Categorie: Vriendschap

Kruispunten van hoop

Schuchter verjaagt de ochtendzon een duisternis die het deze nacht nooit is geweest. In de schemerige hoeken van mijn gedachten, waar onverwachte herinneringen dansen als paarse schimmen in het noorderlicht, hou ik halt op de kruispunten van mijn leven.

Deze nostalgische mijmering voelt aan alsof ik op verweerde boswegjes loop die overwoekerd zijn met alle keuzes die ik ooit maakte en met diegene die ik vermeed. In elke stap hoor ik de echo van mijn verleden, als ondefinieerbaar ballast dat ik meezeul, een onuitwisbare stempel op mijn ziel.

Ik herinner me vaag die bewuste nacht. Die nacht dat ik de leegte van mijn ziel voorgoed probeerde te vullen met de vloeibare troost van de fles? Dat ene moment dat mijn leven door mijn vingers leek te vloeien als zand in een dichtgeknepen vuist, en ik die wanhopig de tijd probeerde te stoppen door hem te verdoven. Op dat kruispunt stond ik, wankelend en laverend tussen gitzwarte duisternis en het vage licht van hoop. Hoe gemakkelijk zou het zijn geweest, om te kiezen voor de weg van de minste weerstand en mezelf kwijt te spelen in de mist van mijn ondergang.

Maar ik deed het niet. Ergens, diep vanbinnen, fluisterde een onbekende stem van verzet. Een stem die smeekte om gehoord te worden, te midden van het lawaai van mijn zelfvernietiging. Ze kreeg de volle aandacht. Het was alsof mijn hele lijf dat laatste sprankeltje hoop vastgreep, als een verloren liefde die smeekt om vergeving.  Op dat kruispunt nam ik met bevende handen en een hart dat bijna brak van angst, aarzelend en voorzichtig een eerste stap op het pad van mijn herstel.

Neem het van me aan, het was geen gemakkelijke keuze, het was de moeilijkste die ik ooit nam. Elke dag was een gevecht, een strijd tussen het verlangen naar verlossing en de lokroep van de duisternis. Maar langzaam, heel langzaam, begon ik de schoonheid te zien in de worsteling.  Nu lijk ik eindelijk ontwaakt uit een lange verwarde droom. Nu pas bekijk ik de wereld om me heen voorzichtig met nieuwe ogen.

Ik kijk naar het leven alsof ik me in het lichaam van een dode vriend bevind. De afwezigheid laat een leegte achter die ik nooit zal begrijpen, een leegte die nooit meer helemaal gevuld kan worden. Het is een pijn die als een schaduw over mijn dagen zal blijven hangen. En toch, te midden van dat gemis en verdriet, ontdek ik een nieuwe, ietwat vreemde soort dankbaarheid. Ik heb geleerd te waarderen wat ik heb en elke beperking te aanvaarden alsof ze er niet is. Ik leer elke dag te leven en elk moment te koesteren alsof het mijn laatste is.

En nu, sta ik hier, bijna elf jaar nuchter, en laat de kruispunten uit het verleden achter me als herinneringen die langzaam vervagen. Ik kan niet zeggen dat ik nooit twijfel, dat ik nooit wil dat ik andere keuzes had gemaakt. Maar elke misstap, elke val, elke traan en elke lach, elke breuk en elke scheur hebben me gebracht naar de plek waarop ik me vandaag bevind. En hoewel de wegen en de keuzes nog steeds onzeker zijn, voel ik een vreemde rust. Dit plekje is eindelijk van mij en het is van mij alleen.

En nee en voor alle duidelijkheid, ik begrijp nog steeds niks van het leven. Met die twijfel stel ik me de vraag of mijn woorden ertoe doen, of mijn verhalen verschil maken. Dan denk ik aan diegenen die nog steeds worstelen en op zoek zijn naar een lichtpuntje in hun duisternis.

Dan weet ik dat zelfs wanneer mijn pen aarzelt, mijn stem nog steeds haar weg zal vinden en mijn woorden kunnen gelezen worden, al is het maar door een eenzame ziel, iemand die net als ik twijfelt of door iemand die nood heeft aan een lichtpunt in de verte.

Misschien mag ik hem of haar die hoop niet ontzeggen?

Stof

Stof dwarrelt neer en legt een schaduw op mijn herinneringen. Kleine dingen verraden dat. Ik merk het elke dag. Herinneringen, kostbaar en ogenschijnlijk voor altijd, verdwijnen langzaam als de tijd zelf. Vorige week nog overviel me de overmoedige impuls om bepaalde herinneringen voorgoed te willen afsluiten, misschien om ze zelfs voor altijd te wissen, als grote kuis van mijn geheugen.

