez-vous. Lou, en ik hebben elkaar eerder toevallig ontmoet tijdens een opname van een podcast over verslaving, een aantal weken geleden. Onze woorden bleven langer aan elkaar plakken dan initieel gepland. Je weet hoe dat gaat. Soms vliegen uren gewoon voorbij.  Ze sprak enthousiast over bruikbare instrumenten om mee aan de slag te gaan wanneer je in het leven steviger in de schoenen wil staan. Omdat zij door haar werk als therapeute dikwijls mag binnenkijken in hoofden en harten van mensen waarvan emoties en gedachten in de knoei geraakt zijn en de mijne ook soms alle kanten uitbotsen, was het niet nodig om elkaar lang te besnuffelen.

Onze taal en onze woorden bleken dezelfde, zodat we instant en zonder enige moeite de juiste toon vonden. Drie uur lang hebben we gesproken over herstel, gedrag veranderen en connectie vinden met jezelf en met je omgeving.

In ons gesprek hield ze me af en toe een spiegel voor. Een die ikzelf nog niet had zien hangen. Straks ontmoeten we elkaar opnieuw, nu in andere omstandigheden. Ik, wellicht gezeten of gelegen in de sofa van haar praktijk, zij, haar donkere kijkers verstopt achter een academisch verantwoord brilmontuur, luisterend en druk notitie nemend van al datgene wat ik haar toevertrouw.

Maar dat is straks pas. Nu springen deze intieme gedachtes zomaar in mijn reflectiekamer.

Het is alsof ik expert geworden ben en amper nog onderscheid kan maken tussen wat ik ècht denk, ècht voel en datgene wat ik besloten heb om te denken en te voelen of erger, waar ik anderen inspraak in gegeven heb of waarmee ik wil imponeren.  Die gelaagdheid stroomt door mijn lijf, in alle richtingen tegelijk. Ik denk dat we het daar moeten over hebben.

Omdat ik het me gewoon gemaakt heb naar mezelf te kijken door de ogen van anderen, stel ik mezelf dikwijls de vraag, ‘wie ben ik toch?’ Daarnet nog, toen ik me, zonder voorafgaandelijke aankondiging, in een intieme bliksemflits maar met een absurde en vrij intense sensatie realiseerde dat ik eigenlijk helemaal niets voorstel en misschien nog tot minder in staat ben.  In dezelfde dwaze gedachtenflits vroeg ik me af, of wat ik voel niet grotendeels bepaald wordt door hoe anderen naar me kijken en of dat niet de reden is waarom ik me vaak veel kleiner maak dan de 1m92 die ik meet, om niet gezien of gehoord te worden of om het gevoel te vermijden afgewezen te worden? Het zou zomaar kunnen.

Ik zeg tegen mezelf, “nutteloze dromen en stompzinnig intieme gedachten zijn illustraties van een boek dat mijn slapende ziel over mezelf schrijft.”  Maar kan iemand me zeggen waarom ik vasthang in dat boek en waarom ik helemaal verstrikt ben komen zitten in het verleden of in het oordeel van mensen die passeren of er soms zelfs niet meer zijn? Zowel het boek als mijn stompzinnige gedachten, beiden hebben ze dezelfde verraderlijke kenmerken.  Het boek raakt niet af en het verleden raakt niet voltooid.

Ze draagt een hip, modieus grasgroen mantelpak en een wit T-shirt dat me, wanneer ze te hevig gesticuleert dingen tonen die me in de gegeven context, patiënt-therapeut, afleiden van de reden waarvoor ik hier ben.  De gedachte die ik trouwens onmiddellijk openhartig met haar deel, (ik zeg haar dat ik vermoed ook over te veel vrouwelijke hormonen te beschikken) wordt onmiddellijk door haar de kop ingedrukt. Zonder te weten waar mijn gedachten me ongevraagd naar toe hebben geleid, voegt ze er nog aan toe, “ik geloof niet dat jij van een gebrek aan testosteron kan verdacht worden.” Ik denk dat zij dit zei om ijs te breken en me een beetje op mijn gemak te stellen want los van deze hilarische intro belooft het een pittige sessie te worden. Ik geloof haar op haar woord. Zij is per slot van rekening expert.

