Kruispunten van hoop

Schuchter verjaagt de ochtendzon een duisternis die het deze nacht nooit is geweest. In de schemerige hoeken van mijn gedachten, waar onverwachte herinneringen dansen als paarse schimmen in het noorderlicht, hou ik halt op de kruispunten van mijn leven.

Deze nostalgische mijmering voelt aan alsof ik op verweerde boswegjes loop die overwoekerd zijn met alle keuzes die ik ooit maakte en met diegene die ik vermeed. In elke stap hoor ik de echo van mijn verleden, als ondefinieerbaar ballast dat ik meezeul, een onuitwisbare stempel op mijn ziel.

Ik herinner me vaag die bewuste nacht. Die nacht dat ik de leegte van mijn ziel voorgoed probeerde te vullen met de vloeibare troost van de fles? Dat ene moment dat mijn leven door mijn vingers leek te vloeien als zand in een dichtgeknepen vuist, en ik die wanhopig de tijd probeerde te stoppen door hem te verdoven. Op dat kruispunt stond ik, wankelend en laverend tussen gitzwarte duisternis en het vage licht van hoop. Hoe gemakkelijk zou het zijn geweest, om te kiezen voor de weg van de minste weerstand en mezelf kwijt te spelen in de mist van mijn ondergang.

Maar ik deed het niet. Ergens, diep vanbinnen, fluisterde een onbekende stem van verzet. Een stem die smeekte om gehoord te worden, te midden van het lawaai van mijn zelfvernietiging. Ze kreeg de volle aandacht. Het was alsof mijn hele lijf dat laatste sprankeltje hoop vastgreep, als een verloren liefde die smeekt om vergeving.  Op dat kruispunt nam ik met bevende handen en een hart dat bijna brak van angst, aarzelend en voorzichtig een eerste stap op het pad van mijn herstel.

Neem het van me aan, het was geen gemakkelijke keuze, het was de moeilijkste die ik ooit nam. Elke dag was een gevecht, een strijd tussen het verlangen naar verlossing en de lokroep van de duisternis. Maar langzaam, heel langzaam, begon ik de schoonheid te zien in de worsteling.  Nu lijk ik eindelijk ontwaakt uit een lange verwarde droom. Nu pas bekijk ik de wereld om me heen voorzichtig met nieuwe ogen.

Ik kijk naar het leven alsof ik me in het lichaam van een dode vriend bevind. De afwezigheid laat een leegte achter die ik nooit zal begrijpen, een leegte die nooit meer helemaal gevuld kan worden. Het is een pijn die als een schaduw over mijn dagen zal blijven hangen. En toch, te midden van dat gemis en verdriet, ontdek ik een nieuwe, ietwat vreemde soort dankbaarheid. Ik heb geleerd te waarderen wat ik heb en elke beperking te aanvaarden alsof ze er niet is. Ik leer elke dag te leven en elk moment te koesteren alsof het mijn laatste is.

En nu, sta ik hier, bijna elf jaar nuchter, en laat de kruispunten uit het verleden achter me als herinneringen die langzaam vervagen. Ik kan niet zeggen dat ik nooit twijfel, dat ik nooit wil dat ik andere keuzes had gemaakt. Maar elke misstap, elke val, elke traan en elke lach, elke breuk en elke scheur hebben me gebracht naar de plek waarop ik me vandaag bevind. En hoewel de wegen en de keuzes nog steeds onzeker zijn, voel ik een vreemde rust. Dit plekje is eindelijk van mij en het is van mij alleen.

En nee en voor alle duidelijkheid, ik begrijp nog steeds niks van het leven. Met die twijfel stel ik me de vraag of mijn woorden ertoe doen, of mijn verhalen verschil maken. Dan denk ik aan diegenen die nog steeds worstelen en op zoek zijn naar een lichtpuntje in hun duisternis.

Dan weet ik dat zelfs wanneer mijn pen aarzelt, mijn stem nog steeds haar weg zal vinden en mijn woorden kunnen gelezen worden, al is het maar door een eenzame ziel, iemand die net als ik twijfelt of door iemand die nood heeft aan een lichtpunt in de verte.

Misschien mag ik hem of haar die hoop niet ontzeggen?

Links, flinks of slinks. Zeg het maar!

In zaal Volksbelang heerste een feestelijke drukte. Zoals elk jaar was het volkshuis het strijdtoneel van het rode verzet tegen de verdrukking. Mannen en vrouwen zagen er allemaal hetzelfde uit. Allen hadden ze een rode roos of een rode duim op de revers van hun zondagse kostuum gespeld.
Rode vlaggen en wimpels werden van onder het stof gehaald om alle noodlijdende “broeders in armoede” een hart onder de riem te steken. Zelfs de 1 meiochtend kleurde destijds solidair bloedrood toen de bond der rechtvaardigen in een lang gerekte processie de straat opkwam om erin gesloten slagorde hun ‘maatschappelijke onderdrukking’ kracht bij te zetten.

Vandaag is de sfeer anders. De zaal loopt minder vol dan toen, maar is nog steeds bezaaid met mensen die zichzelf identificeren met socialistische idealen, al dan niet meegezogen in een onderstroom van groeiende twijfel en nakende onzekerheid.

Het pad van vooruitgang lijkt te kronkelen met “flinkse” afbuigingen naar rechtsere wegen. Aan de verleiding om het rechtsere centrum te veroveren kan niet altijd door iedereen worden weerstaan. De traditionele achterban, in die tijden verenigd in één partij, in één mutualiteit en in één rode vakvereniging was een standvastig gegeven. Vandaag is deze eenheid meer dan ooit versnipperd en lijkt ze te schommelen tussen verschillende politieke stromingen. Sommigen trokken naar extreem-linksere oorden, zoals de PVDA of naar gematigdere Groene terwijl anderen zich aangetrokken voelen tot het comfort van het veiligere centrum of erger, van uiterst rechts.

De recente “flinkse” of eerder “slinkse” uitspraken van Conner Rousseau, tot niet zo lang geleden de lang verwachte charismatische leider van Vooruit, hebben deze spanningen op de spits gedreven. De controversiële “zattemanspraat” en zijn bereidheid tot minder progressieve compromissen hebben twijfel en tweestrijd veroorzaakt binnen de socialistische gelederen. Traditionele socialisten zien dit als een soort verraad aan hun linkse wortels, terwijl anderen geloven dat het een noodzakelijke aanpassing was om relevant te blijven in een steeds rechtser wordende politieke omgeving.