Een overbodige bezigheid zo blijkt want sommige herinneringen verdwijnen vanzelf, zonder er inspanning voor te hoeven doen. Ze raken haast automatisch verborgen in een geheugen dat te klein wordt om er alles in op te slaan. Met elke nieuwe neerdwarrelend stofdeeltje raakt alles meer en meer bedolven in het geheugen van een tijdscapsule die aan het leven voorbijflitst.

Verbleekte beelden raken verstrikt in een spinnenweb van vervlogen momenten. Ik wil ze vasthouden, niet dat ze vervagen, zelfs de pijnlijke niet. Ook zij verdienen een plek in het archief van mijn verleden.

Maandenlang probeerde ik het te negeren. Geen gesprekken, geen zoektochten. Niet in berichten, niet tussen foto’s, niet in oneindige mogelijkheden van het internet. Ik verbande je naam en verbood me zelfs om hem te denken, niet omdat je me niet meer interesseert, maar vooral omdat het moeilijk was en dat soms nog altijd is. Je smeet onvoorwaardelijke vriendschap zomaar weg als afgedragen schoenen die je niet langer wilde dragen!

Ik heb niet de illusie te geloven dat ik je ooit volledig zal kunnen loslaten. Het idee alleen al lijkt gruwelijk. Onuitgesproken zaken die je uit jouw leven hebt verbannen kregen nooit een plaats, zelfs niet nu, na al die tijd. Ik weet gewoonweg niet wat er allemaal gebeurd is om zo’n afkeer bij je op te roepen, genoeg om me te doen alsof ik niet meer besta.

Maar ik vergeef je. Meer nog, ik vergeef je elke dag. Ik doe het ’s morgens en ’s avonds, bewust. Soms kost het me meer moeite dan op andere dagen, daar hoef ik niet flauw over te doen. Het is mijn manier om jou elke dag een beetje minder aanwezig te maken in mijn leven, een beetje minder belangrijk.

Misschien gaat loslaten wel over het loslaten van de hoop op een ander verleden. Ik probeer dat wel te hopen maar het is onmogelijk. Het verleden kan ik niet veranderen, hoogstens kan ik proberen er een andere betekenis aan te geven, in de hoop dat die belangrijker wordt.

Toch vergeef ik je. Voor al wat je nooit zei maar wel had moeten doen. Voor alles wat je verzweeg, maar me op jouw manier wel kwalijk nam. Voor elke dank u zonder het echt te menen. Voor het stilzwijgen. Voor hoe je me liet geloven dat ik minder ben dan wie ik werkelijk ben. Voor de boosheid maar vooral toch voor de soms onverdraagzame eenzaamheid.

Ik vergeef je, dag na dag en elke dag opnieuw, ik zal het zolang doen tot de dag komt dat je zo ver in de schaduwen van mijn herinneringen verdwenen bent dat ik dat zelfs niet meer hoef te doen.

Vroege Nieuwjaarsbrief

Met jou in gedachten en met de nacht als toeschouwer werp ik een blik terug op een jaar dat alweer bijna achter ons ligt. Omdat een nieuwjaarsbrief nu eenmaal moet geschreven worden, bevind ik me achter mijn computer, mijn favoriete plek, dat weet jij.  Ik ben misschien te vroeg maar zeker niet gehaast, dat weet jij ook.

In deze tijd van vluchtige Instagram- en Tik-Tokreels vind je het misschien raar, melig of ouderwets om een nieuwjaarsbrief te krijgen, voor mij heeft het iets authentieks en persoonlijk. Als je wil kan je even gaan zitten en wat tijd nemen om hem te lezen, maar voel je niet verplicht. Het zijn maar een paar gedachten die ik met je wil delen.

Door te kiezen voor een juiste letterkeuze en een passende uitlijning kan ik deze nieuwjaarsbrief voor jou een mooie, grafisch verantwoorde bladspiegel geven. Met één enkel commando kan ik hoofd- in kleine letters veranderen, ze groter of kleiner maken of ze een gracieuze buiging geven.  Met spellingscontrole kan ik storende fouten verbeteren. Ik kan helemaal zelf de onderwerpen bepalen waar ik het met jou wil over hebben. Maak ik een fout of heb ik een nuance gemist, kan ik met de undo-knop slecht geschreven zinnen wissen en met redo krijgen uitgewiste alinea’s een herkansing. Door te klikken op die magische knoppen wordt alles weer juist, zoals ik het initieel bedoelde. Het abnormale wordt dan weer helemaal normaal, zoals het voorheen was. Zoals het was voor ik met mijn blunders begon.

We kunnen ons allemaal en zonder dat het enige moeite kost, gezichten voor de ogen toveren die in het tumult van het voorbije jaar hevig naar zulke ongedaan-maak-functie zouden hebben verlangd. Om er een paar te noemen.