Ik praat veel, misschien te veel, maar therapeuten luisteren aandachtig en stellen vragen die ik van iemand die haar beroep uitoefent verwacht.  Zelf stel ik ze ook vaak, “hoe voelde je je daarbij?” Om dan een lange stilte te laten die uitnodigt om ze te doorbreken. Ik negeer de therapeutische tactiek niet want ik weet uit ervaring dat dit gesprek maar kans op slagen kan hebben wanneer ik me helemaal blootgeef.  Ik zeg haar eerlijk en volledig in te gaan op alle dingen die ze van mij wil weten. En geloof me op mijn woord dat ze alles wil weten. Ze stelt vragen over mijn kindertijd, over mijn ouders, over relaties, over mijn werk, over mijn gezin en over mijn verslaving. Kortom geen enkel mogelijk obstakel wordt uit de weg gegaan om meer inzicht te krijgen in wie ik ben, hoe ik denk en hoe ik voel.

In dit eerste verkennend gesprek dat best intens en emotioneel geladen is spreken we dezelfde taal en gebruiken we beeldspraak die ik begrijp.

Er hebben zich in mijn leven toch een paar nucleaire rampen voorgedaan waarvan ik me tot vandaag niet bewust was en waarvan ik de impact op mij en op mijn ‘milieu’ niet juist of volledig heb ingeschat.  Een aantal keren, zo blijkt, is mijn kernsmelting maar net vermeden. De kern van mijn reactor is af en toe oververhit geraakt maar de brandstofelementen zijn niet helemaal gesmolten. Schade is er wel, vooral aan belangrijke delen van mijn primaire circuit maar radioactief materiaal is vooralsnog niet in mijn atmosfeer terecht gekomen. Met andere woorden, mijn reactor is nog geheel of gedeeltelijk intact en bruikbaar maar misschien moeten hier en daar reparaties uitgevoerd worden of stukken vervangen worden. De reactormassa lijkt vooralsnog niet door de bodem van mijn kerncentrale gesmolten te zijn waardoor een volledige meltdown vermeden kon worden.

Ik kijk uit naar ons volgend gesprek waarop Lou, want dat is haar naam me zal vertellen op welke manier ik een loden sarcofaag over mezelf kan bouwen en welke materialen daartoe het meest geschikt zijn om zo mijn radioactieve massa onder controle te houden.

Vandaag, zeker vandaag!

De dag loopt stilaan naar zijn einde. Het was geen speciale dag. Niet alles is verlopen hoe ik het me vanmorgen had voorgesteld. Sommige dingen die ik in gedachten had, heb ik gerealiseerd, andere niet. Op een bepaalde manier overkomt de dag me ook gewoon zo maar, zelfs al had ik er vanmorgen misschien hele andere plannen mee.

Ik zeg dit allemaal maar omdat het tot een paar minuten geleden een hele gewone dag was.

“Vandaag ben je precies negen jaar nuchter, proficiat!” Zomaar een berichtje vanuit het niets, nuja het niets…

Is vandaag dan toch geen gewone dag? Ik geloof echt niet dat het dat is. Negen jaar geleden, dàt was pas een ongewone dag. Dan maakte ik heel bewust de keuze om me vanaf dat moment bepaalde dingen niet meer te laten overkomen. Dàt was pas een hele speciale dag. Vanaf drie september 2013 heb ik geprobeerd om te leren genieten van een gewone dag.  Soms lukt me dat. Soms niet. En dat maakt niet uit.

Vandaag is het dan ook geen speciale dag want ik doe maar gewoon, maar dat is begot heel veel om dankbaar voor te zijn. Ook vandaag, zeker vandaag!

Iemand moet het doen

Van deze Dodentocht onthoud ik toch vooral mijn “stijf gat”. De 13000 wandelaars kunnen tenminste nog stappen.  Ik kan haast niet meer zitten. Ocharm ik en mijn zitvlak. Effenaf, ’t mag gezegd. Het was een zware dodentocht.  

Alle hulpverlening inclusief het Rode Kruis richtten zich met hun EHBO-activiteiten hoofdzakelijk op verkoeling, hydratatie en het verzorgen van blaren en bleinen. Doorprikken of niet? Waarmee doe je niets verkeerd? Meningen hierover zijn even hard verdeeld als over een Dodentocht van 67 of van 100 km.

