Met familie als achtergrondmuziek

Familie, of het niet-toevallige lot van elke sterveling die de pech of het geluk kent ooit geboren te zijn, het is maar hoe je het bekijkt. Je hebt ze niet om uit te kiezen, niet de broers, niet de zussen noch de neven, achternichten, nonkels of tantes, en maar goed ook. Familie is gewoon een packagedeal, die soms alleen nog maar verbonden lijkt door een bloedband die zonder de uitwisseling van generaties lange genetica, onmogelijk aan elkaar zou te hechten zijn. Toch plakken ze op een vreemde manier toch allemaal aan je ziel.

Heb je geluk, word je gezegend met het talent van je overgrootmoeder die de gave bezat om lief te hebben, heb je pech word je ongevraagd de nieuwe eigenaar van hetzelfde kronkelende gekkenbrein van je betovergrootvader langs de andere kant van de stamboom. Elk familiedrama dat oorsprong vindt aan een of andere tak van de geslachtsboom krijg je gratis mee besteld. Je hoeft daar niets voor te doen. Het is alsof je figureert in een stomme film die achterstevoren wordt afgespeeld.  De karakteristieken van de personages zijn bekend, hun daden ook. Al hun mooie en donkere kanten zijn vertrouwd, ja zelfs het plot is voorspelbaar. Alleen de scenes die zich afspelen tussen het einde en begin durven af en toe nog te verrassen.

Familiebanden hebben één groot voordeel. Zelfs al manoeuvreer je op de achtergrond, wil je er misschien niet al te veel mee te maken hebben of wil je ze soms zelfs ontkennen, elke bloedverwant geeft toch op de een of andere onbegrijpelijke manier onbetaalbaar inzicht in alle excentriciteiten die je zelf ook bezit, zelfs al wil je die soms het liefst van al angstvallig ontvluchten.

Elke familiesaga, elke genetische bloedband en elk nieuw familiedrama doen tegelijkertijd haten en liefhebben. Ze zweven rond als achtergrondmuziek, het deuntje klinkt vertrouwd maar je kan het je maar niet herinneren waar je het voor de eerste keer gehoord hebt.

Venijnige Vos

Daar zit ik dan, starend naar een leeg wit scherm met een hoofd dat aanvoelt als een dichtgeknoopte ballon.  Hoewel het lijkt alsof mijn 8mm film net brak, dansen beelden wild rond in mijn hoofd. Ze weigeren koppig elke medewerking en geven geen gehoor aan mijn nederig verzoek om georganiseerd, in woorden en zinnen op papier te verschijnen.

Hoewel de avond lang en de nacht kort was voel ik me niet suffer of vergeetachtiger dan op andere ochtenden. Verstrooid of verward ben ik evenmin, toch lukt het niet om me te concentreren. Meestal kost het geen moeite om wartaal uit te kramen, nu echter lijken de woorden vast te zitten in het slijk van mijn gedachten.

Ik zucht ogenschijnlijk vastberaden maar tast vruchteloos in het duister naar juiste woorden.

Op deze regenachtige ochtend kijk ik naar mijn computer, naar mijn laatste trouwe metgezel, de enige steun en toeverlaat in deze verwar(ren)de tijden. Ik probeer een bericht te beantwoorden maar de woorden ontwijken me als een vluchtende haas.

Mijn vingers dansen over het toetsenbord, maar wat ik te lezen krijg zijn slechts rafels van letters en flarden van woorden. Ze missen elke betekenis.

Opeens verlang ik hevig naar de scherpte van mijn denkvermogen, naar de elegantie van mijn alerte geest maar hij is net als die vis die uit mijn vijver sprong en op het droge tevergeefs naar zuurstof hapt.

In een ultieme poging om mijn geest op te frissen, zoek ik mijn toevlucht in koffie. Ik grijp naar het zwarte goud dat er altijd is en dat nu mijn traag geworden brein opnieuw tot leven moet wekken. Tergend traag slurp ik aan mijn kop, in de hoop dat de cafeïne mijn geheugen zal aanslingeren als een oude viertaktmotor.

Vergeefs en vastberaden blijf ik me verzetten tegen die ongenadige omhelzing van die verwarrende mist in mijn hoofd.

De alliteratie van deze zin zet me op het juiste zijspoor naar meer zweverige zinloosheid.

Als een verstrikte vogel in een veld vol verwarrende wolken van woorden, worstelde ik daarnet met mijn vermaledijde hersennevel. Maar nu met de alliteratie van de vorige zin als leider, worden gedachten even helder als een huppelende haas. Ze zijn niet langer verward en zitten niet meer verstrikt in dat web van wilde woorden.

Ik kijk opnieuw naar hetzelfde scherm, met ogen verlangend en verlost van het wervelende waas. Woorden hebben geduldig gewacht om in scherpe zinnen te worden geschreven. Ze rollen nu als dartele dansers uit mijn pen en zijn niet langer verward en verdraaid en klinken niet langer als een valse viool in de symfonie van de stilte.

Met datzelfde brein dat daarnet nog beklad met een brij van bedrog dienstweigerde, vechten in die vertraagde video van daarnet mijn vingers nu haastig om de juiste toetsen, terwijl ik alle woorden, als weerspannige wilde winden, meedogenloos laat ontsnappen. Ze stinken niet meer.

Daarstraks was je een venijnige vos, een verraderlijke tornado die mijn gedachten verstoorde. Je spotte terwijl ik worstelde met het vinden van wegende wendingen en wikkende woorden. Je brulde smalend terwijl ik stamelde en struikelde.

Even zat ik vast in de grijpgrage klauwen van mijn breinnevel, maar gaf niet toe aan zijn greep. Want ik weet dat heldere gedachten altijd diep in mijn geest verscholen liggen, geduldig wachtend om bevrijd te worden. Door woorden en zinnen, al dan niet allitererend.

Komt een man bij de therapeut

Sommige mensen zijn chronisch gelukkig, anderen niet. Mensen die leiden aan toxisch geluk hebben geen nood aan therapeuten. Het overige gedeelte wel maar die zijn te bang om in therapie te gaan omdat ze vrezen dat in die lege stoel, aan de andere kant van het salontafeltje, iemand gaat zitten die zegt, ‘jij bent zot!’

Maar het tegenovergestelde is waar. Jij gaat in een comfortabele zetel zitten en zegt tegen een compleet onbekende, die zopas op de ongemakkelijke stoel heeft plaatsgenomen, ‘ik denk dat ik zot ben!’ waarop de therapeut in kwestie, knieën over elkaar, antwoordt, ‘ok, je bent zot, laat ons daarmee aan de slag gaan, laat ons daarmee beginnen!’

Wat zich dan afspeelt verloopt ongeveer als volgt. Aan een stuk door en onophoudelijk rammel je openhartig alle dingen af waarvan jij denkt dat je zot geworden bent. De therapeut zelf doet niets, niemendal.  Hij of zij zwijgt, knikt, kucht, geeft indruk te luisteren en noteert zorgvuldig alle dingen waarvan jij vermoedt dat ze je zot gemaakt hebben in een notaboekje. Of erger, op een flipchart zodat het lijkt alsof jullie samen een gruwelijke moord oplossen maar waarvan jij verdacht wordt de seriemoordenaar te zijn.

Elke gebeurtenis, elk dramatisch ding en elke mislukking waardoor je je waardeloos en onbegrepen voelt wordt gelinkt aan je ergste jeugdtrauma, waarvan je al vergeten was dat je die allemaal een half uur geleden had opgebiecht.

De kans is niet onbestaande dat je aan het einde van die oefening zegt, ‘eindelijk, nu weet ik waarom ik zot geworden ben’. Waarop de therapeut antwoordt, ‘inderdaad, eindelijk weet je waarom je “denkt” dat je zot geworden bent.’ ‘Ben ik nu dan niet zot meer’, vraag je vervolgens hoopvol en vol verwachting, waarop de therapeut eindelijk het woord neemt en zegt, ‘nee, nee, nee was dat maar waar. Zo simpel is het allemaal niet. Zover zijn we nog lang niet.’