In dit leuke land kregen we ongevraagd maar niet helemaal onverwacht de racistische en seksistische zattemans-klap van Conner Rousseau geserveerd. We werden getuige van valse akkoorden van ‘luchtgitarist’ Van Quickenborne die na een feestje thuis, met de flieter in aanslag, zijn ‘gitaarsolo’ wel heel dicht tegen een politiecombi hield.  Er waren de Chinese Vlaams Belang connecties van de Broers Creyelman waarbij minstens één ervan zich, al dan niet met medeweten van de partijtop, gul liet omkopen nadat China hem meer dan drie jaar als informant had gebruikt. We hadden terecht aftredende en onterecht niet-aftredende ministers en dan moest the last drup in the emmer who is totally full, van oppertoetermans Francken de revue nog passeren.

Verder van huis werd de aarde met elke nieuwe dag nog warmer dan ze al was. Want in Gaza voert Israël zijn meest vernietigende oorlog uit en in Oekraïne viert het geweld voor het tweede jaar hoogtij, beiden verstrikt in schijnbaar onoplosbare conflicten.

Kortom, opnieuw gebeurden er het voorbije jaar zoveel onbegrijpelijke, schandalige, gewelddadige of onvoorspelbare dingen die tot zulke reusachtige maatschappelijke ergernissen hebben geleid dat een spijt/undo-functie voor een aantal heethoofden wel handig ware geweest. Ik ga ze niet allemaal opsommen, de lijst is te lang.

Helaas, met die ongedaan-maak-knop van het leven kan ik hen niet helpen. Die knoppen kan ik niet wensen, ze zijn namelijk nog niet uitgevonden en het blijft een gevaarlijke vraag of dat met hun agenda’s wel wenselijk zou zijn. Voor sommige onder hen heeft ongedaan maken van fouten trouwens al lang alle limieten bereikt. Zij zouden beter heel stilletjes blijven zitten tot ze helemaal geschoren kunnen worden, om dan voor altijd te verdwijnen.

Een wens heb ik voor hen, dat ze hevig verlangen naar die undo-knop die hen een gerust geweten kan geven, naar verlangen op die ene onbestaande kans om alles recht te zetten, om het leed weg te nemen en goed te maken of terug te betalen wat door hun wangedrag werd aangericht. Op dezelfde manier zoals de woorden en de zinnen op dit scherm kunnen gevormd en herschreven worden met slechts één toetsaanslag.

Maar dat geldt niet voor jou. Mijn wensen voor jou zijn zachtaardiger. Van mij krijg je wel gratis en voor niets alle redo-opties cadeau om al datgene te herbeleven wat je het voorbije jaar plezier, liefde en voldoening heeft verschaft. Van mij krijg je ook mildheid voor jezelf en verdraagzaamheid voor anderen cadeau. In een pakje dat netjes in een mooi papiertje werd ingepakt en voor de rest gevuld is met geduld en liefde, met aandacht en met zorg voor jezelf en voor elkaar.

Dat is wat ik je wens.

Een merel met een levensles

“Tijd druppelt langzaam weg als regendruppels op het vensterglas”, zeg ik stilletjes in mijn hoofd tegen iemand van de aanwezigen die er altijd is.  Terwijl dauw streepjes trekt op de ruiten van het tuinhuis, zit ik aan mijn vijvertje, een kop koffie binnen handbereid en met een sigaret tussen mijn vingers, de ogen doelloos gericht op de horizon van mijn hofje.

Een merel huppelt op het gazon, met zwarte veren vochtig als het gazon zelf, nog nat van de nachtelijke dauw. Ik zie dat aan de minuscule druppeltjes op zijn zwarte verenkleed. Hij zet zenuwachtige pasjes en zijn kop gaat op en neer terwijl zijn kraaloogjes schitteren met geduldig vertrouwen. Elk stapje lijkt doordrenkt te zijn met een kalmte van iemand die zichzelf de kunst van het wachten heeft aangeleerd.

Hij wacht geduldig en zijn kopje draait af en toe met aandacht die alleen gericht is op het gazon onder hem, als een jager met een prooi in het vizier.

Opeens verschijnt uit het natte gras een regenworm, duidelijk geïrriteerd door het gehuppel boven hem.  Met een bliksemsnelle beweging die zijn wachten lijkt te belonen, duikt de merel neer. Meedogenloos vindt zijn snavel het doel waarop hij al die tijd gewacht heeft. De merel vliegt weg, de buit stevig vastgeklemd in zijn snavel.

Het gazon en de toeschouwer van dit spektakel blijven achter, met de levensles van een geduldige merel en de beloning van wachten op het juiste moment.

Wachten en ongeduld, mijn twee oude vervelende metgezellen, even loyaal als storend. Ze wijken nooit van mijn zijde. Het zijn als schaduwen die nooit echt verdwijnen en zullen dat misschien nooit helemaal doen.