Socialisme, ooit de enige beweging van de werkende klasse, sprak met een krachtige stem namens “de ontwaakte onderdrukten”. Nu lijkt het alsof alle rode hakken niet meer in het zand staan, met de neuzen gekeerd naar alle windrichtingen. De progressieve fundamenten zijn losser geworden, de lijn tussen ideologie en pragmatisme vager.

King Conner’s provocerende benadering weerspiegelde de lastige uitdaging van het socialisme in Vlaanderen, met als inzet vasthouden aan traditionele waarden en achterban of meegaan met de stroming naar het politieke rechtse centrum. Waar ergens zitten de grootste groeikansen?

1 mei is een hoogdag, maar ook een tijd van reflectie en bezinning. Zal Vooruit met Melissa voorop opnieuw een vuist kunnen maken voor rechtvaardigheid, gelijkheid, en solidariteit, of zal ze meegaan in de rechts georiënteerde politieke mengelmoes, waardoor de ideologische identiteit uiteindelijk zal worden opgeslokt door een rechtsere realiteit waarbij onhaalbare coalities en onmogelijke compromissen onvermijdelijk zijn?

Op 1 mei is het meer dan ooit vooruit of achteruit? Zegt u het maar!

Het stipje waar ik naar kijk

Bijna als gehypnotiseerd staar ik naar een nietig glinsterend stipje op het immens canvas. Dit stipje, op een vreemde manier zoveel groter dan het is en tegelijk zo onvoorstelbaar klein en nietig, heeft te maken met elke ziel die er ooit op heeft geleefd. Ik staar.

Elke emotie ooit gevoeld, elke droom ooit gedroomd, alles samengeperst op één lichtgevende pixel. Het is als een rondzwevend stofje dat slechts zichtbaar wordt in de lichtbundel van een cinemazaal als een film wordt geprojecteerd.

Dit stipje, mijn thuis, onze thuis, waar jij en ik vandaan komen, waarop elke mens, elke plant, elk dier en elk organisme dat ooit heeft bestaan, ooit heeft geleefd, zonder één enkele uitzondering ooit zal sterven. Ik staar.

In een flits, een bliksemschicht van gedachten duiken duizend beelden op als in een razendsnelle filmmontage. Het is als het afspelen van een vintage filmrol, waarin ouders hun kinderen omhelzen, waarin verliefde koppels elkaar kussen in een verlaten bos, waarin verheven wereldleiders onrechtmatig een troon opeisen.  Waarin wereldsterren, pop- en sportidolen hun succes vieren terwijl clochards in verlaten straten aan hun voeten liggen.

Geloof en religies, wetenschappen en ideologieën, alles passeert. Ook die onbegrijpelijke overtuigingen die fel met elkaar in conflict zijn waardoor individuen of groepen elkaar bekampen en ze zich ten opzichte van elkaar superieur wanen, met hoogmoed, ‘de waarheid’ of onoverwinnelijkheid als inzet.

Elk historisch figuur, of held of vergeten lafaard, elke heilige, slachtoffer of zondaar, elke oorlog, elk onrechtmatig veroverd gebied, alle vreugde, alle rampspoed, verdriet of schaamte, zitten bij elkaar gepakt op dat kleine puntje stof, zwevend ver op de achtergrond van een canvas.

Hoe verklaar je moordende oorlogen die wreedaardig worden uitgevochten tot eer en glorie van de ‘leiders’ die ze bevelen? Waarover gaat het? Over een fractie van een stip, een zandkorrel in een woestijn of een betwist grensgebied dat in het grotere geheel geen enkele betekenis heeft?

Te midden van deze wirwar van emoties en beelden, voel ik me een nietig figuurtje op een eindeloos groot podium, een acteur van een oud toneelstuk, verloren in de coulissen, terwijl het drama van de wereld zich voor mijn ogen ontvouwt op de uitgestrekte scène. Ik staar.

Mijn hoogmoed, aanstellerij en waan, alsof ik iemand speciaal zou zijn, alsof jij iemand speciaal zou zijn, worden helemaal opgeslokt door de omvang van het canvas en door alles wat het stipje vertegenwoordigt. Ik kom plotseling tot besef dat niets of niemand in die grote duisternis ook maar iets van betekenis voorstelt of me zal komen redden, geen buitenaards wezen, geen verheven ziel of verloren hart, geen afgoderij, geen hogere macht, niemand. Als ik wil leven, zal ik het zelf moeten doen. Het blauwe stipje is alles wat er is. Ik staar.

Het is 1994, en NASA’s ruimtesonde Voyager bevindt zich een eind van huis, zo’n 6,4 miljard kilometer om precies te zijn. Met een duizelingwekkende snelheid vliegt het richting de uitgang van ons zonnestelsel. De bestuurders van het tuig besluiten om, vanuit hun thuisbasis, de camera nog één laatste keer om te draaien, als een afscheidsgroet aan de kleine blauwe stip waarop alles wat ooit gebeurd is en ooit zal gebeuren, in al zijn grootsheid en kwetsbaarheid, samenkomt. Dat is het stipje waar ik naar staar.

Een moment zonder momentum

Ik hoorde vanmorgen het woord tijdens het scheren en was bang dat ik zou uitschieten met mijn scheermes.   Mijn tenen gingen krom staan en mijn maag kromp ineen tot een pijnlijk bolletje, een uitgelezen moment, het ‘momentum’ zeg maar, om in opstand te komen.

‘Momentum’, dat ergerlijke woord dat zich geruisloos een weg heeft gebaand in onze dagelijkse gesprekken, als een verwaande pauw die met zijn pluimen stoeft alsof hij een modeontwerper is en denkt dat hij op een catwalk staat. Telkens ik dat woord hoor, vooral dan in een context die niets te maken heeft met natuur- of wiskunde, twijfel ik aan onze beschaving. Er is wel meer waarom ik twijfel aan onze beschaving, laat daar geen twijfel over bestaan, maar dit terzijde.