Waarop jij, met tranen in de ogen en de wanhoop nabij vraagt, ‘Wat moet ik dan doen, ben ik een hopeloos geval? Ben ik echt zot en is er voor mij dan geen meer kans op genezing?’

‘Kom gewoon elke week naar hier, breng honderdvijftig euro of je kredietkaart mee dan raken we er samen wel uit.’

Therapie helpt om bij de oorzaak te raken waarom je van jezelf denkt dat je zot bent. Lezers die ooit in therapie geweest zijn en zich in deze situatie herkennen, weten nu waarom die doos Kleenex op dat salontafeltje staat. Om tranen te drogen voor je lege bankrekening.  Mocht een mannelijke lezer denken dat die doos zakdoekjes ervoor een andere reden staat, stop met lezen en zoek professionele hulp of een goede therapeut want jij bent echt gestoord. Zot!

Dromen die ik me niet kan herinneren en herinneringen die ik wil vergeten

“Laat je herinneringen nooit groter worden dan je dromen”. Deze quote die gemakkelijk als tegeltjeswijsheid kan dienen, zou zomaar van mij kunnen zijn. Hij floepte binnen toen ik twee weken geleden ’s avonds bij zonsondergang op het strand wandelde en de ondergaande zon werd opgeslokt door de zee.

Staren naar die spectaculaire horizon heeft iets in gang gezet. Geen idee vanwaar of waarom net deze gedachte aan de oppervlakte kwam of wat ze geprovoceerd heeft maar plots bedacht ik me dat ondanks de dreiging en rust die van de horizon uitging hij toch richting en perspectief moet blijven geven.

Hij liet me inzien dat ik mij best niet te veel moet vastpinnen op het verleden. Ik moet vooruit durven kijken. Tegelijk komt ook het besef dat dromen over herinneringen voor mij altijd wel een evenwichtsoefening zal blijven, waarin denken over het verleden, leven met het heden en dromen over morgen gedachten zijn die met elkaar op oorlogsvoet zullen blijven.

Ik realiseer me dat herinneringen aan gebeurtenissen en aan mensen die ooit mijn pad kruisten belangrijk zijn. Dat waren ze toen en dat zijn ze vandaag nog steeds. Samen vormen ze mijn persoonlijke geschiedenis. Ook al zijn ze niet meer aanwezig of maken ze geen deel meer uit van het leven dat ik nu leid, ze bepaalden toch mijn identiteit en beïnvloedden ze nog steeds heel erg wie ik vandaag ben, hoe ik denk en hoe ik voel.

In dezelfde filosofische mijmering kom ik ook weer tot de vaststelling dat als ik blijf hangen in het verleden en in herinneringen, sommige ervan een te zware last worden. Dan belemmeren ze mijn dromen en verengen ze mijn verlangen naar nieuwe uitdagingen.

Zo denk ik bijvoorbeeld nog dikwijls terug aan die zomer toen ik met een camper en een rugzak door Scandinavië trok. Ik ontdekte weidse meren en spectaculaire Fjorden en ontmoette interessante mensen waar ik nog steeds met een glimlach en een tikje heimwee aan terugdenk. Maar in plaats van groot te dromen over een nieuw avontuur blijf ik hangen in die zomer van toen. Ik blader door foto’s en door herinneringen en verhalen die ik koester als kostbare schatten.

Dromen, groot of klein, ze zijn van belang. Ook voor mij want ze geven een beetje richting en zijn een bron van inspiratie. Door groot te dromen word ik uitgedaagd om nieuwe dingen te doen en om mijn grenzen een klein beetje uit te rekken. Maar met dromen alleen ben ik niks als ik niet kan terugvallen op herinneringen. Vergeet ik ze, dan pas dreig ik mijn persoonlijke geschiedenis te verliezen als voetstappen die ik achterliet in het zand.  Sommige ervan raken nooit uitgewist.

Geef me dus vandaag de hele dag om groot of klein te dromen, misschien over dat ene boek die ik de titel zal geven, dromen die ik me niet kan herinneren en herinneringen die ik wil vergeten.

Pooier van woorden, hoer van het algoritme!

Mocht ik niet al literair hersendood verklaard zijn door het tijdperk van tweets, retweets, posts en reposts, ik zou moedig en strijdvaardig het gevecht aangaan met alle ongrijpbare sociale- media-algoritmes.

Als creatief schrijver met een missie zou je denken dat mijn woorden altijd en overal als vuurwerk op jouw scherm exploderen, niets is minder waar.  Meestal verdwijnen mijn zinnen onopgemerkt in het zwarte gat van nieuws feeds of worden ze als scheepjes opgeslokt onder de Bermudadriehoek van de Sociale Media.

Ik bedoel, ik schrijf wel eens een verhaal of een tekst maar besef maar al te goed, ik ben geen Ernest Hemingway.  Occasioneel verzend ik wel eens een twitterbericht maar heb daarmee nooit het bereik van een PewDiePie of een Ariana Grande, niet dat ik die behoefte heb, begrijp me niet verkeerd.

Een handvol teksten per maand, daar kom ik meestal aan toe. Het gros ervan verdwijnt in de papiermand nog voor ze het daglicht konden zien, een klein gedeelte ervan deel ik. Maar met wie? Ik vraag het me af.

Van het Sociale Media Algoritme begrijp ik niets en omdat ik er geen snars van snap en het niet kan omzeilen, blijf ik niet-gehoord en voor jou onbereikbaar, gecensureerd door de SM-elite die zich wel tot Sociale Media Expert/influencer mag rekenen.

Maar hoe zou het? Ik ben een simpel ‘schrijvertje’ van niemendal en kom uit het tijdperk van typemachines en correctielint. Spuw je op mijn rug, met sierlijke letters schrijf ik jouw naam, op het water of met pen op papier en met Marlboro Light en espresso’s als stille support, toch niet met de hulp van likes, hashtags, retweets, algoritmen of emoji’s?

Wil je als schrijver van lange, korte of brede teksten gelezen worden moet je minstens een online-guru zijn, beter ben je een wiskundige. Een Facebookbericht versturen lukt nog wel maar wil mijn bericht jouw oog bereiken zal ik naast een Wiskunde-, ook nog een Sociale-Media-Marketingcursus moeten volgen.

Laat me het proberen, dacht ik.  Dus maak ik een Instagram-account, bedenk een spannend LinkedInprofiel, koop een selfiestick en deel wat foto’s van mezelf tijdens het schrijven. Simpel toch, succes verzekerd, dacht ik.  Als beloning echter, krijg ik een handvol likes, waarvan twee van vrienden. Ik scoorde slechts twee reacties èn één repost, van een familielid van het zevende knoopsgat nota bene. Geweldig vind ik het allemaal want ik werd bekroond met de award ‘likes & reposts van familieleden van het zevende knoopsgat!’

Om dit grote geluk te vieren, alles voor het algoritme, deel ik dit succes in een dansje met mijn dochter op TikTok, #SchrijvendeDanceMoves, #HemingwayZouDitNooitDoen en tweet ik heel luid, #FF SchrijvendeDanceMoves, #FFHemingwayZouDitNooitDoen.

Weet je, het algoritme kan mijn kloten kussen. Desnoods schrijf ik alleen nog voor mezelf en met jou in gedachten. Ik wil geen selfies maken van mijn pen of fotoshoots houden van het klavier van mijn computer.  Ik wil geen dansjes plaatsen op TikTok of bedelen voor een like op LinkedIn om überhaupt gelezen te kunnen worden.

Met woorden wil ik goochelen en massa’s tijd wil ik besteden aan dat ene meesterwerk. Uren wil ik verliezen aan dat ene bericht, maar geen minuut aan het beïnvloeden en rechttrekken van wiskundige bochten die ik niet begrijp.  

Ik pas ervoor om mezelf in een livestream halfnaakt te filmen en te tonen hoe mijn schrijfproces verloopt. #NaakteWritingGoals, #InstaStripTeaseSchrijver. Hier komt de nieuwe Hemingway, naakt en onbesneden! Neen bedankt!