Waar niemand zich echter om bekommerd heeft, ook het Rode kruis niet, zijn de tepels van de stappers.  Tepels zien af, ook mannentepels, geloof me!  67 km lang op- en neergaande prammen geprakt in natte sportbh’s of in doorweekte pushups, met tape en sparadrap afgeplakte men-boobs hebben nagenoeg hetzelfde resultaat, 26000 tepelkloven, 26000 verwrongen tepelhoven, 26000 ontstoken spenen en 26000 vermassacreerde nippels. M/V/X niemand werd gespaard.

Ook de anus had van Jan. Het uiteinde heeft het door natte strakke strings of ander nat onaangepast ondergoed hard te verduren gehad. Menig onderkant ziet er na 67 km zout zweet dan ook uit als een slechte geprepareerde steak-haché met kappertjes.

Vaseline had soelaas kunnen brengen, maar hier gezegd en elders gezwegen, vaseline aan het uiteinde smeren, het blijft voor velen onder ons toch min of meer een no-go-zone. Laat ons daar niet flauw over doen.

Anyway, mochten ook jouw tepels de gelijkenis met twee keer 50 gram filet américain maar met moeite doorstaan, kom gerust af. Ik verkoel, verzorg en verbind gratis alle a- b- c- d- en e-cups. Voor f-cups zijn mijn handen niet groot genoeg en is mijn mond te klein als ik er juuzekeszalf wil over spikkelen.

Iemand moet het doen.

Achttien en verse lakens

De meeste facebookberichten, om elke misverstand hierover uit de wereld te helpen, ik ben er geen voorstander van.  Om niet gezegd te hebben dat ik ertegen ben en ze eigenlijk verafschuw.  Dat jij over bepaalde gebeurtenissen die zich ver weg of dicht bij jouw leefwereld afspelen een mening wil hebben, mij goed en tot daaraantoe. Ik heb ze soms ook, maar om mensen daarmee constant lastig te vallen? Echt, moet dat zo nodig? En dan altijd zo negatief. Denk je echt dat ik wakker lig van al datgene waarvan jij vermoedt dat ik net zoals jij ook wakker lig? Nope! Doen we niet!

Toegegeven, ik aanschouw wel eens een diepere gedachten en voel af en toe behoefte om ze te beschrijven in gekrulde zinnen en uitgesponnen teksten, maar de aandrang om aan de wereld mijn mening op te dringen?  Daarvoor ontbreekt het me aan moed, kennis, durf, intelligentie maar vooral aan arrogantie. Maar somtijds dwingt nood wet want als ik nog aan iets een grotere hekel heb dan aan meningen in facebookberichten dan is het aan het gezwam over het verschil tussen de geslachten. Mocht mijn leespubliek nu uit gen-Z bestaan, ik zou niet nalaten het woord geslacht nader te verklaren met man en vrouw.

De bladvulling en flauwekul die hierover de laatste tijd bij elkaar gezwamd is! Laten we aub de Heer dankbaar zijn dat hij bij de schepping maar twee geslachten in gedachten had, zo niet was het onheil helemaal niet te overzien geweest. Ten tijde van Felix Timmermans’ boerenpsalm was het allemaal veel eenvoudiger:

“Ik voel me lijk een boom die ’t sap van den grond opzuigt. Maar ons Fien roept en dan gaan we slapen, in versche lakens. ’t Was of we nog maar achttien jaar waren en ik in acht maanden niet meer thuis geweest was!”

Als je in die tijd trouwde en je een paar nakomelingen uit je werkmansbroek had geschud, mocht je jezelf al content prijzen dat je elkaar niet elke dag met de riek achterna zat. Als je daarin lukte was het leven al een succes. Nu moeten we naast minstens tien uur werken ook nog met elkaar gelukkig worden. We eisen daarbij elkaars volle aandacht om samen aan de relatie te wèrken. Ik krijg vaak en word al moe als ik eraan begin te denken. Als liefde een werkwoord moet zijn wanneer gaan we dan in verse lakens slapen om te doen alsof we nog maar achttien zijn en we acht maanden niet meer thuis zijn geweest?

“De vrijgevochten vrouw werkt te hard en is niet heet genoeg. De nieuwe man is te lief en niet spannend genoeg.”