Wat is er mis met een normaal woord zoals bijvoorbeeld ‘een kantelpunt’, ‘een gunstige omstandigheid’, of ‘een juist moment’? Is het echt nodig om in elk gesprek een onweerstaanbare drang te voelen om te willen klinken als een politicus die indruk wil maken tijdens een verkiezingscampagne?

Het stoort me vooral bij alledaagse dingen. Stel je voor: Ik sta me in de badkamer te scheren. Op de radio, die op de achtergrond speelt, spreekt iemand de gevleugelde woorden, mijn carrière bevindt zich nu in een ‘momentum’. Dan heb ik zin om te antwoorden. “Pardon, in een wat?” Ik zou verdorie zo maar kunnen uitschieten met mijn scheermes.  Misschien zou je beter normaal leren babbelen, zonder te doen alsof je een ruimteschip bent dat klaar is voor een lancering naar Mars.

Of erger, tijdens een voetbalwedstrijd, wanneer Filip Joos enthousiast roept dat Club Brugge in het ‘momentum’ zit.  Nee, Filip, ze hebben gewoon een pietgoal gescoord. Het is niet alsof een onzichtbare kracht hen plots in beweging heeft gebracht en dat die toevalligheid vanaf dan de hele kosmos beïnvloedt.

En het breidt uit als een virus. Eerst waren het zakenmensen, dan voetbalcommentatoren en trainers, nu verspreidt het zich als een pisbloem die ongestoord en snel mijn gazon overwoekert. Wie weet, verschijnt het binnenkort in recepten: “Voeg wat ‘momentum’ toe aan je stoofpot voor extra boost, je hebt dit nodig voor je dieet.” Nog even of ‘momentum’ wordt duur verkocht in potjes die voorzien zijn van een mooie slogan “Smeer elke morgen ‘momentum’. Wie heeft nog tijd om te wachten?”

Vraag me niet waarom ik van mensen die te pas en te onpas het woord ‘momentum’ gebruiken, vind dat het pretentieuze aanstellers zijn, ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat dat woord het voor mij nadien altijd verpest. Alle andere woorden raken dan niet meer voorbij mijn irritatiebarometer.

Ik was zo vrij om even kort als krachtig ‘het momentum’, onder de loep te nemen, even onbeduidend en nietszeggend, als lege kreet of hol cliché op exact dezelfde manier waarop het elke dag ongevraagd mijn trommelvlies doet trillen en mijn tenen doet krullen.

Zouden we toch niet beter van elk moment profiteren zonder dat verschrikkelijke ‘momentum.’ Er staat straks echt nog wel van alles te gebeuren, op het juiste moment. Het ‘momentum’, althans het woord, hebben we daarvoor niet vandoen.

Een weg die ik kwijt was

Begrijp me alstublieft niet verkeerd. Ik ben niet langer boos, niet meer opstandig. Ik kijk zelfs niet terug met een verwijtende blik. Maar je kan me niet langer klein houden of kwetsen want het maakt me helemaal niets meer uit wat je van me denkt. Niet dat ik je enig slecht toewens, dat doe ik niet. Trouwens, je kan me, mocht je dat willen, een schouderklopje geven voor mijn veerkracht, voor het traject van mijn herstel of voor die laatste poging die je ondernam om me hard te treffen maar daarin niet lukte.

Ooit was ik een schim, een omhulsel dat zich steeds opnieuw verloor in het gedruis van de menigte. Ik plooide naar de verwachtingen van anderen. Voor mezelf was ik een onoplosbare puzzel verpakt in een doos van jouw sterke wil en mijn beperkingen. Ik hield mezelf klein. Die tijd ligt achter mij. Nu ben ik meer, veel meer dan de som van mijn delen.

Je mag nog een poging doen om me te doorgronden of te veranderen. Je mag minachtend proberen om me met jouw etiketten en recepten te labelen, het zal niet lukken. Want ik ben niet te vatten in simpele definities, noch in wat jij van me denkt of van me verwacht. Dat heb ik over mezelf geleerd.

Je hebt trouwens geluk dat je me hier aantreft want ik ben echt kieskeurig geworden in gezelschap. Echt, laatste tijd kies ik het zorgvuldig uit en vertrouw daarbij op mijn gevoel. Naar een hogere status of naar vluchtige materiële dingen ben ik niet langer op zoek, wel naar diepere en authentieke verbindingen met mezelf en anderen die op een gelijkaardige manier naar de dingen kijken. Ik omring me daarbij met mensen die me verrijken, me inspireren om te groeien en me helpen om te evolueren tot de beste versie van mezelf. En geloof me, die mensen zijn heel erg zeldzaam.  Niet dat ik me schuchter verstop maar ik ben wel moeilijker te vinden, zeker als je me zoekt op de voor de hand liggende plaatsen die ik vroeger uitkoos.

Toen was ik een willoos voorwerp, een vormloos figuur dat altijd ergens in moest passen. Ik was een tweestapper die vooral geen aandacht besteedde aan wat hij zelf nodig had. Vandaag ben ik het tegenovergestelde, nu kies ik zelf de mensen uit die bij mij passen alvorens ze toe te laten in mijn wereld. Situaties die mijn stabiliteit bedreigen, vermijd ik. Noem me koppig, mysterieus, ongrijpbaar of egoïstisch als je wil, dat mag maar het bespaart mij wel een hoop gedoe, vooral met mezelf.

Langzaamaan word ik diegene die ik verkies om te zijn, met minder noodzaak naar bevestiging of kritische stemmen. Eindelijk ben ik mezelf aan het vinden. Ik zat diep vanbinnen verborgen in mezelf, op een weg die ik al heel lang kwijt was.

De waarheid schrijft zichzelf niet in de nacht

Het is lastig om me in deze toestand tot jou te richten.  Mijn pijnlijke schouder confronteert me namelijk bij elke beweging met de beperkingen ervan. Elke beweging, zelfs de simpelste handeling, neem nu het typen van deze intieme gedachte, is een pijnlijke uitdaging. Met slechts twee vingers navigeer ik traag en onhandig over het toetsenbord. Mijn pijnlijk lijf en mijn woorden lijken me in de steek te laten terwijl ze wanhopig proberen te beschrijven wat er gaande is.