Ik heb op zoveel gewacht in dit leven, op antwoorden die nooit kwamen omdat de vragen niet duidelijk of te moeilijk gesteld waren of gewoon omdat het antwoord zelf te complex was om te begrijpen.

Ik wachtte bijvoorbeeld in een kille wachtkamer bij de dokter, terwijl de klok aan de muur elke seconde van de tijd liet horen als echo van mijn ongeduld en ik mijn bange gedachten afleidde met tijdschriften vol vergeelde pagina’s.

In de winters van mijn leven wachtte ik op zomerse beloften van wilde avonturen en bedwelmende vrijheid. In de zomers verlangde ik naar rust en gezelligheid van koude sneeuwdagen. Seizoenen komen en gaan en glippen als zandkorrels door mijn handen en laten me achter met verwachtingen aan de hitte of koude of met een verlangen naar meer.

Op maandagen wachtte ik op vrijdag, op werkdagen wachtte ik op vakantie. Tijdens drukte verlangde ik naar rust en als ik me verveelde wachtte ik op actie.

Op onbeantwoorde liefde heb ik ook gewacht en misschien is dat wel het zwaarste wachten dat er bestaat. Ik wachtte op haar blik, op een gesprek, op een glimlach, op hoop. Vol ongeduld, vol verlangen en spanning wachtte ik vergeefs op die ene vlinder die in mijn gedachten zou komen fladderen om op mijn hart te landen.  Wachten op vlinders die niet op je hart landen is het ergste wat er bestaat.

En toch kwam zonet dat ene moment. Waren het mijn gedachten, was het die vlinder of die merel? Het doet er niet toe maar plots kom ik tot besef dat ophouden met wachten de grootste bevrijding kan zijn. Hier zit ik, met de rook van mijn sigaret rond mijn hoofd, terugdenkend aan al die verspilde momenten en wat ze me hebben opgeleverd.

Ze worden alleen nog een deuntje dat zachtjes speelt op de achtergrond.”

“Ik wacht niet meer! Om hoe laat komt de volgende trein, maar vooral waar zal hij me brengen?

Verdriet heeft geen onrechtmatige eigenaar

Een jaar is geruisloos voorbijgeschoven sinds je uit dit leven stapte.  Nog steeds liggen de vragen als onoplosbare puzzelstukjes in mijn hoofd verspreid. Ik krijg ze niet op de juist plaats gelegd. Dat blijft knagen en schuren aan mijn ziel. “Jouw vriend is er niet meer.” Zes woorden in de nacht, uitgesproken door een politieman, ze blijven een wazige, troebele verdoofde herinnering.

Hoe kan ik dat gevoel beschrijven, maar ook, wat is het toegestane bereik van mijn emotie als ik terugdenk aan wat je hebt gedaan? Die dualiteit houdt me bezig. Mijn gedachten worden nog steeds overspoeld met een ongrijpbare machteloosheid. Met een onverklaarbare schuld die me soms besluipt al weet ik dat die niet gerechtvaardigd is. Het is dan alsof ik gevangen zit in een emotionele achtbaan, waarbij elke bocht en elke duikeling een nieuwe golf van verwarring veroorzaakt.

Is het nog steeds boosheid, of eerder medelijden? Soms lijkt het alsof ik nog steeds niet kan geloven wat er gebeurd is.

Ik moet het opschrijven, op de manier hoe jij het zou doen, onwetend en stuntelig, zonder juiste uitkomst, vruchteloos zoekend naar begrip en verheldering. Ik wil troost bieden, maar wil ook de harde waarheid niet uit de weg gaan, want die is voor eeuwig overschaduwd met onbeantwoorde vragen die iedereen die je achterliet blijven achtervolgen.

Maar mijn woorden en emoties hebben ook hun beperkingen. Ze worden helemaal nietig wanneer ik probeer in te schatten hoe diegenen die het dichtst bij jou stonden en jou graag zien en zagen zich vandaag moeten voelen.

Ik kan onmogelijk volledig inschatten hoe zij zich nu voelen, al die mensen die jou graag zagen en die het dichtste bij jou hebben geleefd? Hoe kan ik me inbeelden wat het betekent om een broer te moeten missen of een zoon of papa te moeten begraven?

Daarom voelt het alsof ik een beetje op afstand sta, als een toeschouwer in een tragedie die ik niet volledig kan bevatten. Het is een gevoel van nietigheid en onvermogen, terwijl ik worstel met de juiste woorden om recht te doen aan jouw leven en aan de gapende leegte die je achterliet.