Want dat is het ergste, nooit zal ik grip krijgen op die verdomde algoritmes. Ik mag doen wat ik wil, ze blijven een magisch schild dat mijn teksten verbergt voor de ogen van lezers, voor jou dus.

Ik wil mijn teksten niet verstoppen of verwerken in Meme’s of in GIFs om aandacht te trekken van algoritmes die er reclame en brood in zien. Ik pas voor #NaakteLiteraireMeme’s of Gifs als nieuwe literaire trend.

Of zal ik toch zwichten, vechtend met mijn typemachine in de ene hand en mijn smartphone in de andere, in een poging om alle algoritmes te temmen en mijn teksten de aandacht te geven die ze verdienen, terwijl ik een selfie de wereld instuur, #JachtOpDeVermisteLikes.

Maar ik zal altijd blijven schrijven en blijven vechten als pooier van mijn woorden, desnoods als hoer van het algoritme.

Een tableau ontdaan van gratie en betovering

In gedachten sta ik op afstand, een vlieg op de muur en observeer een vrouw van mijn leeftijd terwijl ze ’s morgens haar make-up opdoet. Ze lijkt een façade in kleuren op te bouwen om haar gekwetste ziel achter te verbergen. Ik vraag me af, wie is die persoon die ik sprak, nu ze zichzelf in de spiegel ontmoet?

Misschien ziet ze de schaduw van haar moeder, herkent ze het meisje dat ze eens was, onschuldig en bang of misschien staat ze oog in oog met de prinses die haar vader ooit in haar zag? De kleuren dragen het gewicht van al haar angsten en onzekerheden en met uitgestalde ogen achter valse wimpers verbergt ze de nevel van haar droeve blik.

Ze concentreert zich intens op de maquillage, om haar lippen te verfijnen en om de wangen te laten blozen alsof ze een zorgvuldig ontwerp volgt dat de waarheid van haar ziel verbergt. Ze mijdt zorgvuldig haar onzekere blik uit angst voor de pijnlijke waarheid die erin te lezen is.

Ze beseft als niemand anders dat er ooit een tijd zal komen waarin ze zichzelf onder ogen zal moeten zien. Een tijd waarin ze zichzelf zal moeten accepteren en ze al de schaamte en kwetsbaarheid zonder aarzeling en zonder voorbehoud zal moeten omarmen. Zou het morgen al lukken?

Het begon met een afspraak, met een doodgewoon gesprek dat uitgroeide tot een praktisch pact waarvan haar geweten de enige stille getuige was. Ze lijkt zichzelf niet voor de gek te willen houden. Ze wil niet langer meer bedrogen worden door de vluchtige illusie van haar eigen overmoed.  Ooit noemde ze zichzelf vrouw van de wereld en werd ze geprezen voor haar visie, haar doortastendheid en moed, zelfbenoemd en sterk. Ze wil niets liever dan opnieuw kracht te vinden om haar maskers af te gooien zodat ze haar trots en zelfzekerheid terugvindt, dapper, capabel en klaar om de valkuilen van het leven onder ogen te zien.

Ik hoop dat haar voornemen van de vroege ochtend standhoudt en het de onvoorspelbare dagen en wispelturige nachten overleeft.  Ik weet als geen andere dat ze in staat is om te misleiden maar hoop dat zij beseft dat ze zichzelf niet kan blijven bedriegen. Ik wens dat ze met hernieuwde trots en met koele afstandelijkheid rond het hart zelfacceptatie en zelfliefde terugvindt in plaats van troost in een fles. Want alleen als ze zichzelf liever leert zien dan de drank in het glas kan ze de liefde van haar man en kinderen terugwinnen.

Als ze daarin niet slaagt, zullen al haar kleuren zich vermengen tot een droevig tableau, ontdaan van elke gratie en van alle betovering.

Een zeldzaam hoogtepunt met fatale gevolgen.

Het is zaterdagmorgen, acht uur en ik zit aan de keukentafel op een kruk, omringd door half gelezen kranten en ongelezen tijdschriften, met een lepeltje in een kop koffie te roeren. Mocht je me vragen waarom, ik zou het antwoord noodgedwongen schuldig moeten blijven. Want ik drink koffie zwart en puur waardoor er helemaal niets in te beroeren valt. Het schuifraam staat halfopen en hoor in de vijver, vissen, spetterend tussen wassende waterplanten, ‘van hun gat geven’. “Vogelende vissen, het is er de tijd van het jaar voor”, zeg ik in gedachten tegen de persoon die ik al een leven lang meezeul, mezelf dus.

Ochtendgeluiden van een dorp dat in de verte ontwaakt, zoemen op de achtergrond.  Ik schenk er maar heel kort aandacht aan. Nu ik de luxe heb om het gezelschap van mezelf te verdragen, dwalen mijn gedachten af naar wie ik was, naar wie ik ooit ben geweest en naar wie ik aan het worden ben.  In die zinloze flits, stel ik me de vraag wat de tijd met mij heeft gedaan?

Tijd, dat abstracte begrip dat me dwingt te herinneren dat het leven vergankelijk en tijdelijk is maar me ook aanspoort om net het moment van de dag te omarmen terwijl dat in eenzelfde tel al voorbij is.  In dit zinloos hersenspin concludeer ik dat tijd gewoon een valse dief is die een gemeen spel speelt en als een laffe rover elke dag onopgemerkt een beetje illusies pikt en dat zolang doet tot er geen meer overblijven.

Mijn jeugd en al die jaren nadien, hebben vormgegeven aan wie ik geworden ben. Maar hoe goed ik mezelf en mijn verleden denk te begrijpen, ik blijf graven. Opeens denk ik aan mijn ma. Zomaar, out of the blue. Geen idee van waar ze komt, misschien is het die koffie of die vroege peuk.  Had ik niet meer inspanningen moeten doen om mijn moeder echt te leren kennen toen ik daar nog de kans toe had, hoe zij echt dacht en voelde? Had ik over haar dan niet die lelijke dingen gezegd en geschreven? Deze gedachten houden me even bezig.  Identiteit en de zoektocht ernaar, ik zeg maar, het is allemaal heel erg verwarrend.

En wat doe ik? Is al datgene wat ik van mezelf aan jou toon het volledige plaatje of is dat gedeelte enkel maar belangrijk om relevant te zijn voor anderen. Relevant zijn voor anderen is trouwens een domme maatstaf die ik mezelf heb opgelegd, alsof mijn bestaan er maar toe doet naarmate anderen zich in mijn verhalen herkennen. Wat levert mij het op als met elke hartslag die mijn hart slaagt mijn relevantie langzaam wegkwijnt en vooral betekent dat dan het begin van het einde?

In deze reflectie haal ik alles terug.  Ik betrap me erop dat ik mijn mooiste en droevigste herinneringen en de momenten steeds met jou heb gedeeld en daarmee zoek naar steun, begrip en een occasionele duim. Voor wiens heiligen?

En dan voel ik plots een mengeling van schaamte en lachen opkomen. Schaamte voor de leegte die ik voel door de zoektocht naar die stupide externe validatie, terwijl de tijd wegvliegt zonder er echt bij stil te staan. Lachen om de ironie van dit bericht, omdat ik de betekenis van het leven reduceer tot een paar herinneringen, goede en slechte.  Ik lach ook om de absurditeit van mijn eigen zoektocht naar identiteit, terwijl ik de essentie van mijn eigen verleden en wie ik ben altijd al heb verwaarloosd.

Terwijl ik deze eindeloze stroom niet-relevante woorden die nergens naartoe leiden, produceer, sterft de mooiste vis uit mijn vijver.  Wellicht was hij te enthousiast en te paringsdriftig en daarmee is hij met zijn cloaca-capriolen vanuit het ondiepe moeras, geheel onverwacht op de droge kiezel beland, om daar ademloos een fatale dood te sterven.