Het is alsof mijn lichaam zich tegen me keert en tegen me samenspant, elke beweging, hoe minimaal ook, wordt een herinnering aan mijn kwetsbaarheid en aan mijn vergankelijkheid.

Woorden druppelen traag als een lekkende kraan maar ik weiger me over te geven aan de frustratie die me bedreigt. “Pijn is tijdelijk, slechts voorbijgaand”, prevel ik. “Het is slechts een donkere wolk die zal wegdrijven”.  Ondertussen zet ik mijn gedachten op papier, hetgeen ik altijd doe, vinger voor vinger, letter voor letter, tot mijn boodschap is overgebracht.

Pijn, is een eenzame strijd. Het is een gevecht dat ik voer met mezelf en met mijn eigen lichaam. Dus hier hang ik, mijn schouder stijf, gespannen en pijnlijk, maar met een vastberaden geest die onwankelbaar blijft. Ik kies ervoor te schrijven omdat praten nog moeilijker is.

Ken je die momenten waarop gesprekken moeilijk verlopen, waar verbinding ongrijpbaar of onmogelijk lijkt. Woorden en zinnen verdwalen dan in de leegte tussen jezelf en de ander, alsof er een onzichtbare barrière tussen zit en ondoordringbaar lijkt.

Ik ken ze maar al te goed. Dan voel ik me een vreemde in mijn eigen lichaam. Dan spreek ik woorden alsof ze van een vreemde zijn. Ik probeer ze wel te sturen of te vormen naar wat ik wil vertellen, maar ze blijven steken in de ether van onuitgesproken gedachten.

En dat, beste lezer is ook een eenzame strijd, een gevecht met mezelf en met de wereld om me heen. Ik stel me de vraag wat ik kan doen om tot hen door te dringen en kan achterhalen wat zich afspeelt achter de maskers die ze dragen.

Misschien ben ik niet gemaakt voor deze wereld van woorden, misschien is zwijgen beter en hou ik het liever stil. Misschien ben ik veroordeeld tot oppervlakkigheid, tot onbegrip en misverstanden.

Maar zelfs op mijn zwakst, met een pijnlijk lijf dat opspeelt en met woorden die verdwijnen in de nacht, blijf ik geloven dat ergens een waarheid wacht om gevonden te worden.

En daarom zal ik blijven schrijven, tot het zomeruur, tot het ochtendgloren en mijn pijnlijke schouder me dwingt om te stoppen. De waarheid schrijft zichzelf immers niet in de nacht!

Boodschap in een fles

De nacht, een oude vriend die me in zijn armen neemt en me streelt met zijn duisternis. Kaarslicht danst op de muur en werpt schaduwen die fluisterend door de kamer dwalen. Mijn laptop rust op mijn schoot en kijkt me aan met een vertrouwde blik. Zijn zachte gloed verlicht mijn gezicht terwijl ik mijn gedachten de vrije loop laat.

Ik ben alleen, zoals altijd in deze stille uren. Niet eenzaam maar alleen. De wereld slaapt en is gehuld in stilte en duisternis. In mijn binnenste stormt die eeuwige strijd tussen de drang om te schrijven en de vrees voor de leegte of de vergetelheid van het witte scherm.

Soms lijken woorden te vloeien als een wilde rivier, ontembaar en onvoorspelbaar. Ze stromen en vullen bladzijden met betekenis en leven. Op andere momenten voelt schrijven aan als trekken aan een oude muilezel, die koppig weigert een stap te zetten. Het is alsof mijn gedachten gevangen raken in een web van twijfel en melancholie, verstikt door de schaduwen van mijn eigen onzekerheid.

Toch moet ik schrijven, als een pelgrim die zijn weg zoekt in het donker. Misschien is het wel de enige manier om de storm in mijn ziel te bedwingen, om de chaos te ordenen en betekenis te vinden in de leegte. Misschien is het voor mij de enige manier om te overleven in deze wereld van lawaai en oppervlakkigheid.

Soms vraag ik me af waarom ik me blijf pijnigen en met woorden blijf vechten tegen die soms ondraaglijke lichtheid. Dan overvalt me het absurde idee dat mijn woorden misschien in staat zijn om afstanden te overbruggen, om de kloof te dichten die mij scheidt van mensen die onbereikbaar zijn geworden.

Ik stuur gedachten de wereld in, als boodschappen in een fles die ik in de oceaan werp, hopend dat ze ergens worden opgepikt, ergens worden begrepen. Misschien is het ijdele hoop om verbondenheid te zoeken in een wereld die steeds verder uit elkaar lijkt te vallen.

Maar toch blijf ik schrijven. Gewoon om woorden de wereld in te sturen, als een roep in de nacht, als een echo van verlangen die weerklinkt in de stilte. Misschien is dat mijn manier om ergens connectie met mijn wereld te blijven voelen, zelfs als die connectie alleen nog maar bestaat uit woorden in een nietszeggend verhaal.

Als het lente wordt

De lente breekt aan, maar ik voel geen vonk. De wereld bloeit langzaam open met een nieuw kleurenpalet.  De lucht ruikt al naar beloften van de lente maar ik zit verstrikt in twijfel die woekert als onkruid, verstikkend en onvermijdbaar. De natuur ontwaakt en mijn geest zit gehuld in een mistige twijfel, als een laatste restant van een winter die er nooit echt één is geweest. Ik twijfel.

Kwetsende kritieken en ongevraagde adviezen, beladen met verwachtingen zijn er genoeg. Ze voelen allemaal ongemakkelijk aan, niet zeker of ik ze nog wil dragen. De lente mag dan wel vernieuwing brengen, mijn denken, doen en laten, blijft verankerd aan oude lasten en aan vreemd aanvoelende gewoonten. Ik twijfel.

In een poging om de chaos van mijn ziel te temmen, probeer ik mijn innerlijke tweestrijd te vangen in woorden en zinnen, rauw en direct. Het resultaat is even schraal als mijn gazon. Het enige wat ik voel is een ongemakkelijke rust die ik niet ken, alsof de lente me uitdaagt om echt confrontatie aan te gaan, met mezelf en met de keuzes die voor me liggen. Ik twijfel.