Ondanks deze twijfels en beperkingen, wil ik proberen om dit te delen, om een glimp van troost, begrip en nederigheid te bieden. Misschien kan ik door mijn eigen verwarring te delen, een kleine brug bouwen tussen mijn eigen hart en de harten van degenen die het dichtst bij jou stonden.

Dus hier zit ik, met mijn pen in de hand, struggelend om jouw verhaal te vertellen met de hoop dat mijn woorden, hoe beperkt ook, een beetje verlichting brengen aan diegenen die vandaag ook rouwen omdat je er al een jaar niet meer bent. Dat is mijn manier. Ik weet niet of het de juiste is. Verdriet en rouw heeft geen onrechtmatige eigenaar. Verdriet treft geen schuld. Verdriet is universeel.

Het blijft hard te weten dat ik jouw verhaal nooit volledig kan vertellen, noch dat ik de leegt van jouw afwezigheid helemaal juist kan beschrijven. Ik deed een poging met woorden, als eerbetoon aan jouw leven en aan de mens die je was tot de donkere demonen het van jou afnamen.

Hopelijk bieden ze een beetje troost.

Yannick, Ik ben je nog niet vergeten.

Tijdelijk onsterfelijk


In de schaduw van de tijd, waarin seconden vervliegen als vallende sterren, word ik nog maar een keer onverwacht met mijn neus op de vergankelijkheid van het leven gedrukt.  Het leven, niets meer maar ook niets minder dan een tijdelijke maar verraderlijke koorddans op een vluchtige symfonie die, al dan niet in stijl, wordt uitgevoerd op het podium van de tijd.

“Het leven, een bloem die slechts één seizoen haar kleuren toont.”

Op een dag als deze waarin de zon met al haar kleuren straalt, voel ik nog meer de kilte die de schaduwkant van het leven me onverwacht toont.  Mensen vallen de laatste tijd te vaak en te onverwacht van de bladzijde waarop ik nog aan het schrijven ben, terwijl ik met mijn verhaal niet eens in de helft zit. In dat onbegrijpelijke weefsel van het leven ontvouwt zich de vergankelijkheid ervan als een onontkoombare metgezel die alle verloren momenten en onvervulde dromen met zich meeneemt. Dat voelt op het eerste gezicht onrechtvaardig.

Toch moedigt elk afscheid me op een vreemde manier, ongewild aan om de schoonheid te blijven vinden in de tijd die me gegeven is. Enkel door die tijdelijkheid van het bestaan kunnen mijn keuzes betekenis krijgen. Elke stap die ik zet of elke kleine droom die ik najaag krijgt hierdoor een diepere intensiteit want ik besef meer en meer dat de klok des tijds ook al mijn hartslagen telt.

Mijn leven is niets meer dan een vluchtige zonnestraal die door de bladeren danst en me eraan herinnert dat ik ook maar een ademtocht verwijderd ben van het oneindige verhaal van het universum. Net daarom wil ik genieten van deze dag ook al is hij al voor meer dan de helft voorbij.  Ik wil de geur nog opsnuiven van de half verwelkte irissen die in mijn vijvertje staan maar waarvan de kleuren al lijken te verbleken.  Ik wil vandaag nog omhelzingen koesteren vooraleer ook deze voor altijd vervagen in de tijd.

Voortaan zal ik trachten de schoonheid te omarmen die schuilgaat in het vergankelijke.

In die kortstondigheid van de tijd die me op deze aardkluit nog rest zal ik proberen kracht te vinden om te blijven creëren en zal ik blijven streven naar grootsheid en betekenis om zo, zelfs al blijft het maar bij een poging, tijdelijk een paar onsterfelijke sporen achter te laten.

Heb ik je ooit vriend genoemd?

Men zegt soms dat boven de wolken de lucht altijd blauw is, ook al is dat moeilijk te geloven als je nog nooit boven de wolken bent geweest.

Men beweert dat na de zweepslag van een storm de zon altijd weer tevoorschijn komt.
“Sunshine after rain’”, maar ook dat spreekwoord helpt zelden voor diegenen die de zon vermijden om al maar opnieuw alleen in de regen te blijven staan.

Als vriendschap plots verdwijnt en oplost in de leegte, verplicht het leven je om er met andere ogen naar te zien. Om te oefenen en om beter te leren kijken, om beter te leren voelen en om beter te kunnen denken, zodat je bedreven wordt om waarheden van leugens te onderscheiden

Men zegt dat alles wat gebeurt ergens goed voor is, “what doesn’t kill you makes you strong.”

Men zegt zoveel. Maar wanneer het je aan moed ontbreekt en je angst laat overwinnen, zal je nooit weten, zal je nooit voelen en zal je nooit leven. Niet durven, versplintert de illusie waardoor alles kapotgaat en alles in duizend scherven uit elkaar valt.

Had je me ooit vriend genoemd, je had hier nog kunnen zijn. Ik had er ook nog kunnen zijn.