Zou onze Lieve Heer dit in gedachten gehad hebben toen hij in ’t de tuin van Eden, Eva in een Granny Smith liet happen? Nope, en ik denk van niet maar als God wil straffen, aanhoort hij je gebeden. Ook wanneer het mannen en vrouwen aangaat. Vooral wanneer het mannen en vrouwen aangaat. Want vrouw, wou jij niet dat je man een beetje zachtaardiger werd en man, wou jij niet dat je vrouw een paar centen bij verdiende? God zalft en slaat maar straft onmiddellijk.

Het is hoogtijd dat we mannen en vrouwen met rust laten, en dat ze zijn wie ze willen zijn. Mannen desnoods in een rok of vrouwen in maatpak, op voorwaarde natuurlijk dat ze elkaar gerust laten en dat ze af en toe nog eens doen alsof ze achttien zijn tussen verse lakens.

Om elk misverstand te vermijden.  Ik ben geen voorstander van facebookberichten, om niet gezegd te hebben dat ik ze verafschuw maar misschien heb ik gewoon een gebrek aan verse lakens of aan de verbeelding om opnieuw achttien te zijn.

Vergeet onze ADHD’ers niet

Meester in het geven van advies, dat ben ik, ten voeten uit, maar nog een groter expert om die raad aan mijn laars te lappen. Mijn eigen emoties en gedachten zijn een puinhoop maar in die chaos zitten geniale ideeën. Doe ik er iets mee? Ba neejet. Een briljant idee leidt meestal tot niets omdat ik het geduld mis om er iets zinnigs mee te doen.

Als ik het lastig heb, word ik extreem extravert. Ik doe dat om de persoonlijke ruimte die ik op dat moment zo hard nodig heb te ontlopen en op te vullen.

Ik hou ervan om uit de band te springen en tegelijk haat ik het om niet begrepen te worden. In alles ben ik geïnteresseerd maar blijf haast nooit langer dan een paar tellen geboeid. Tenzij echt iets al mijn aandacht opeist. Dan bestaat alleen nog dat.

Gedachten en emoties van anderen voel ik heel goed aan en begrijp ze perfect. Ik projecteer ze dan ook dikwijls op mezelf.

Verrassend meelevend dat ben ik zeker, al kom ik soms erg koud, koel of boos over.

Het lijkt misschien leuk, maar dat is het niet!

Om van te houden!

Ik kan geen kant meer uit. De krant, het scherm, een boek, een serie, sociale media…alles maar dan ook alles, (een mens mag al eens overdrijven) draait tegenwoordig rond gender, geaardheid, sekse en verdraagzaamheid. Serieus, ik ben het debat en de discussie over vrouwen, mannen en x-en, kots- maar dan ook kotsbeu. Zolang er genoeg staanplaatsen zijn op deze aardkluit mag van mij iedereen erbij. Hoe meer zielen, hoe meer leute. Voor mijn part kan het allemaal. Het maakt mij helemaal niets uit. Vrouwen, mannen, neutralen, trans- x, wat mij betreft, … alles moet kunnen.  De wetenschap is zo ver geraakt dat met hormonen en operatieve ingrepen lichamelijke kenmerken in overeenstemming kunnen gebracht worden met het psychologisch geslacht. Top, maar kunnen we er nu stilaan over zwijgen? De meeste mensen liggen daar niet wakker van. Echt niet. De hysterische drang naar inclusie, diversiteit en gelijkheid wordt kunstmatig zo groot gemaakt dat het me de strot uit komt.

Moet dan echt alles gewikt en gewogen worden op de schaal van verdraagzaamheid? Het leven is zonder dit ontploft debat al eierenlopen, toch? Mag er nog eens gelachen worden, alstublieft? Met een foute mop of met een uitvergroot cliché? Kunnen we het niet gewoon allemaal een beetje zijn gang laten gaan, met de juiste nuance en met fijngevoelige gelaagdheid? Alstublieft?

Ik wil zonder schaamte en met lichte zin voor ‘onderschatting’ verkondigen dat alle mannen om de zeven seconden aan seks denken. Ik wil me beklagen dat alle mannen muteren in onuitstaanbare boeren eens er pinten in gegoten worden. Ik wil ook zeggen dat vrouwen voor een pittig stukje worst niet het hele varken hoeven te nemen. Maar ik wil ook kunnen zeggen, zonder het risico te lopen overgoten te worden met pek en veren dat ik me blijf verbazen hoe vrouwen nadat ze honderd jaar geleden stemrecht verwierven, nog steeds het verschil niet kennen tussen links en rechts. Dat ze niet te genieten zijn wanneer ze hun regels hebben en dat schmink dient om er niet belabberd uit te zien maar dat het resultaat dat dikwijls wel is.