Mijn blik dwaalt naar buiten, over mijn gazon en naar de bomen die erin staan. Ik staar verloren naar nieuwe grassprieten en naar ontluikende knoppen die de lente aankondigen. Terwijl ik vastzit in die eindeloze spiraal van overpeinzing verandert de wereld om me heen, met keuzes die doorheen mijn gedachten spoken, als schaduwen van onzekere beslissingen die ik moet nemen.  Ik twijfel.

Misschien is het tijd om de last van verwachtingen van anderen voorgoed van me af te schudden, om oude bladeren te laten vallen en nieuwe knoppen te laten groeien. Het is immers niet voor niets Lente. Ik twijfel.

Soms verlang ik ernaar te weten in welk verhaal ik me bevind en welke rol ik daarin speel. Om te weten hoeveel lentes er zich nog zullen aandienen.  Alleen, dat zal ik pas ontdekken als het voorgoed winter wordt en ik niet meer kan mijmeren over wat een nieuwe lente brengen zal.

Alleen ik weet dat straks alle onzekerheden zullen vervagen, als het echt lente wordt.

Eenogige monster, het zal je dag maar zijn

Facebook lijkt vandaag eerder op een slappe waslijn dan op een sociaal netwerk. Ik lees geen ‘lullige’ berichten, zie geen ‘keiharde’ uitspraken. Ik speur naar gedachten, ‘stijf als een plank’ maar vind er geen.  Het lijkt wel alsof de hele wereld collectief besloten heeft om de ‘Dag van de Erectie’ te begroeten met een heel ‘slap handje’ of met een ‘vluchtig vuistje’, terwijl je toch zou vermoeden dat iedereen vandaag zou struikelen over ‘keiharde’ grappen en zacht uitgesproken ‘stijve’ woorden, maar niks van dat hoor, nada!

Is het misschien omdat mannen vandaag geen erotische gedachten of dromen meer mogen koesteren, of nemen zij gewoon een beetje rust voor de storm van morgen? Morgen is het namelijk Internationale Vrouwendag en die belooft dan weer wel om als een tornado van feministisch-vrouw-vriendelijkheid over ons heen te razen!

Laat me mijn ‘staalharde’ grappen dan maar opsparen voor morgen. Tegen dan is mijn potlood geslepen, en ben ik helemaal voorbereid voor een spervuur van vrouwvriendelijke humor. Want laat me eerlijk zijn, vrouwen mogen ook in de spotlights. Ze verdienen namelijk evenveel aandacht voor hun internationale feestdag als mannen voor die van hen. Gelijke grappen voor gelijke dagen, dat staat als een ‘paal’ boven water, toch?

Morgen dus, en ja ik kan nog wel een dagje wachten. Dan hijs ik een witte vlag in mijn ‘mast’ en vieren we samen mijn ‘opgerichte trots’ die ervoor zal zorgen dat elke vrouw dezelfde ‘rechtopstaande aandacht’ zal krijgen die wij vandaag ‘hard’ verdienen maar niet ontvangen. Wie durft nog te beweren dat ik niet vrouwvriendelijk kan zijn?

Morgen trek ik humor uit de kast. Bereid je dus maar voor op een reeks vrouwvriendelijke jokes die ‘hard’ in het kruis zullen treffen en nog ‘harder’ zullen binnenkomen dan de ‘stijve’ wind die vandaag door onze mannelijke onderbroeken blaast.

Beloofd is beloofd, morgen dus. Dan zal ik Facebook even hard laten sidderen onder de kracht en het toeziende oog van mijn ‘rechtopstaand’, eenogig monster omdat hij vandaag zo ‘hard’ genegeerd werd.

Stof

Stof dwarrelt neer en legt een schaduw op mijn herinneringen. Kleine dingen verraden dat. Ik merk het elke dag. Herinneringen, kostbaar en ogenschijnlijk voor altijd, verdwijnen langzaam als de tijd zelf. Vorige week nog overviel me de overmoedige impuls om bepaalde herinneringen voorgoed te willen afsluiten, misschien om ze zelfs voor altijd te wissen, als grote kuis van mijn geheugen.

Een overbodige bezigheid zo blijkt want sommige herinneringen verdwijnen vanzelf, zonder er inspanning voor te hoeven doen. Ze raken haast automatisch verborgen in een geheugen dat te klein wordt om er alles in op te slaan. Met elke nieuwe neerdwarrelend stofdeeltje raakt alles meer en meer bedolven in het geheugen van een tijdscapsule die aan het leven voorbijflitst.

Verbleekte beelden raken verstrikt in een spinnenweb van vervlogen momenten. Ik wil ze vasthouden, niet dat ze vervagen, zelfs de pijnlijke niet. Ook zij verdienen een plek in het archief van mijn verleden.

Maandenlang probeerde ik het te negeren. Geen gesprekken, geen zoektochten. Niet in berichten, niet tussen foto’s, niet in oneindige mogelijkheden van het internet. Ik verbande je naam en verbood me zelfs om hem te denken, niet omdat je me niet meer interesseert, maar vooral omdat het moeilijk was en dat soms nog altijd is. Je smeet onvoorwaardelijke vriendschap zomaar weg als afgedragen schoenen die je niet langer wilde dragen!

Ik heb niet de illusie te geloven dat ik je ooit volledig zal kunnen loslaten. Het idee alleen al lijkt gruwelijk. Onuitgesproken zaken die je uit jouw leven hebt verbannen kregen nooit een plaats, zelfs niet nu, na al die tijd. Ik weet gewoonweg niet wat er allemaal gebeurd is om zo’n afkeer bij je op te roepen, genoeg om me te doen alsof ik niet meer besta.

Maar ik vergeef je. Meer nog, ik vergeef je elke dag. Ik doe het ’s morgens en ’s avonds, bewust. Soms kost het me meer moeite dan op andere dagen, daar hoef ik niet flauw over te doen. Het is mijn manier om jou elke dag een beetje minder aanwezig te maken in mijn leven, een beetje minder belangrijk.

Misschien gaat loslaten wel over het loslaten van de hoop op een ander verleden. Ik probeer dat wel te hopen maar het is onmogelijk. Het verleden kan ik niet veranderen, hoogstens kan ik proberen er een andere betekenis aan te geven, in de hoop dat die belangrijker wordt.