Nieuwe sterren

Dit is een kerstkaart met veel vertraging of een nieuwjaarsbrief met iets minder.

Ten eerste, mag ik je bedanken dat je nog steeds in dit leesclubje zit en af en toe een verhaaltje meepikt. Dat is fijn. In de eerste plaats voor mezelf, om te zien dat een krom woord, een scheef gedacht of een filosofische kronkel nog steeds tot een glimlach of een frons kunnen leiden. Ik heb graag dat effect op mensen omdat ik hoop er iets mee in gang te zetten, zelfs al zijn het maar je gedachten. Ik hoop echt om je hier in 2023 ook nog tegen ’t lijf te lopen, om je gedachten op gang te brengen of om je met woorden en zinnen te inspireren. Je mag dat gerust ijdelheid of snobisme noemen, zit er niet mee, ik zeg dat daar ook tegen.

Waarschijnlijk is het ‘old school’ om een nieuwjaarsbrief te schrijven maar ik vind een persoonlijke brief nog wel iets hebben. Het kost meer moeite dan een filmpje opnemen en het heeft meer echtheid, althans dat vind ik.  Als je dat ook vindt kan je hem lezen, als je er de tijd niet wil insteken is dat ook ok. Ik heb per slot van rekening maar een paar dingen te vertellen.

Een nieuwjaarsbrief zou bij voorkeur moeten gaan over wat het afgelopen jaar allemaal gebeurd is, en dat komt nog maar eerst wil ik zeggen dat ik het allemaal nog heel graag doe. Ik schrijf dikwijls en heb daar nog veel plezier aan.  Dus ga ik het zolang blijven doen tot mijn pen leeg is, tot de wind goed zit of tot de zomer en het mooie weer samenvallen. Tot al mijn sterren juist staan. Ik kijk er naar uit.

De nieuwe sterren aan de hemel brengen me naadloos tot 2022. Ik wil daar nog even heel kort op terugblikken om het dan heel ver weg te bergen. 2022 heeft me verbaasd. Het was een jaar van afscheid nemen, van mensen, van vrienden, van droombeelden en van illusies, van het waanidee dat het leven in al zijn facetten maakbaar zou zijn, dat je het naar je hand kan zetten. Ik kwam erachter dat er nog steeds dingen kunnen gebeuren die me van mijn stuk brengen. Ik had dat niet meer verwacht. Die misplaatste overtuiging was onmiskenbaar zwaar overschat en verwaand maar evenzeer verrassend.  Gedwongen afscheid nemen, of dat net niet kunnen doen had me op dwaalsporen gezet. In praatsessies met een schitterende therapeute zocht ik in mijn verwrongen gedachten en in misvormde emoties naar een toekomstspoor. Met elke babbel, werd ik milder tegenover mezelf en rustiger tegen het leven.  Zo kwam stilaan de bakenton in zicht die mijn sloep opnieuw in de veilige thuishaven kon binnenloodsen.

In de maanden die vorderden heb ik samen met mijn therapeute tijd en moeite die nodig was, genomen om rouw, afscheid en ongemakkelijkheden van me af te gooien en plaats te laten maken voor andere dingen. Ik had veel te lang hoogmoedig van daken geroepen dat niets in het leven me nog onderuit kon halen en terwijl ik dat deed was ik langzaamaan in het drijfzand van mezelf aan ’t wegzinken.

Wat ik wil zeggen, en dat is tegelijk mijn wens voor jou.  Maak het leven niet te moeilijk. Probeer niet alles te begrijpen, voel je niet voor alles verantwoordelijk en laat de illusie los dat het leven maakbaar is.  Laat de losse rafels van een onbegrijpelijk verleden hangen of knip ze af als je daar beter van wordt, maar steek er niet al je energie in, want het brengt niet op. Wees mild tegen jezelf en kom in actie, en doe datgene wat je hart je ingeeft. Perfect hoeft het leven niet te zijn, niet slecht is soms al goed genoeg.

Met dat inzicht heb ik aan het einde van 2022 de losse rafels die nog aan mijn levenskostuum hingen losgeknipt. Ik ben er dankbaar voor en het stemt me hoopvol omdat ik voor het eerst het gevoel heb dat me dat min of meer gelukt is. Maar of dat echt het geval zal zijn?  Ik laat het je nog weten, in de nieuwjaarsbrief van 2024.

En vriend, heeft hij U ook te pakken?

De eerste woorden die jij ooit tegen mij sprak en ik herinner me ze als de dag van gisteren, “En vriend, heeft hij U ook te pakken?” Nooit tevoren had ik jou ontmoet, nooit voorheen had ik jou gesproken. Dat had ook niet gekund want de werelden waarin we leefden waren tegenpolen. Ze lagen heel ver uit elkaar en toch ook niet, omdat jij de wereld waarin ik me bevond al een hele lange tijd de rug had toegekeerd. Maar jij kende hem wel, daardoor wist jij precies hoe ik me voelde. Door alleen maar naar mij te kijken wist jij wat ik doormaakte.