Ik heb alles geprobeerd. Zelfs met spa-reine was hij niet te reanimeren, maar hij is tenminste op zijn hoogtepunt gegaan. En ik, wat doe ik? Mijn dierbare herinneringen sterven net als mijn favoriete vis in mijn virtuele gedachtewereld, en vervagen in een eindeloze stroom van berichten en verhalen waarvan ook die relevantie elke dag wegkwijnt.

Het Federaal Alcoholplan, een misbaksel!

Enkele dagen geleden werd door de interministeriële conferentie het federaal alcoholplan goedgekeurd. Joehoe! Vooral Frank Vandenbroucke lijkt bijzonder opgetogen met dit akkoord. “Alleen door samenwerking kunnen we het probleem van schadelijk alcoholgebruik ook écht aanpakken “, toetert hij vanop zijn website, maar heeft hij daar reden toe?

Vandenbroucke mag met dit plan dan wel alle veren in zijn gat steken, het blijven pluimen van een dode mus. Van het ambitieuze plan dat in 2009 geformuleerd werd om in alle leeftijdscategorieën gezondheidswinst te boeken op gebied van alcohol & drugs is nagenoeg niets in huis gekomen. Sterker, het federaal alcoholplan is niets meer dan een laffe, halfslachtige poging om de schadelijke effecten van alcoholmisbruik terug te dringen. Het gaat helemaal voorbij aan zijn doel en slaagt er niet in om voor de hand liggende risico’s in te dijken.  Zelfs laaghangend fruit wordt niet geplukt, integendeel. In plaats van moedige en ambitieuze maatregelen te nemen, beperkt dit zwaktebod zich tot besluiteloze en cosmetische ingrepen die nul komma nul impact zullen hebben op de realiteit van alcoholmisbruik in België.

Kunnen maar niet willen of is het schuldig verzuim?

In maart 2009 begon alles nochtans bijzonder ambitieus. Dan keurde de toenmalige regering de gezondheidsdoelstelling Alcohol & Drugs officieel goed. Ze luidde als volgt: “Het realiseren van gezondheidswinst op alle bevolkingsniveau door tegen het jaar 2015 het gebruik van tabak, alcohol en illegale drugs terug te dringen.”

En dat was niets te vroeg want met het dagelijks alcoholgebruik ging het toen helemaal de verkeerde kant uit. En vandaag is het nauwelijks beter gesteld. Net als met het federaal alcoholplan dat alle vergelijkingen met de processie van Echternach moeiteloos kan doorstaan.  

Uit de fact-check van de VAD (Vlaams expertise centrum van Alcohol en Drugs) blijkt dat de gemiddelde Belg in die periode op jaarbasis ongeveer 10 liter pure alcohol dronk, een emmer dus. De dagelijkse consumptie varieerde, afhankelijk van de leeftijdscategorie gemiddeld tussen de 11 en 16 glazen per week. We telden 9300 sterfgevallen, oorzaak drank, en om en bij 15% van de bevolking vertoont problematisch alcoholgebruik.

Dat vertaalde zich in beangstigende statistieken. Op de website alcoholhulp werd in die periode de alcoholtest 35000 keer uitgevoerd, een toename van 75% tegenover eerdere metingen, 10 jaar geleden. Op spoedafdelingen van algemene ziekenhuizen werden 150000 mensen opgenomen met een nevendiagnose die verband hield met alcoholgebruik. Er waren 130000 psychiatrische opnames geregistreerd aan alcohol-gerelateerde stoornissen, waarvan een 600-tal gedwongen opnames. Dit alles terwijl de alcoholcontroles uitgevoerd door politiediensten halveerden (van ongeveer 20000 in 2012 tegenover 9900 in 2020) en de inkomsten uit accijnzen op sterke drank stegen met 37% en die van mousserende wijnen en andere gegiste dranken met maar liefst 57%.

Beschamende onkunde

Het is dan ook ronduit beschamend dat niet een van de 9 ministers van Volksgezondheid in staat is om een plan op te stellen dat rekening houdt met de enorme impact van alcohol op de samenleving en op de volksgezondheid, nota bene het domein waar zij alleen eindverantwoordelijkheid in dragen. Het enige wat je met hen kan doen is ermee lachen, ware de toestand niet zo schrijnend.

Hoewel accurate maatregelen voor de hand liggen, een verbod om alcohol te verkopen aan minderjarigen bijvoorbeeld, of een verbod op reclame voor alcoholhoudende dranken, dingen die in het buitenland al een eeuwigheid een vanzelfsprekendheid zijn.

 Vergeet het, onze ministers hebben het lef en de ballen niet.  De maatregelen die Vandenbroucke en co weerhouden hebben zijn halfslachtig of ronduit lachwekkend. Minderjarigen mogen geen Wodka of Whisky kopen, wel bier en wijn. Ad fundum! Tankstations mogen enkel pintjes verkopen bij daglicht, overdag mag het ladderzat.  Maar de meest hilarische maatregel kan alleen ontspruiten uit het brein van vet betaalde politici die alle realiteitszin met de problematiek kwijt zijn, restaurants moeten zonder overleg met de sector gratis water voorzien als ze alcohol serveren. Je moet in België wonen om het te kunnen geloven.

Net terwijl het met het bewustzijn rond alcohol voorzichtig de goede kant lijkt uit te gaan is het gebrek aan ambitie van dit alcoholplan bedroevend, zelfs wraakroepend. Met de beste wil van de wereld is het onmogelijk dit misbaksel een plan te noemen dat de volksgezondheid beschermt. Volgens mijn bescheiden mening is dit schuldig verzuim alleen maar een manier om de alcoholsector te dienen, de accijnzenkas te spijzen of dienen deze inkomsten misschien om het pensioenmisbruik van Bracke, De Croo en co mee te financieren.

Remedie tegen ruis.

Vanmorgen in de auto droomde ik dat ik het gras afgereden had. Ik had het gazon bemest en de kale winterplekken waren ingezaaid. Voor alle duidelijkheid, niets van dat alles is gebeurd. De kale plekken blijven vandaag on-bemest en on-ingezaaid.

De kikkers in de vijver? Die zijn er nog niet, de vissen wel.  In tegenstelling tot mij denken ze niet na over de onzekerheden van het leven. Alle elf zwemmen ze gewoon af en aan zoals ze dat gisteren en alle dagen daarvoor deden.

Ik kan me vergissen maar ik geloof niet dat van alle vissen in mijn vijver, er zich één bewust van is dat hij gisteren ook al in deze vijver zwom en wakker ligt of hij dat morgen ook zal doen. Het leven van een vis is simpel. Zo staat geen enkele stil bij morgen en vraagt geen enkele zich af of alles wat gisteren gebeurde, echt voorbij is, of er misschien toch een manier bestaat om er een ander, definitiever einde of een nieuwer begin aan te verzinnen. Ik, ik ben geen vis.

Gedachten als deze lijken even absurd als het definitief uitmaken met jezelf, per sms. Niet dat ik het ooit gedaan heb of ooit zal meemaken, toch geloof ik dat als het gebeurt, je onmogelijk samen verder kan. Misschien moet ik deze gedachten gewoon aan de vissen voederen?

In plaats van stil te staan bij overpeinzingen als deze en een krankzinnige column te bedenken over het verschil tussen rondzwemmende vissen, afwezige kikkers en mezelf zou ik ook gewoon een zin kunnen schrijven, ‘ik weet het even niet meer zo zeker’, maar daarmee zal ik geen vis, geen kikker en ook geen aandacht vangen.

Misschien is de beste remedie tegen mijn kabbelend rustige ruis tien minuten van jouw aandacht te vragen, wie zal het zeggen?

Want na deze lange druilige winter snak ik net als vele anderen naar aandacht. Ik word er moe van, misschien zelfs te moe om me druk te maken over belangrijke dingen.  Dus dwaal ik gewoon een beetje door mijn tijd. Ik doe de afwas en kijk naar de tuin. Ik zie hoe pimpelmezen hun toevlucht zoeken in de steeneik en ze zich verschuilen voor luidruchtig kwetterende zwarte vogels.