Toch vergeef ik je. Voor al wat je nooit zei maar wel had moeten doen. Voor alles wat je verzweeg, maar me op jouw manier wel kwalijk nam. Voor elke dank u zonder het echt te menen. Voor het stilzwijgen. Voor hoe je me liet geloven dat ik minder ben dan wie ik werkelijk ben. Voor de boosheid maar vooral toch voor de soms onverdraagzame eenzaamheid.

Ik vergeef je, dag na dag en elke dag opnieuw, ik zal het zolang doen tot de dag komt dat je zo ver in de schaduwen van mijn herinneringen verdwenen bent dat ik dat zelfs niet meer hoef te doen.

Ik geloof zelfs dat ik het was

En wat dan nog, wat ben je met mensen die de dingen niet los kunnen laten. Wat maakt het uit, dat eindeloze staren naar iets wat ooit was? Alles is vergankelijk, niets vanzelfsprekend. Als iets verdwijnt is het voorgoed weg en voorbij. Punt. Geef er geen betekenis aan en laat het los, zonder er verder nog aandacht aan te schenken.

Troost jezelf zonder zelfbeklag of zwaarmoedige emoties die nooit vaste grond zullen vinden. Eens je zover bent, twijfel dan niet. Verzamel geen ‘oude meubelen’ maar wees vastberaden en blijf bij je besluit. Mocht je twijfelen, kan deze zekere gedachte je misschien helpen, ‘Nooit zal je hetzelfde terugvinden van wat je hebt achtergelaten of bent kwijtgespeeld.’

Alles en iedereen verandert. Ik verander, het leven zelf verandert. Altijd is er wel iets nieuws te vinden, iets nieuws te ontdekken. Alleen, van zodra je denkt dat je iemand of iets gevonden hebt om voor altijd bij je te hebben, ben je het voorgoed kwijt of is het al veranderd.

Ik zou voor de stelregel moeten durven kiezen om nooit ergens nog spijt van te hebben en nooit meer achterom te kijken.

Voor iemand die tracht te leven zoals ik, is spijt namelijk tijdverspilling maar vooral een verspilling van energie, energie die ik nodig heb om nuttige dingen te doen. Ik kan het me niet langer veroorloven om er mezelf aan over te geven. Mijn gegeven tijd is te kort geworden. Ik mag niet langer leven als een teerling waarmee anderen kunnen bepalen hoe en wanneer er zich mee te amuseren.

Spijt is abstract. Ik kan er zelfs geen vorm aan geven. Feitelijk kan ik er niks mee aanvangen. Spijt of zelfbeklag (is dat geen variante van hetzelfde), is een meedogenloze draaikolk die me opzuigt om erin te zwelgen en rond te draaien en dat zo lang vol te houden tot ik tot niks anders meer in staat ben, om er uiteindelijk helemaal in te verdwijnen.

Al de tijd dat ik dit tekstje zat neer te schrijven was mijn andere ik in het duister van mijn hoofd aan het ijsberen om me op andere gedachten proberen te brengen. Hij liep alsmaar heen en weer te lopen en ging maar pas weg van het moment nadat ik deze gedachte begon te analyseren om ze los te kunnen laten. Hij vertrok, haastig en verward, maar ook een beetje verdwaald en tegelijk opgelucht omdat hij eindelijk vertrouwde stemmen meende te horen.

Ben jij het die ik hoor, riep hij?

Op dat eigenste ogenblik durfde ik zelfs te geloven dat ik het was.

Aan naakte lijven geen gebrek

Ik drijf op mijn rug in het koude water. Gedachten dobberen mee. Doorheen de spoeling van het frisse water hoor ik zachtjes het geluid van een zucht. Is het een zucht van tevredenheid of is het een hunkering van een dieper, onuitgesproken verlangen? Of is het iets anders? Ben ik het zelf? Even leek het alsof de Alpen zelf onhoorbaar fluisterden. En ik, verborgen in mijn gedachten kan niet anders doen dan aandachtig luisteren naar hun mysterieuze, verborgen boodschap.

De spa-gasten om me heen hebben helemaal geen aandacht voor mij en nog minder voor mijn naakte, uitgezakte lijf. Ze lijken zich ook niet te storen aan mijn wegdrijvende gedachten. Hun langzaam uitdijende lijven zijn ook uitgezakt, sommige zelfs nog dieper dan dat van mij. Mij stoort het niet.  Hen lijkt het ook niet te deren. Zij genieten gewoon van de warmte, de rust en mogelijks van elkaars gezelschap.

Saunadampen stijgen op uit het koude water. Te midden van deze hedonistische enclave probeer ik te ontspannen. Het geluid van het ruisende water vult mijn oren, en ik sluit mijn ogen, weg van de wereld en zijn eindeloze stroom verplichtingen.

De tijd vertraagt voelbaar, en willoos dwalen mijn gedachten af naar rustigere wegen.

In deze ijle lucht van de Alpen, omringd door besneeuwde bergtoppen en serene stilte, zit ik te midden van naakte lichamen die ook proberen te ontsnappen aan hun dagelijkse drukte. Elke gast geeft zichzelf in meer dan één opzicht bloot. Spreken hoeven ze daarvoor niet te doen.  Terwijl mijn blik over de sneeuwwitte landschappen dwaalt, laat ik mijn gedachten mee verdwalen. Ze zijn vele malen sterker dan mijn weerstand om me ertegen te verzetten. Willoos laat ik me meevoeren in de absurde complexiteit van naakte lijven en in de onzin van Valentijn.

Valentijnsdag, de dag van rozen, hartjes en chocolade, lijkt hier ver weg. Toch, zelfs in deze afgelegen oase van rust kan ik de absurde gedachten mijn geest niet doen verlaten. Terwijl ik de omgeving in me opneem, kijk ik naar beschaamde, naakte lijven die, net als ik, proberen te ontsnappen aan de waan van de gewone dagen.

In de ogen van de spa-gasten zie ik een mix van diepe ontspanning en van nog diepere reflectie, alsof ze zich ook afvragen of de liefde werkelijk zo ingewikkeld moet zijn en of Valentijnsdag daar een antwoord op heeft.