Moeten onderlinge relaties dan alleen maar afgewogen worden op een schaal die te fijn geijkt is op verdraagzaamheid en zedige correctheid?  

Ik snap dat de jongere generatie de drang voelt om zich af te zetten tegen de geschiedenis waar zij geen inspraak in hadden. Maar is het echte probleem niet dat het glazen plafond nog steeds doorschijnend is? Dat de loonkloof tussen man en vrouw nog steeds om en bij de 9% bedraagt en is dat niet het sprekend bewijs dat de strijd tegen ongelijkheid tussen mannen en vrouwen nog niet gestreden is? Verliezen we met tegeltjeswijsheden, slogans en scheefgetrokken genderdiscussies die de maatschappij verdeelt in mannen, vrouwen en x-en niet uit het oog dat we het toch samen zullen moeten doen?

Vrouwen, mannen en x-en ze dienen toch om van te houden, toch niet om ze te begrijpen?

Tegen beter weten in.

Iets heel kleins kan een leven veranderen. In een oogwenk kan er iets onverwachts gebeuren. Iets wat je totaal niet had verwacht waardoor je van de weg afraakt en opeens een andere richting inslaat. Een richting van een toekomst waar je nooit aan had gedacht. Waar zal je terechtkomen? Dat is het onvoorspelbare pad van het leven. Een zoektocht naar licht en soms moet je om het licht te vinden eerst door het donker gaan. In elk geval, ik denk dat het bij mij het geval is…

De nachten zijn het ergste. Dat vind ik toch. Dan is mijn ziel het onrustigste, of hoe zeg je dat? Het is donker. Ik blader door mijn gedachten. Op nachten als deze is de kans niet klein dat ik blijf bladeren. Tot ik helemaal uit gebladerd ben. Meestal stopt het pas wanneer de zon opkomt en ik geen vragen meer vind om aan mezelf te stellen. Hoe lang kennen wij elkaar? Twintig jaar? Tweeëntwintig jaar? Vijfentwintig jaar?

Welk soort vragen stel je dan nog aan elkaar? Wat ga je doen? Wat heb je gedaan? Hoe is het? Hoe was het? Had ik ooit maar rechten gestudeerd. Dan zou ik geleerd hebben om die ene belangrijke vraag op zoveel manieren te stellen. Ik zou die vraag dan net zolang stellen tot ik een antwoord krijg waarmee ik verder kan. Maar ik ben geen advocaat en ik heb geen rechten gestudeerd. Ik blijf dus steeds de verkeerde vraag stellen. Ook aan mezelf.
Hoe is het? “Goed”, antwoord ik, tegen beter weten in.

Joekel

Een ochtend van dertien in een dozijn was het.  Ik had me voorgenomen om, purend uit mijn persoonlijke mentale prullenmand een erotisch verhaal te verzinnen, ware het niet dat ik snotverkouden ben, keelpijn heb en mijn hoofd op oorlog staat. Normaal ben ik inventief en hartstochtelijk genoeg om elke zeven seconde erotisch te denken en te schrijven maar nu kwam ik op de een of andere manier niet verder dan deze ijskoude zinnen.

… Met de sluier van de nacht spreekt een halfnaakt lijf een taal die hij niet begrijpt. Een woordeloze nachtelijke dialoog toont de schaduwzijde van twijfelende lichaamstaal dat een onheilspellend gerucht verspreidt dat hij niet gelooft. Gisteren nog was hij jong en hitsig maar sedert vannacht zijn de muren van het leven even glad geworden als het lijf dat op veilige afstand verstijfd naast hem ligt. Telkens wanneer hij er zich aan probeerde vast te klampen vond hij geen grip en gleed hij door in de diepte van kilte en onbegrip. Alsof hij aan de liefde zelf lijkt te sterven. “De wereld mag me vervloeken”, roept hij uit. Ik zondigde tegen lichaam en verstand maar vergeef me voor de zonden tegen mijn hart, want die heb ik nooit begaan…”

Verder dan dit gebrabbel kwam ik niet. De erotiek in dit verhaal, dat er trouwens nooit een geworden is, vertoont veel gelijkenis met de tas thee die ik mezelf zopas heb gezet. Want laat het er ons aub over eens zijn dat, naast water, thee de meest eentonige drank ter wereld is. Thee is, maar dat wisten jullie zelf al, drank die in hoofdzaak gedronken wordt door wandelaars, veganisten en libidoarme vrouwen wiens erotische fantasie er alleen nog uit bestaat om een zakje te laten trekken en zo vruchteloos te wachten tot er iets heets ontstaat. Ik hoef niet te zeggen dat ik er nauwelijks van gedronken heb.