Het grootste gedeelte van het gras lijkt mij vandaag niet nodig te hebben. De kale plekken wel, maar die zullen moeten wachten op droger weer, morgen misschien.

Om iets van het leven en van mezelf te begrijpen moet ik niet alles voor jou in onbegrijpelijke columns willen interpreteren. Ik hoef er je niet mee lastig te vallen want dan wordt mijn ruis jouw grootste aandacht vanger.

Gewoon kijken is voldoende, besluit ik, naar het gazon en zijn kale plekken, naar vissen en kikkers of pimpelmezen. Kijk misschien ook even tien minuten naar jouw tuin. Dat is alleszins beter dan tijd te verspillen aan het schrijven of aan het lezen van een column als deze.

Een verschrikkelijk eenzaam eiland.

De vrouw die ik laatst ontmoette, een leeftijd kon ik haar niet geven, was grijs en grauw. De slonzige jogging die ze onder een paar versleten Crock’s droeg, was vormloos en vies en beklemtoonde helemaal de tristesse en wanhoop die ze uitademde. Als een vis op het droge leek ze naar adem te happen. Ooit moet zij een stralende en hoopvolle vrouw geweest zijn, met dromen, idealen en verwachtingen. Dat leidde ik af uit foto’s uit een vrolijkere tijd die ik op het stoffig dressoir zag staan. Ze moet zich ooit gelukkig gevoeld hebben, maar dat gevoel was even vergeeld als de foto’s die in de diepte van de huiskamer staarden.

Eerder op de dag had ze al haar moed bijeengeraapt. Vervuld van tranen en zelfbeklag had ze me gebeld. In haar stille stem herkende ik de wanhoop die ik ooit bij mezelf had gevoeld.

Wat ze me in een soort van psychotische wartaal toevertrouwde, ik heb er geen andere woorden voor, was dat ze slachtoffer geworden was van, en dat ze lange tijd verstrikt was geweest in een narcistische relatie die haar emotioneel en lichamelijk helemaal gesloopt had. Haar ex-partner had haar gemanipuleerd en had haar alle zelfzekerheid en eigenwaarde ontnomen. Op een slinkse manier was ze gemanoeuvreerd in iets wat gedwongen misbruik moet geweest zijn. Ze liet haar lichaam, haar hart en geest gebruiken om zijn verlangens te voeden en liet zich zo de hare ontnemen om ze te laten oplossen in afschuwelijke miserie en onophoudelijke afhankelijkheid.

Om aan haar wanhoop te ontsnappen en om haar ondraaglijk leed te verdoven gebruikte ze kalmeringsmiddelen, drank, slaappillen en angstmedicatie. In die dagelijkse waas van pillen en alcohol vluchtte ze weg en hoopte om zielenrust te vinden op een denkbeeldig eiland, een plek waar haar geest en hart kon ontsnappen aan de verschrikkelijke dagelijkse realiteit, van enge gedachten, schaamte, zelfbeklag en wanhoop. Een andere uitweg zag ze niet. Een andere keuze had ze niet. Nog niet.

Aanvankelijk had ze er gemakkelijke troost gevonden. Het landschap was er wazig, de lucht minder donker en ijl, de pijn minder scherp. De roes die ze er vond, hielpen haar om demonen te verjagen, om wanhoopgedachten te vergeten en om schaamte en schuldgevoelens te verdoven. Na verloop van tijd bleek die plek echter even onheilspellend en werd de immense uitzichtloosheid waaraan ze probeerde te ontsnappen er alleen maar versterkt.

Door isolement, alcoholverdoving en zelfmedicatie was haar fysieke en emotionele toestand bijzonder ernstig. Uit wat ze me vertelde, leek het alsof ze alle hoop en moed verloren had om aan de dwingende gedachten van haar misbruiker te ontsnappen en om een uitweg te vinden naar een normaal leven.

De stilte van het eiland waar ze elke dag opnieuw haar toevlucht zocht, was veranderd in een oorverdovend donkere stille steeg waar de eenzaamheid verstikkend was. Op één van die destructieve vluchtreizen had het leven haar kunnen ontglippen en had ze zomaar haar laatste adem kunnen uitblazen. Dat is gelukkig niet gebeurd.

Toen ik haar enkele weken later opnieuw opzocht, was ze veilig omringd, door therapeuten, psychologen, en psychiaters, door hulpverleners en lotgenoten. Ze vertelde me dat de detox hevig was geweest. Ontwenningsverschijnselen zoals zweten, trillen en bloeddrukschommelingen hadden hevig huisgehouden.  Met de afkick had ze het laatste restje energie dat nog in haar verdoofde lichaam verborgen zat moeten aanboren, om zich te reinigen, om zich te ontgiften en om te herstellen van de bijverschijnselen van haar jarenlange verslaving. Hoofdpijn, jeuk, misselijkheid, prikkelbaarheid, slapeloosheid en andere ongemakkelijke bijwerkingen werden hevig aangewakkerd door het ontgiftingsproces, maar nu gaat het beter.

Ze vertelde enthousiast en honderduit over therapie die ze dagelijks volgde, over de afbouw van medicatie, over prille plannen om haar gekneusde zelfbeeld te herstellen, over rust en stilte die ze niet langer als een bedreiging ervoer, over nazorg die ze wil opnemen, over haar dochter die haar na jarenlang stilzwijgen gebeld had en over hoop omdat ze voor de eerste keer een klein lichtje zag schijnen aan het einde van die duistere tunnel.

Mooie woorden en overmoedige plannen kunnen duizend emoties verdoezelen, maar de hoopvolle blik van eerlijke ogen en de dankbare glimlach van een zwijgende mond zijn het enige schouderklopje dat ik nodig heb om te blijven doen wat ik doe.

Stilte over onderwerpen als deze zijn een universele taal geworden. Ik wil die geslotenheid en zwijgzaamheid doorbreken en hoop ze met getuigenissen als deze de kleurklank te geven opdat mensen die de taal en de woorden nog niet verstaan ze ook leren begrijpen.

Want om verslaving en afhankelijkheid te herkennen en te begrijpen is soms alleen maar een tolk nodig die beide talen begrijpt.  Soms zijn ze hulp om verloren gewaande zielen een bootje aan te reiken zodat ze zelf kunnen ontsnappen van dat verschrikkelijk eenzame eiland waarop ze jarenlang als drenkeling hebben vastgezeten, maar varen moeten ze zelf leren doen.

Een sprookje van kus mijn kloten.

Tegenwoordig wordt me een droomwereld opgedrongen waarin een boosaardige heks niet langer die wrattige, haveloze vrouw met een harige bobbel op haar kin mag zijn, die met een giftige appel een jonge ietwat naïeve vrouw in verleiding probeert te brengen. In plaats daarvan moet ik me een adembenemende mooie vamp voorstellen die met haar betoverende schoonheid vliegend op een Swiffer elke zwakke witte man op de knieën wil krijgen. “Spiegeltje, spiegeltje aan de wand in wat voor een wereld ben ik aanbeland?”

Reuzen torenen niet langer boven ons uit, maar zijn net zo klein en schattig, als de favoriete chihuahua die op de schoot zit van de sensitieve lezer die hierboven de heks cancelde.  De zeven dwergen, zijn gewoon van normale lengte, neem gemiddeld één meter drieëntachtig, wat het een stuk makkelijker maakt om er kleren voor te kopen.

Elfen zijn niet meer die sierlijke wezens die ik me ooit in mijn grenzeloze fantasie mocht voorstellen. Ze zweven niet langer met hun sierlijke vleugeltjes op elfenstof door de lucht. Ze zijn net als ik en jij een gewone sterveling met de voeten vast op de grond, wat betekent dat ze maar figureren in het verhaal en gewoon lopen zoals ieder van ons. En de slechteriken? Die zijn ook niet meer zo slecht als vroeger, in feite zijn ze zelfs best vriendelijk geworden en iedereen wil ze te vriend zijn.