Mogelijks vragen de vrouwelijke gasten zich af, of hun lijf nog in dat niets verhullende rode, kanten korset past dat vorig jaar al benepen zat. Weten zij veel dat rode niemendalletjes waarin ze er voordeliger trachten uit te zien, hun lieftallige mannen geen bal kan schelen. Zij blijven immers altijd doelgericht, zelfs zonder rode lapjes stof die in hun ogen maar één doel hebben, ‘interessante essentie verbergen of ze er interessanter laten uitzien’. Ik kan een glimlach maar moeilijk onderdrukken temeer omdat die uitgezakte mannenlijven veel beter een rood lapje stof zouden kunnen verdragen om er de ongenadige onvolmaaktheden van de natuur mee te camoufleren.

Misschien is Valentijn in een sauna wel net zo bizar als dit verhaal.

De beschaamde naakte lijven hebben allemaal een eigen verhaal dat ze door de band genomen verborgen houden. Nu lijken ze elk in een eigen strijd verwikkeld, met de liefde, met betekenis of met een vetrolletje dat in de weg zit. Misschien, kom ik er te midden van deze rust achter dat liefde, Valentijn, naakte lijven, net als de Alpen, iets is dat ik nooit volledig zal begrijpen.

Ik kan het maar proberen, ik heb nog 4 dagen, aan naakte lijven en bergen geen gebrek.

Spreek voordat ik helemaal stil word

Een koude, onheilspellende stilte heeft zich tussen ons vastgezet als een donkere winternacht zonder sterren. De dag sleept zich voort, als een monotone aaneenschakeling van zinloze momenten die nergens naartoe leiden. ‘Wanhoop fluistert in de stilte’, zegt men. Het lijkt wel een onhoorbare schreeuw.

Als een blinde tast ik in het duister, met handen voor me uit, paniekerig zoekend naar betekenis in een steeds kleiner wordende wereld die alleen nog lijkt te zwijgen. Alles en iedereen zwijgt of spreekt een taal die ik niet meer begrijp.

Twijfels sluiten zich als een wurgende greep rond mijn geest waarin het akelig gefluister weerklinkt van mensen die met belangrijke dingen lijken bezig te zijn.  Ik ben niet zeker of ze me achtervolgen, of ze iets van mij verwachten. Opgejaagd in dit doolhof van twijfels, zoek ik vergeefs naar een uitweg. Ik vind hem niet.

Stilte is een kille gevangenis die onuitgesproken verlangens en verborgen angsten versterkt. Vertel dus maar wat je wil. Praat met mij en doe het met aandacht. Puzzel je gedachten door elkaar en breng ze in beweging maar zeg me niet steeds wat ik moet doen. Bekijk de ongemakkelijke waarheid en vertel over jezelf.  Verklap je dromen, zelfs al heb je er maar één. Waaraan denk je? Vertel het me als je durft. Voor het te laat is.

Geef me een keuze en geef jezelf een kans om te praten. Doe het voor je weggaat.  Zeg wat je wil. Doe het want al wat je verzwijgt heeft geen schijn van kans.  Een droom die alleen maar een droom blijft is een leugen. Dus, spreek en zeg wat je te zeggen hebt, zonder me te sparen. Geen gemakkelijke deal, geen misplaatste (on)schuld.

Maar, gijzel me niet met jou stilzwijgen. Neem me helemaal. Doe het niet half of alleen met de stukken die bij je passen, of laat me los. Het niemandsland dat onuitgesproken dromen onderdrukt en de dunnen grenzen tussen haat, liefde en onverschilligheid bepaalt is een hele griezelige plek.

Woorden die alles vertellen bestaan niet, toch kunnen zij alleen de barrières doorbreken die de stilte heeft opgetrokken. Ze geven betekenis aan momenten die anders voor altijd verloren zouden gaan.  Dus, doe maar. Gebruik de woorden die je hebt, ook al passen ze niet en zitten ze vol schaamte, verontschuldigingen of verwijten en puilen ze uit met (on)schuld of paniek.

Praat met mij vooraleer ik ook helemaal stil word!

Een decennium lang, geen druppel, ongeacht de omstandigheden.

Misschien speel je zelf met het idee om het in februari een maandlang droog te houden. Tournee Minérale, je weet wel. Geen slecht idee!  Misschien is een maand geen alcohol drinken zelfs een goede manier om te onderzoeken welke relatie jij met jouw favoriete drankje bent aangegaan en of die nog gezond is of eerder toxisch.

Zelf was ik een problematische drinker. Ik had geen reden nodig. Elke gelegenheid was er één om te drinken en om veel te veel te drinken, al was ik me daar lang niet altijd van bewust. Waarschijnlijker is wellicht dat ik het niet aan mezelf durfde toegeven. Die tweestrijd heeft me veel gekost. Mijn drooglegging duurt nu al ruim tien jaar en voelt al een hele tijd vertrouwd. Hoe ik me ook voel, vrolijk, bedroefd, opgejaagd of kalm, een decennium lang heb ik mijn lever gespaard, een leven kreeg ik ervoor in de plaats.

Misschien denk je dat mensen die niet of nauwelijks drinken niet echt bestaan. Ze zijn er wel degelijk. Sommigen kiezen ervoor, louter uit principe of omdat ze niet van de bitterheid houden. Anderen, omdat ze te lang en te diep in het glas hebben gekeken waardoor ze niet meer kunnen weerstaan aan de constante verleiding. Ikzelf behoorde tot die laatste groep. Er zijn er ook die gestopt zijn uit noodzaak, om hun relatie te redden, om hun job te behouden of op aandringen van hun arts voor gezondheidsredenen. Nog anderen zijn gestopt met drinken omdat ze al dood zijn of simpelweg omdat ze gestopt zijn met echt te leven en echt te voelen.

En dan heb je mensen die wel drinken. Ze doen dat ook om verschillende redenen. In de eerste plaats omdat ze het kunnen of omdat ze het gezellig en lekker vinden. Niks mis mee! Er zijn er echter ook die drinken zonder reden. Ze doen het louter uit gewoonte, om erbij te horen, of simpelweg omdat ze denken dat het erbij hoort om erbij te horen. Er zijn er ook die het heel bewust doen als vlucht van zichzelf of om het leven zelf te verdoven.