Dat dit erotisch verhaal geen geil of romantisch vervolg krijgt, wijt ik in hoofdzaak aan thee en bijgevolg aan vrouwen die theedrinken maar ook aan de overvloed van snot en vocht dat zich langs alle openingen van mijn hoofd een weg naar buiten zoekt. Nu ik de rafels herlees van wat ik geschreven heb raak ik compleet verlamd door de overtuiging dat ik helemaal overbodig en irrelevant aan het worden ben, dat de wereld zoals ik hem graag heb precies niet meer bestaat. Dat alles uit elkaar lijkt te vallen in chaos en rommelige rotzooi.

Met een opener zoals deze zal ik als erotisch verhalenverteller geen punten scoren om niet te zeggen geen enkel, toch is het precies hoe ik me soms voel wanneer ik weer eens urenlang heb liggen zwoegen en volkomen betekenisloos heb zitten graven in de kantlijn van een wereld die in een ijzingwekkend tempo aan mij voorbijraast en waar ik precies niet meer in thuishoor.

Heb ik nu echt niets beter te doen dan me hier literair te masturberen en uren op taal te knabbelen tot er iets ontstaat dat half leesbaar is? Natuurlijk is dat zo. Natuurlijk is er heel veel te doen, alleen ik doe niets, noppes. Ik blijk naast laf, oninteressant, afwachtend, wraakzuchtig, (ziek maar dit terzijde) ook nog lui. En dan denk ik Pultau, loser, zou je jezelf net als deze tekst niet beter deleten?

Misschien ben ikzelf wel het grootste probleem van mezelf. Denkende dat ik een verschil kan maken terwijl dit klad in feite niets meer is dan ijdelheid die de kop opsteekt erop hopend dat mijn woorden gelezen worden terwijl de wereld daarbuiten helemaal niet wakker ligt van mijn gekakel. Terwijl ik deze laatste zin schrijf slaat de schrik me om het hart.  Je raadt het nooit maar geloof me op mijn woord dat, terwijl ik staar naar de bobbel in mijn broek er zich op dit eigenste moment, in mijn hoofd een joekel van een erotisch verhaal afspeelt.

Vlieg gewoon de wereld in.

Gesteld dat ik altijd en tijdig op elke moeilijke vraag het antwoord wist, zou het leven dan geen voorspelbaar en doodsaai boeltje worden? Stel dat je over die gave kon beschikken, je zou zo maar in staat zijn om tegenslagen te ontwijken. Je zou zelfs grote misstappen kunnen vermijden maar je zou wel de glimlach missen om na elke tegenvaller de ogenschijnlijke ernst van het leven te mogen weglachen. 

Op een dag zal je mij wel vergeven. Je zal het me niet kwalijk nemen dat ik je niet vroeger gezegd heb dat je het leven niet te serieus moet nemen. Maar dat mag je eerst allemaal zelf ontdekken want ik weet dat je altijd zal onthouden waar je vandaan komt. Onder een appelboom liggen namelijk geen peren. Ik herken in jou mijn streken en mijn overmoedig onhandige geworstel. Jouw ogen glinsteren namelijk op precies dezelfde stuntelige manier als de mijne. Lichtvoetig en onbezonnen zie ik je vervuld van twijfel in de wereld springen zoals ik dat nu ook soms nog doe, al zit er wel wat sleet op mijn speelse schelmerij. Als ik terugkijk weet ik niet precies meer wanneer ik mezelf aan mijn haren omhooggetrokken heb en tot de ontdekking kwam dat elke reiziger uiteindelijk op een bestemming aankomt. Maar ik weet wel dat de wildste vogel vroeg of laat de weg naar zijn nest vindt.