Als gevoelige lezer, zou je je de vraag kunnen stellen, “Wat is dan nog het probleem?” Want, schoonheid is subjectief, en als heksen eruit willen zien als supermodellen, en dwergen als een puberende schooljongen wie ben ik dan om daarover te oordelen? En waarom zou ik me storen aan een wereld waarin reuzen, dwergen, slechteriken en Hobbits allen op die gemiddelde buurjongen van naast de deur lijkt? Het is allemaal toch maar respectvol onschuldig plezier?

Misschien wel maar misschien ook niet. Soms zijn dingen zoals ze zijn met een reden. Neem die heks, bijvoorbeeld. Ze werd in elk sprookje altijd afgeschilderd als lelijk, achterbaks, slecht en verrimpeld. En daar was een goede reden voor. Afgrijselijke heksen en verschrikkelijke monsters vertegenwoordigen namelijk gevaar en illustreren de onbekende en donkere zelfkant van de mensheid. Reuzen en dwergen waren altijd meer dan levensgroot, niet alleen qua gestalte maar ook qua karakter, ofwel supergoed ofwel superslecht. Ze vertegenwoordigen en verpersoonlijkten extremen, lees het beste en het slechtste van de mensheid. Hoe meer ze op ons te laten lijken, hoe meer de lezer dat gevoel van ontzag, verwondering en verbazing verliest, zelfs de kleinste lezer!

En wat slechteriken betreft, die horen slecht te zijn. Zij vertegenwoordigen de obstakels en lastigheden die we moeten overwinnen, de uitdagingen die we moeten aangaan en de duisternis waar we door moeten om onze doelen te bereiken. Zonder dat alles verliest een sprookje of een verhaal alle betekenis en doel.

Dus beste gevoelige lezer die graag al eens een woord doorstreept. Hoewel het onschuldig lijkt om dingen te veranderen door ze aangenamer, vriendelijker en minder angstaanjagend voor te stellen, voor onze moderne gevoeligheden, onthoudt dat er een reden is waarom dingen zijn zoals ze zijn en verhalen geschreven zijn zoals ze geschreven zijn. Soms is het echt beter om de dingen te laten voor wat ze zijn. Je zou er zelfs een beetje haar van op de tanden kunnen krijgen.

Hé daar! Ben je er nog of heb je me al gecanceld? Luister, als jij je voor jezelf een wereld wilt voorstellen waarin heksen supermodellen zijn en reuzen klein en schattig, ga je gang.  Wie ben ik om je tegen te houden. Doorstreep gerust alle woorden waar je aanstoot aan neemt. Verander desnoods het woord “lelijk” in “niet zo mooi voor iedereen”, maar doe het in je eigen boekje maar blijf met je stengels van de andere.  

Sta misschien eens stil bij de gedachte dat de beste dingen in het leven soms net die zaken zijn die uitdagend, ongemakkelijk en ja soms een beetje beangstigend zijn. Soms zijn lelijke slechteriken echt zo slecht niet en af en toe zijn schattige dwergen monsterachtig.

Dus sensitieve schrapper, als je per se met klassiekers wil rommelen, doe het dan voorzichtig en met respect, anders wordt elk verhaal een sprookje van kus mijn kloten. En als je echt groen wil lachen, raad ik je aan eens een verhaaltje van mij te lezen.

De kip of het ei?

De eeuwenoude vraag die filosofen, wetenschappers en nu ook mezelf heeft beziggehouden, en die aanleiding gaf tot menig punthoofd en die mij eveneens kopzorgen bezorgde, wat was er eerst de kip of het ei?

Het is eenzelfde vraag die me ’s nachts wakker heeft gehouden, hoe groot is het heelal? Het zijn van die absurde vragen die me doen nadenken over de aard van mijn bestaan, toch? Bij elk antwoord rijst de vraag of ik het allemaal wel juist verstaan heb, dat kip en ei-gedoe. Maar misschien is het antwoord niet even belangrijk als de absurditeit van de vraag zelf.

De kip, om daar mee te beginnen, zo kunnen we lezen in de evolutietheorie van Darwin is ontstaan uit een oeroude dino-vogelsoort die leek op een moderne junglevogel. Technisch gesproken is de kip dus ontstaan uit een andere vogel en dat antwoord, als we Darwin willen geloven tenminste, lijkt plausibel.  Al blijft met die redenering de vraag overeind, waar die oer-dino-vogel vandaan kwam. En hoe zat het dan met het eerste ei waaruit dat beest ontstond?

Dan toch eerst het ei? Misschien werd dat gelegd door een vogel die niet helemaal voldeed aan de definitie kip, maar die wel over genoeg genetisch DNA-materiaal beschikte om uiteindelijk met wat evolutieomwegen te kunnen leiden tot hedendaags pluimvee. Maar moest dat ei dan ook niet eerst gelegd worden om te kunnen uitgroeien tot de kip die we vandaag kennen? Ik kom er niet uit. Mijn gedachten raken verstrikt in dit kip-en-ei-verhaal.

Zou het antwoord geen van de twee kunnen zijn? Zou het kunnen dat niet de kip noch het ei eerst waren, maar dat ze gewoon tegelijkertijd verschenen? Ik probeer me die oer wereld voor te stellen waar een volledig gevormde kip zoals we ze vandaag kennen, met pluimen en al uit een ei komt dat uit het niets verschenen is, op dezelfde manier zoals de eerste levende cel ontstond, of zo. Misschien is dàt helemaal een belachelijk scenario, maar is de vraag dat zelf ook niet?

Misschien zijn de kip en het ei allebei gewoon voorwerp van een grote kosmische grap van de schepper en is het nooit de bedoeling dat het antwoord achterhaald wordt. Wellicht leunt hij achterover in zijn universum en zit hij me uit te lachen terwijl hij zich verslikt in rijstpap, en hij er met een gouden pollepel nog een schep bovenop doet. Misschien lacht hij zich een ongeluk met mijn pogingen om de vraag op te lossen die geen antwoord kent.

Uiteindelijk blijft toch de ultieme vraag overeind waarom ik, en samen met mij een deel van de denkende mensheid, al zo lang geobsedeerd zijn door dit raadsel. Is het omdat ik op alles een sluitend antwoord wil of is het omdat het gewoon een leuke vraag is die me niet slimmer of dommer doet wanen dan de rest van de nog levende mensen?

Hoe dan ook, ik ben content dat ik leef in een wereld waarin kippen en eieren bestaan. Ik ga het antwoord overlaten aan echte filosofen en aan echte wetenschappers. Dat zij het maar uitzoeken. Zij hebben een groter verstand om eindeloos te debatteren over deze kip-of-ei-kwestie. Binnenkort is het Pasen en kunnen opgroeiende kleuters zich afvragen of eieren dan toch niet van een Haas afkomstig zijn, ondertussen geniet ik verder van mijn opgevuld Russisch eitje.

Dan toch niet uit een kip, maar uit Rusland?

Onderschat nooit de kracht van een absurde vergadering

Oké mensen, neem gerust eerst een kop koffie, leun achterover en geniet van dit uitstekend stukje kantoorkomedie! Mag ik je alstublieft even meenemen in de wondere wereld van de absurde vergadering?

Stel het je voor, je zit in een vergaderzaal met een groep ogenschijnlijk verstandige mensen, althans daar moet je van uit gaan.  In het beste geval weet iedereen waarmee ze bezig zijn, in het slechtste geval helemaal niemand. Na de ronde tafel introductie waarop iedereen hun cv afratelt, blijkt dat de vergaderzaal overvol zit met mensen die er eigenlijk niet horen te zitten maar omdat ze zichzelf interessant en belangrijk genoeg vinden, zijn ze er toch.

De organisator van de meeting moet zonder twijfel gedacht hebben, laat ik gewoon iedereen die ik ken uitnodigen. Ikzelf weet ook van toeten of blazen, dus hoe meer zielen hoe meer vreugd, en wat maakt het uit als de helft ervan Candy Crush speelt op hun telefoon of nadenkt over een ‘catchy’ opener van hun Tinderprofiel?