“En vriend, heeft hij U ook te pakken?” Ogenschijnlijk nietszeggende woorden, voor mij echter betekenden ze alles en hebben de deur geopend naar een leven dat ik niet meer voor mogelijk achtte. Het behoeft niet meer uitleg. Alleen, door die ene juiste vraag te stellen voelde ik me begrepen. Ik stond er niet langer alleen voor. Enkel die vraag heeft me moed, hoop en kracht gegeven om dat oude leven de rug toe te keren. Hoe kan ik je daar nu ooit nog voor bedanken?

In de donkerste periode van mijn leven was jij het lichtbaken dat op het woelige water waarop ik mij bevond richting aanwees. Ik kon erop vertrouwen dat jij me zonder nog meer averij op te lopen in een veilige haven zou loodsen. Het woord geduld kreeg daarbij een andere betekenis. “Geduld, Jan… geduld. Het komt wel.” Woorden die jij me minstens vijfhonderd keer hebt toegesproken. Net zoals:

“Van het leven krijg je duizend kansen maar van den alcohol, geen enkele.”

“Ook als je er niets van begrijpt, werkt het.”

“Tees en ’t geen en heel de nannekesnest, blijf komen en je zult er komen.”

“Van mijn eerste vergadering herinner ik me maar vijf woorden: De eerste pint laten staan.”

“Potteke en den afwas niet vergeten!”

Aan de tafel zal jouw stoel voor altijd onbezet blijven. Die gedachte op zich is even onwezenlijk als ondenkbaar omdat je er echt altijd was.  Voor mij en voor zoveel andere mensen was je een rustpunt, een klankbord, een kritisch woord, een begrijpende blik, een luisterend oor, een schouder maar vooral een vriend en één die er altijd was als het echt nodig was. Als het leven lastig werd, gaf jij soms vreemde of eigenwijze inzichten om op een andere manier te kijken, om het op een andere manier te proberen. Dag per dag, want dat duurt het langste. Dat zei je ook zo dikwijls.

De uitspraken, de flauwe moppen, de wijsheden en de levenservaring, ze zijn niet verloren gegaan. Jij bleef ze tot de laatste dag herhalen, week na week en dag na dag om ze nooit meer te vergeten. Dat gaan we met jou ook niet doen.  Zelfs nu niet, nu het leven U ook definitief te pakken heeft. Op de één of andere manier zal je er altijd blijven zijn…

Vaarwel mijn beste vriend en bedankt uit het diepste van mijn hart.

Vaya con dios

Het is toch geen misdrijf als je de keuze maakt om niet meer te willen leven? Uit het leven stappen zegt niets over de persoon die jij ooit bent geweest. Het zegt niets over al de dingen die je goed of fout hebt gedaan. Zelfdoding maakt van jou geen beter of slechter mens.

Het zegt alleen iets over het feit dat je op deze plaats niet meer wil zijn. Je nam voor de meest intieme en voor de meest persoonlijke redenen de beslissing om van het leven geen deel meer te willen uitmaken, omdat het te moeilijk was, omdat het te zwaar was of omdat je geen enkele andere ontsnappingsroute meer zag. Die keuze mag niet goed- of afgekeurd worden ze kan alleen maar geaccepteerd worden.

Suïcide is geen misdaad als je de keuze maakt om niet meer te willen leven.  Je kan er niet voor gestraft worden en je hoeft er bij niemand meer verantwoording voor af te leggen. Het is geen crimineel misdrijf ook al laat je vele mensen achter met ‘levenslang’.  Geen levenslange straf maar levenslang gemis, met onbeantwoorde vragen en levenslange schuldgevoelens.  Met rauw verdriet en levenslange vertwijfeling en wanhoop, met levenslange emoties die geen plaats of troost meer kunnen vinden. Met onophoudelijke analyses en met “what if’s” die geen steekhouden maar die voor altijd zullen blijven ronddolen in de hoofden en in de harten van al diegenen die zo dicht bij je stonden maar niet meer tot jou konden doordringen.

Maar moord was het niet… het was geen misdadige actie. Je wou alleen weg. Weg uit de donkerste steeg waarin je was aanbeland en waarin voor jou geen enkel licht meer leek te schijnen. Ook al is ze keihard en is het onmogelijk te zeggen of het ooit helemaal zal lukken maar de keuze die je gemaakt hebt moeten we je gunnen, anders was je onze vriendschap niet waard geweest.