Wat ik eigenlijk onhandig probeer te zeggen is dat al datgene wat je nog zal doen niet allemaal perfect hoeft te zijn. Het leven is dat ook niet. Kijk gewoon vooruit en vertrouw op jezelf. Het mag best chaotisch en rommelig zijn want volmaaktheid is saai. Je mag best nerveus of bang worden van jezelf wanneer je niet goed weet wie of wat je nog op je pad zal tegenkomen. Het is helemaal ok om van je fouten te houden want zonder kemels te schieten raak je hier op deze aardkluit geen stap vooruit. Het is goed om grenzen op te zoeken maar het is even goed om af en toe alleen te zijn omdat je erop kan vertrouwen dat je nooit in de steek zal gelaten worden.  Ik heb er alle vertrouwen in dat jij wel zal spreken wanneer het jouw beurt is en dan zal je van je laten horen en ik ben zeker dat je daar niet al te veel woorden voor nodig zal hebben.

Wat ik eigenlijk onhandig probeer te zeggen is… Veel geluk wilde, zotte vogel, vlieg de wijde wereld maar in.  Je hebt eindelijk je eigen nest!

Grens van de waanzin.

‘April lacht met de lente.’ Het zou zomaar de titel van een klimatologische essay van Greta Thunberg kunnen zijn waarin ze me in een lang betoog waarschuwt dat het klimaat ons voor de gek houdt. Vier seizoenen zoals we ze al lang kennen, werden in deze korte week met recordcijfers helemaal door elkaar gehaald. Zomerse zon, storm, sneeuw, hagel, onweer en vorst, het zat er allemaal in. Vroeger was dat niet zo. In mijn prilste herinnering was het altijd zonnig en warm met Pasen. Ik moest in de tuin dan ook dikwijls naar choco zoeken in plaats van naar paaseieren. Daarom lijkt het me, de winterse koude in gedachten dat Greta Thunberg minstens veertig jaar te laat komt met haar klimatologische essay over de opwarming van de Aarde. Die gesmolten paaseieren van het jaar negentien zesenzeventig zijn daar trouwens een mooi voorbeeld van. Buiten chocolade en uitzonderlijke weersomstandigheden, zou ik het ook over interessante dingen kunnen hebben.  Ik vrees alleen echter dat ik mezelf ondertussen dermate goed ken dat wanneer ik de onderwerpen waar ik verstand van zou kunnen hebben op dit blad papier zou neerschrijven, het helemaal leeg zou blijven.  De dagelijkse niet ter zake doende waarnemingen die door mijn pen in woorden veranderd worden, zijn daar het sprekende bewijs van. Ze zijn net zo overbodig en onbenullig als ikzelf.  Daarom voelt schrijven op een rare manier hetzelfde aan als praten tegen bomen. Twee dingen waar ik zeker van ben dat ik ze nooit onder de knie zal krijgen. Niet dat schrijven een onaangename bezigheid is, of dat praten tegen bomen een onprettige ervaring zou zijn, integendeel want van bomen weet ik zeker dat ongeacht wat ik tegen hen zeg, ze altijd even goed luisteren. Bomen zijn wat dat betreft gemakkelijker dan mensen. Ze luisteren altijd, althans ze geven toch die indruk. Mensen daarentegen, luisteren nooit. Meningen hebben ze wel. Die hebben ze zelfs los van het feit of ze überhaupt hoorden of begrepen wat je te vertellen hebt.

‘Er is een vis dood’, zei ik daarstraks tegen een steeneik in mijn tuintje. ‘Wellicht problemen met het metabolisme’, verzon ik omdat ik geen enkele andere reden kon bedenken voor het plotse heengaan van de vis in kwestie maar ook omdat ik hem gisteren droogvoer gegeven had en dat mogelijks te vroeg op het seizoen was. Weet ik veel. De steeneik vond er helemaal niks van. Hij wiegde zonder commentaar gewoon rustig verder mee met de wind. Even leek het wel alsof hij zijn takken op een andere manier had gevlochten dan toen ik hem vanmorgen vroeg, hoe de vier seizoenen van Vivaldi nu zouden klinken mocht de componist de onstuimigheid van de afgelopen week op dezelfde manier beleefd hebben zoals ik, maar dat kan ik me natuurlijk ingebeeld hebben. Ik ben namelijk niet zo goed in de non-verbale communicatie van een steeneik.