Er worden zaken besproken die misschien interessant zijn, mogelijks belangrijk, soms zelfs essentieel maar beslissingen worden nooit genomen, niet één. Iedereen krijgt om beurten, maar het liefst door elkaar, de mogelijkheid om zich uitgebreid intellectueel te masturberen. Rink aan één en onophoudelijk wordt gepalaverd en gefilibusterd dat het een lieve lust is. Zonder uitzondering neemt iedereen, al dan niet ongevraagd het woord, al is het maar om de vorige spreker te herhalen. Naarmate de meeting vordert, vraag je jezelf af, “waarom zit ik hier, wat doe ik hier maar vooral, waarom maak ik deel uit van deze poging om met de langste of meest zinloze vergadering in het Guinness Book of Records te komen?

Waarom kiezen voor structuur, duidelijkheid en efficiëntie als chaos ook een optie is?

Ik noem vergaderingen als deze vanaf nu witte-, bruine- of zwarte- kippenvergaderingen.  

Meetings als deze verlopen dikwijls volgens eenzelfde stramien. Ze hebben weg van vergaderingen die doorgaans in marketingkringen plaatsvinden. Stel je daarbij een kleurrijke groep hippe mensen voor. Ze werken bijvoorbeeld in een marketingbureau en hebben bijvoorbeeld de opdracht gekregen om voor een lokaal pluimveebedrijf – we zitten nu toch volop in de stikstofcrisis – een unieke en opvallende campagne te bedenken voor promotie van de lokale biologische boerderij die gespecialiseerd is in pluimvee, kiekens dus.

Zonder één seconde na te denken over de opdracht, over het doel van de campagne, laat staan over het budget en hoeveel het grapje mag kosten, heeft het voltallig deelnemersveld zich al vastgereden in een eindeloze discussie en in de vraag of als blikvanger niet best een witte, een bruine dan wel een zwarte kip moet genomen worden.

Aanvankelijk probeert ieder zijn keuze met het juiste argument te verdedigen.

“Witte kippen zijn de klassieke, voor de hand liggende keuze”, zegt een van hen. “Laat daar geen misverstand over bestaan. Ze zijn schoon, puur en zuiver, net als de producten van de bio-boerderij, een no-brainer als je het mij vraagt.”

“In de huidige maatschappelijke context is deze keuze niet te verdedigen. In de modder van een kippenhok zal je altijd de vieze smurrie blijven zien”, zei een wel heel wakkere stem. “Bruine kippen zijn rustieker, neutraler en hebben net dat gezellige, dat – hoe zal ik het zeggen – huiselijke en onpartijdige imago. Onze doelgroep zal zich daarin gemakkelijk herkennen”, ging de klaarwakkere stem verder, “en minderheidsgroepen zullen er geen aanstoot aan nemen want bruine kippen zijn divers.  Ze leggen namelijk witte èn bruine eieren.”

“Stop, en vergeet alstublieft de witte en de bruine Boomer-kippen. Die zijn zoooo jaren tachtig. Zwarte kippen zijn nu top of mind. Zij zijn dè nieuwe next-gen-Z-kip bij uitstek omdat ze strak en modern ogen. Zij alleen kunnen een jong en trendy publiek aanspreken, en laat dat nu nèt onze doelgroep zijn.” “Ja, en zwart verslankt!”, roept een fel geschilderd, luidruchtig, blond kieken dat ook op de vergadering blijkt aanwezig te zijn. De poule in kwestie is voorzien van twee ferme kippenfilets, al zou de kiek in kwestie ook gewoon een kwetterende haan kunnen zijn die denkt dat hij een legkip is.

Uren verstrijken, en standpunten raken steeds verder van elkaar verwijderd. Soms lijkt een compromis over de witte kip in de maak, af en toe lijkt de keuze voor de bruine kip de bovenhand te nemen, maar dan komen voorstanders van de zwarte kip met een ogenschijnlijk doorslaggevend argument, dat het bij nader inzien niet blijkt te zijn, zodat ze terug naar af moeten.

Nergens nog kunnen ze het eens over worden. Naarmate de discussie vordert, komen er steeds nieuwe standpunten en meningen bij. Om geen ‘ondoordachte beslissing’ te moeten nemen, de kleur van de vogel is namelijk niet iets waar lichtzinnig mag overgegaan worden, wordt de definitieve keuze uitgesteld naar de volgende dag.

Wanneer een discussie ontstaat over het geslacht van de engelen kan de nacht geesten doen rijpen!

Als ‘s anderendaags na veel vijven, zessen maar ook na veel zevenen, achten en negens de keuze eindelijk valt op de diverse bruine kip, zij bleek dan toch voor alle partijen een aanvaardbaar modelcompromis, komt ‘out of the blue’ iemand op het lumineuze idee om niet een kip maar een fazant als beeld te gebruiken. “Denk er eens over na,” zei ze. “Een fazant is uniek en onverwacht. Het zal de boerderij echt onderscheiden van alle concurrenten.”

Eerst wordt het idee met de nodige scepsis ontvangen. “Een fazant is niet eens een kip!” protesteert iemand. “Dat beest past niet in onze opdracht.” Maar toen ze meer ideeën begonnen te bedenken lijkt het fazantconcept toch mogelijkheden te bevatten.

Langzaamaan raakt iedereen het eens over het voordeel van het fazantidee. Met het wilde en exotische karakter van de fazant kan het beest gepositioneerd worden als hoogwaardig alternatief voor de doodgewone kip.

Tot iemand vraagt, “en wat denken we eigenlijk van een Kwartel of een Patrijs?”

Onderschat nooit de kracht van een absurde vergadering!

Gelukkige Vrouwendag trouwens!

Ontwaken en vaststellen dat mijn identiteit nog steeds overeenstemt met het geslacht waarmee ik geboren ben, is in de tijd waarin we leven een hele opluchting. Zonder hierover in detail te willen gaan, maar een geslacht als het mijne, het heeft soms zijn nadelen en elk nadeel heeft zijn voordeel.  

Gelukkige Vrouwendag trouwens!

Om het niet over het ‘glazen plafond’ te moeten hebben, breng ik vandaag hulde aan alle ongelooflijke vrouwen over de hele wereld en aan alle fantastische bijdragen die ze aan het mensdom leveren.

Waarom ik het doe, geen levende ziel kan deze vraag beantwoorden, maar in een absurde intieme bliksemflits stel ik me uitgerekend op vrouwendag, een wereld voor waarin mannen met dezelfde ongemakken kampen als vrouwen.

Dat zou buiten interessante pré- en postnatale lessen zeker nog andere interessante dingen opleveren. Hoe moeten we ons bijvoorbeeld ochtendmisselijkheid bij aanstaande vaders voorstellen? Hebben zwangere mannen ook constant goesting in augurken en crème glace. Ik vraag me dat af. En wat gedaan met die uitgezakte mannenblaas, dat uitdijende mannenlijf en die pijnlijke tepelkloven na het zogen? In elk geval zouden wij mannen de pijn en de glorie van een bevalling beter kunnen snappen.

Stel je voor, mannen op pumps of stiletto’s. Voor geoefende vrouwen is lopen op hoge hakken al zoiets als koorddansen op stelten terwijl je een marathon loopt. Zouden mannen er, tien cm boven de grond, even professioneel, gepolijst en stijlvol kunnen uitzien als vrouwen? Of zouden ze alleen maar zeuren en zagen over dat eindeloze spelletje voetkwelling van blaren, hamertenen, pijnlijke voeten of erger, eeltkloven, omdat de rode hak van hun nieuwste Louboutins door hun even rode voetzool dreigt te priemen?

Deze veel te dure marteling zorgt voor genoeg leed om alle vrouwenschoenen op het stort te gooien. Voortaan mogen ze rondlopen op blote voeten, als een Hobbit! Maar alleen als ze de haren van hun tenen scheren.