Dat risico bestaat en is niet gering, zeker als je te dikwijls en te veel drinkt of wanneer dat onschuldige “glaasje” cava ongemerkt deel is gaan uitmaken van je dagelijks dieet en het elke dag een lege fles wordt. Voor mij doet iedereen wat hij wil maar persoonlijk doe ik het al eventjes op een andere manier. Je kan in februari uitzoeken of het iets voor jou kan zijn. Als je dat voor jezelf niet de beste keuze vindt, is dat ook ok.

Drinken of niet drinken is een vraag die ik mezelf niet meer hoef te stellen. Ik blijf achter mijn keuze staan, hoewel dat in het begin moeilijker was dan ik het nu laat uitschijnen. Stoppen met drinken is zonder enige twijfel het moeilijkste wat ik ooit heb gedaan.  Soms was er twijfel en dat was lastig. Af en toe is het dat nog, want dat duiveltje op mijn schouder is niet weg, alleen ik gun hem mijn aandacht niet.  Ik laat hem links liggen.  Dan verdwijnt hij vanzelf, met zijn pijlstaart tussen zijn poten, want hij haat het wanneer hij genegeerd wordt en ik het gevecht met hem niet meer aanga. Ik blijf uit zijn arena. Hij krijgt de overwinning zonder gevecht. Ik gun ze hem van harte.

In die tien jaar is er veel veranderd. Ik ben veranderd, leef bewuster, ben minder cynisch en geef opnieuw om mezelf. Niet uit egoïsme maar uit noodzaak en uit zelfbehoud.  Als ik goed voor mezelf zorg, ben ik geen last voor anderen.

Oude ‘vrienden’ vinden me soms saai. Ze denken dan dat ik als een kluizenaar leef omdat ik niet meer aan de toog hang waar we elkaar vroeger dagelijks ontmoetten. Soms vind ik dat jammer, maar die gedachte verdwijnt snel omdat ik nu besef dat de pint onze enige gemeenschappelijke vriend was die ons aan elkaar verbond. Die bemoeizieke oude vriend ben ik kwijtgespeeld. Hij is dood en begraven. Ik mis hem niet.

Soms wordt het nog wel donker.  Dan voel ik me bedrogen door mijn keuze en te kort gedaan door het verleden, omdat die ogenschijnlijk gemakkelijke vluchtroute er niet meer is. Op zulke momenten neem ik een bewuste pauze. Dan inspecteer ik mezelf helder en eerlijk en denk ik na over mijn volgende stap. Op zulke momenten durf ik te verdwijnen in mezelf of in een rustig bos om daar rust te vinden zonder gedoe. Kunnen beslissen zonder te moeten vluchten in iemand die ik niet ben, is me zoveel waard. Ik ben er trots op, maar ben ook nederig en bedachtzaam. In mijn leven schijnt af en toe de zon, en daar ben ik dankbaar voor.

Niet meer hoeven te drinken doet iets met een mens. Het heeft iets met mij gedaan!

Wijsheid en ervaring geruild voor liefde

Januari schemert vaag en kleurt grijs en grauw.  Gedachten dolen door doodlopende gangen van de tijd als een verdwaalde reiziger in een onherbergzame stad. Ik slenter doorheen ondergesneeuwde straten. Ze zijn allemaal doordrenkt met herinneringen. In die uithoeken van smalle steegjes liggen oude bekenden op de loer. Af en toe treden ze naar voren om hun ware gelaat te tonen, een keer als anonieme getuige van de liefde, dan weer als deelgenoot van een gemiste kans of met een gezicht van zwakte of kwetsbaarheid.

De grijze lucht weerspiegelt mijn innerlijke wereld en de melancholie die zich in mijn ziel nestelt. Januari schrijdt langzaam voort alsof ze koppig plaats weigert te maken voor een nieuwe maand. Korte dagen leggen een zacht deken over mijn gedachten en over de schaduwen van het verleden. De donkere plekken vermengen zich met stille echo’s van ongekende vooruitzichten. Dagen als deze, waarin gepieker me dwingt om niets te doen worden paradoxaal genoeg dagen waarop ik het actiefste lijk. Ik ben moe maar al mijn zintuigen staan op scherp.

Doorheen donkere stegen dwalen mijn gedachten af. Ze leiden me naar gevaarlijk ogende plaatsen. Op een muur lees ik, “Wat is liefde?”  Is het de eenzaamheid van de ene die de onzekerheid van de andere in standhoudt? Is er plaats voor verlangen, als die alleen maar kortstondig in de golven van de oceaan kan schuilen zonder er een definitieve verblijfplaats in te vinden? De liefde blijft ongrijpbaar en vluchtig als kwikzilver. Of is het toch een virus dat zich in fasen ontwikkelt om te eindigen in een ramp?

Liefde begint vaak als een angstige zoektocht naar het onvindbare, zoals zoeken naar land in de mist van de zee met een kustlijn die onzichtbaar blijft voor het blote oog. De angst om de ware liefde niet te vinden wordt een vrees dat het echte leven verbergt.

Eens de liefde heeft toegeslagen, wordt die vrees een constante dreiging. Een paniekaanval om diegene te verliezen die je gevonden hebt. Je loop het risico om een stuurloos schip te worden dat zich te midden in die oceaan bevindt met een kompas dat alle richtingen tegelijk aangeeft.

In de laatste fase van liefde, wanneer gloed en passie vervagen, of de andere verdwenen is resteert slechts leegte, met een nihilisme zo diep als een oceaan waarin zelfs een ziel kan verdwijnen. Alles-beloofde liefde is dan slechts een verzameling van mooie momenten die zich net afgespeeld hebben voor de ramp. Het schip is gezonken. Zij klampt zich vast aan een stuk drijfhout, hij zinkt naar de bodem van de oceaan.

Mijn leven, een roman geschreven in de taal van de liefde is een dik boek met pagina’s vol vreugde en plezier, verdriet, verwarring en verlies. Gemis en gemijmer zijn de pasmunt die ik betaal voor de wijsheid die ik vergaar en die zich blijft ontvouwen in de chaos van het onbekende.

Liefde kent uiteindelijk nooit een happy-ending maar het is wel het enige dat het leven zijn betekenis en glans geeft. Wijsheid door ervaring, in ruil voor liefde!

Vandaag is het blauwe maandag, de enige dag van het jaar dus waarop deprimerende gedachten als deze een vrije uitloop mogen krijgen. Gelukkig is het maar blauwe maandag!