Het is niet zo, omdat ik van mezelf denk dat ik bomen- en mensenkennis heb, dat ik er ook in slaag om te leven alsof ik daadwerkelijk mensen- en bomen kennis bezit. Ik weet namelijk bijna niets, maar dat zei ik al. Zo weet ik bijvoorbeeld niet waarom ik hier in mijn tuin tegen bomen loop te praten. Misschien is het gewoon omdat zij me af en toewel indruk geven wel te luisteren. Al is het voor hetzelfde geld gewoon omdat, eens ik een lange tijd in eenzaamheid verhuld ben, ik het best kan demonstreren hoe dun de grens is die me van de waanzin scheidt.

Simpel leven.

Buiten is het ijzig stil en hoewel er aan de bomen geen enkel blad ritselt, draaien de windmolens in mijn hoofd onophoudelijk. Ze molenwieken geruisloos tegenwijzerzin en malen de gedachten fijn tot er alleen nog idealistische waanideeën of onpraktische heldendaden overblijven. De duisternis buiten en het rode klokje van de microgolfoven zeggen me dat het zeven uur, drieëntwintig minuten en zeventien seconden geleden is dat de dag door de nacht werd opgeslokt, hét uitgelezen moment voor deze dolende ridder om een verroest harnas aan te trekken, een papieren helm op te zetten, en om met een botte griffel, idealistisch en overmoedig ten strijde te trekken tegen de kwelgesels van de illusie en de spoken van de realiteit, voorwaar soms een gevaarlijke bezigheid, zelfs voor een gammel wordende edelman.

Terugblikken is heilig en helend. Maar het is ook hels en duivels. Als ik niet oplet wordt mijn geheugen een Fata Morgana in een woestijn waar angst, schaamte en schuld als uitgehongerde aasgieren rondcirkelen boven rottende kadavers. Dat gebeurt steevast wanneer ik terug ga naar die onheilsplaats om er naar antwoorden te zoeken op vragen die overblijven maar waarop ik maar geen sluitende antwoorden weet te verzinnen.

Net op het moment dat ik dit onheilspellend denkspoor verlaat, stelt iemand, en voor hetzelfde geld is het mijn ingebeelde zelf, me zo maar uit het niets de vraag wat ik nog met de rest van mijn leven wil aanvangen. Ik bedien de stem in mijn hoofd van een repliek door te zeggen dat, ‘halfwassen oud worden een gave is dat enig talent vereist en dat ik daar, zonder dat er twijfel mag over bestaan, beter in ben dan eender wie’. Ik verzwijg voor de stem in mijn hoofd dat ik me daarin gerust nog jarenlang tot expert wil bekwamen. Ik zeg ook niet dat de jaren die nog in het verschiet liggen, mij bijwijlen nog met ambitieuze verwachtingen liggen te begluren, met vooruitzichten waarvan ik op grond van huidige feiten of omstandigheden durf te betwijfelen of ze ooit aan daadkracht zullen winnen.  De vraag of ik het mijn leeftijd niet verschuldigd ben om meer te doen dan te grossieren in kosmische avonturen duw ik naar de grens van mijn gedachten.  Waar bemoeien die zich mee zeg?

Op dit moment, over acht dagen zal het grootste gedeelte van mijn congé payé achter de rug zijn. Als ik daartegen nog niet tot de conclusie gekomen ben dat de thuiswerkende mens de nieuwe heilige is, zal ik buiten het bedenken van nieuwe kosmische avonturen niets aan het doen zijn. Mezelf kennende is de kans namelijk zo veel malen groter dat ik me tegen dan al helemaal heb gespecialiseerd in het nemen van vakantie. Want laat, naast halfwassen oud worden, vakantie nemen de tweede belangrijkste gave zijn, die ik bezit en waarvoor een even groot uitzonderlijk talent noodzakelijk is als voor jong van geest oud worden.

Deze verplichte staycation, wat haat ik dat kutwoord, schrikt me niet af, want nu het licht halfuit is en de stad met zijn drukke mensen is omgevormd tot ghosttown kom ik tot de conclusie dat ik er helemaal niets in verloren ben. Net zoals ik niets van waarde verloren ben in onheilspellende flashbacks of in sinistere toekomstscenario’s. Voorlopig heb ik nog meer dan genoeg aan vandaag, aan mezelf en aan een verroest harnas, een papieren helm en een botte griffel. Het leven kan simpel zijn, zelfs voor een puberende ridder van tweeënvijftig bent die ronddoolt in zijn gedachten.