Nu we het toch over ontharen hebben. Als mannen hun benen, oksels, rug, gat, zak, borstkas en zwembroeklijn op dezelfde manier zouden moeten scheren als zij dat van een vrouw verlangen, ze zouden allemaal van pedofilie kunnen verdacht worden. Toch wordt van een modelvrouw verwacht dat ze er even haarloos en glad uitziet als een twaalfjarige met een c-cup.  Minstens een c-cup!

Deze C-cup brengt me trouwens, al dan niet naadloos bij de beha. Hoewel vele mannen bij het dragen ervan gebaat zouden zijn, de wereld zou vergaan moesten ze elke dag te maken hebben met het constante ongemak van het dragen van dat knellend stukje kant, dat te kleine dingen er groot doet uitzien en te kleine dingen groter. De worsteling van het verstellen van bandjes met schuifdingen die nooit doen wat ze moeten doen, het gedoe en gepruts met sluitingen die in je vel komen te zitten en dat gevoel dat de beugels in de huid snijden, wat een nachtmerrie. En toch wordt van vrouwen verwacht dat ze elke dag dit figuur corrigerend martelwerktuig dragen zonder te zeuren. Gun hun toch ook dat comfortabel ‘Marcelleke’ waarmee ze kiekens tegen de draad kunnen zetten.

Mochten mannen trouwens te maken hebben met rugpijn, krampen en het ongemak van de menstruatie, de wereld zou krijsend en gillend tot stilstand komen. Vergaderingen, reisplannen en belangrijke gebeurtenissen zouden afgelast worden, en de ziekteverzekering zou onbetaalbaar worden. Toch krijgen vrouwen vaak te horen dat ze zich moeten inhouden, flink moeten zijn en door moeten gaan met hun dagelijkse beslommeringen alsof er helemaal niets aan de hand is.

En dames en heren, mag ik het tenslotte over echte slapstick hebben!  Ik bedoel make-up. Als mannen zouden proberen zich daarmee bezig te houden, ze zouden verloren zijn als een clown in een doolhof. De hoeveelheid kleuren en strepen zou hen verbijsteren en zou hen eruit laten zien als het troebelste aquarel van Monet.

Maar van dames verwacht de maatschappij wel dat ze zich opdoffen als een pop, dat ze euro’s uitgeven aan producten die afkomstig zijn van een potvis om ze nadien aan hun gezicht te smeren.  Die producten beloven dames er mooi uit te zien zodat de weg naar voorspoed en geluk geplaveid is met glitterende tegels. Van meisjes en vrouwen wordt nu eenmaal letterlijk verwacht dat ze de clown uithangen terwijl mannen dat alleen maar figuurlijk hoeven te doen.

Hoewel dit verhaaltje een absurde gedachte is waarin ik ‘vrouw zijn’ op een fles trek, toch is de toekomst vrouwelijk want zij hebben statistische overmacht. De rol van de man is uitgespeeld omdat het ‘sterke geslacht’ al veel langer een hoger doel dient dan er goed uit te zien of zich in een rolpatroon te wurmen.

In deze realistisch sensationele gedachte realiseer ik me trouwens dat ik als man, buiten eigenaar van een beetje macho-branie eigenlijk helemaal niet zoveel voorstel, althans niet zoveel als de meeste mannen doen, al blijft het schrijnend dat er nog steeds vrouwendag nodig is, om dit onder de aandacht te brengen.

Gelukkige Vrouwendag trouwens!

De schrikbarende opkomst van de menselijke irrelevantie

Decennialang wordt de wereld al overspoeld door technologie en automatisering. Langzaamaan wordt de mensheid geconfronteerd met de angstaanjagende realiteit van haar vergankelijkheid en overbodigheid. Het lijkt wel alsof alles om ons heen wordt overgenomen door machines, computers en nu door godbetert, kunstmatige intelligentie.

Heet nieuws dus, want bijna iedereen heeft er de mond van vol, zeker nu we plotseling opgescheept zijn met ChatGPT, een zogenaamd technologisch schrijfhoogstandje waar niemand zat op te wachten. Dit nieuwe geavanceerde taalmodel wordt gevoed en getraind met een overweldigende hoeveelheid tekstgegevens dat wereldwijd publiek beschikbaar is.

Iedereen die artificiële intelligentie genegen is, prijst dit model de hemel in als de heilige graal en als de toekomst van intermenselijke communicatie, maar is dat werkelijk zo? Of is dit eerder voorbode en een angstaanjagende werkelijkheid van een nieuwe Star Wars-maatschappij waarin robots en mensen elkaar voor de voeten lopen? Ik vraag het me af, en samen met mij een aantal kritische wereldverbeteraars waarmee ik gisterenavond tussen pot en pint over dit topic van gedachten wisselde.

Onze conclusie was, ofwel wordt de wereld gered ofwel is hij helemaal om zeep.

Op het eerste gezicht lijkt ChatGPT een doodgewone black box, alleen niemand kan zeggen wat erin zit, geen levende ziel die precies weet hoe het erin is geraakt maar de output lijkt ronduit fantastisch.

Mij doet het allemaal denken aan een bedrieglijke tovenaar die verbazingwekkende en onbegrijpelijke dingen tovert maar me zijn fantastische trucs niet onthult en me probeert te misleiden met zijn ogenschijnlijke magie. We gapen met open mond en vertrouwen blindelings wat we zien en nemen zonder voorbehoud aan dat het echt en juist is, al weten we niet waarom we dat doen. Zonder aarzelen zetten we onze lippen aan de gifbeker van onverifieerbare data en drinken gulzig en zonder aarzelen omdat we denken dat we met één teug zullen genezen van onze alles beperkende onwetendheid.

Laten we niet vergeten dat al die bronnen waar ChatGPT zijn mosterd haalt het product is van menselijke vooroordelen, van verstandelijke beperkingen en van relaties en verbanden die in het beste geval alleen maar statistisch gezien opgaan of relevant zijn.

Het is maar een machine die geprogrammeerd werd door mensen met een bepaald soort wereldbeeld, met bepaalde ideeën over wat zij als “normaal” en als “ethisch” beschouwen. Wie garandeert me dat hun ideeën over wat zij als “normaal” en “ethisch” zien juist is? Wie zegt me dat diegenen die aan de knoppen zitten en waakhond spelen, vrij zijn van vooroordelen of van een ander soort discriminatie en er zelfs slechte bedoelingen mee kunnen hebben?

Volgens mij bestaat het grootste gevaar eruit dat ChatGPT ons doet vervreemden van elkaar en van onze menselijkheid.  Voor ons werk en in onze vrije tijd zijn we al volledig afhankelijk van machines en computers. Ons dagelijks leven wordt al grotendeels bepaald door technologie, algoritmes en schermen waar we ziel- en doelloos over scrollen. In entertainment en in ons denken horen en zien we, en hebben we enkel nog toegang tot datgene waarmee we ons vereenzelvigen.

Als we onze dagelijkse communicatie nu ook nog overgeven aan robots en machines, riskeren we dan niet om ons denkvermogen, ons plezier om te creëren en te experimenteren, om de noodzaak om te improviseren en te falen te verliezen, om uiteindelijk al onze menselijke connectie te grabbel te gooien en kwijt te spelen? Dreigen we niet stilaan onze menselijkheid en de essentie daarvan te verliezen? Ik vraag me dat af.

Daarom deed het gisterenavond enorm deugd om aan lijf en leden te ondervinden dat zelfs naïeve wereldverbeteraars nog echt verbonden kunnen zijn door fijne gesprekken, door een paar pinten en door een zak borrelnootjes.

Babbelen, schrijven en communiceren gaat immers veel verder dan voorgeprogrammeerde woorden en zinnen te produceren. Zonder empathie, intuïtie en emotionele connectie rest ons straks alleen nog een artificieel schermgesprek met een chatbot, zonder pinten, zonder nootjes en zonder de complexiteit van emoties en nuances, helemaal irrelevant gemaakt door robots die wij zelf hebben gefabriceerd.

Mag ik daarvoor mijn joker inzetten?