Maar zelfmoord?  Wat een afschuwelijk woord.  Het heeft de nuance van iemand die je ziel vermoordt en dat is niet het geval. Hij zal voor altijd blijven ronddolen in gedachten en in herinneringen. Dat zal nooit veranderen.

Vaya con dios maat, met de wind vanachteren. Je zal er een beter plekje vinden dan hier.

Het blijft in de familie

Vader zijn, ik wil daar niet flauw over doen, het laat me niet onberoerd. Ze zeggen wel eens: “de beste vaders herken je aan hun kinderen”.  Ik ben niet geheel zeker of die gedachte me geruststelt of ze me eerder angst inboezemt. In elk geval, het idee op zich streelt mijn ego wel met een zachte plumeau.  Misschien is die uitspraak wel het beste geschenk dat je als vader kan krijgen, ik weet het niet. Wat er ook van aan is, vaderschap, het blijft in de familie en dat is een geruststelling.

Als vader ben je, ofwel trots op de dingen die jouw spruiten realiseren alsof je er zelf aandeel in had, ofwel ontgoocheld wanneer dingen net niet lukten en je hen de ontgoocheling wou besparen.

Vaderschap maakt je betrokken vanop de eerste rij maar vader zijn verplicht je ook los te laten op momenten dat je daar niet klaar voor bent.  Een tegenstrijdigheid die soms lastig is te dragen. Ik weet daar veel over, maar wil die lastigheid besparen. Ze zullen dat ten gepaste tijden zelf wel aan den lijve ondervinden. Ik hoef hen daar nu niet mee te bezwaren. Dat pakt toch geen verf.

25 jaar geleden wist ik niet of ik voor deze levensbelangrijke verantwoordelijkheid uit het juiste hout gesneden was. Ik had geen idee of ik klaar was voor deze levenslange dwangarbeid. Vandaag durf ik nog niet zeggen dat ik het altijd met zekerheid weet. Ik rommel maar wat aan.

Vaderschap is geen schoolvak. Je krijgt daar geen diploma voor. Je hoeft er geen examen voor af te leggen. Het is niet voor punten.  De enige evaluatie die je krijgt is een glimlach, een traan, een onverwachte knuffel of een boze blik die je te beurt vallen wanneer je je vaderrol weer maar eens naar best vermogen, onzeker-verantwoordelijk of stuntelig-onhandig opneemt.

Soms gun ik me de illusie de touwtjes van het vaderschap stevig in handen te hebben. Deze gedachte is echter puur zelfoverschatting die gebaseerd is op slecht geacteerde autoriteit want mijn zonen en dochter weten me altijd wel op een schalkse manier rond hun pink te winden, zonder dat ik dat in de gaten heb. Ik laat dat graag gebeuren, want ik hoef in mijn vaderrol niks te winnen.

Zoals je kan vaststellen: vaderschap is een hondenstiel, schijnbaar onderschat in wat je er moet voor doen, ogenschijnlijk overschat in wat je ervoor terugkrijgt, tenminste als dat verwachtingen waren waarmee je aan deze levenswerkstukken begonnen bent.

Vaderschap is ook in de spiegel kijken en geconfronteerd worden hoe DNA dat aan de oorzaak ligt van persoonlijke levensblunders ongevraagd doorgegeven worden aan de next-gen. De natuur is wat dat betreft niet zelfregulerend maar onverantwoord meedogenloos.

Vaderschap blijft toch vooral als grootste supporter, vol vertrouwen toekijken hoe, met vallen en opstaan kuikens hun ei breken en hun weg proberen zoeken in de grote boze wereld vol wolfijzers en schietgeweren. Na 25 jaar ben ik daarin iets rustiger geworden, want het is fijn om te constateren dat alles altijd goed komt. Waarschijnlijk is dat het geval omdat vaderschap in de familie blijft.

En dat is weeral heel veel om op deze dag dankbaar voor te zijn.

Vuisten tot witte knuisten geklemd

Neem hem nu, een grijzig, ambtenaar-achtig figuur die eruitziet alsof alle menselijke gevoelens in hem al jaren geleden verdampt zijn tot grauwe sleur.  Of zijn vrouw, met haar vormloze gestalte, flutjeshaar en verfrommeld uiterlijk waardoor hij nauwelijks nog uitgenodigd wordt om naar haar te kijken.  Het omgekeerde gebeurt trouwens al jarenlang niet meer. Hoewel het nooit een bewuste keuze geweest is, zijn ze de interesse in elkaar al jaren kwijt.  Hun dag speelt zich grotendeels af in hun eigen kleurloze bubbel waarin ze zich terugtrekken om er hun verwrongen emoties en gedachten te cultiveren tot geriefelijk ingetogen geduvel waarmee ze elkaars leven belemmeren.

Ik zie ze wegkwijnen, zij met opgetrokken knokige knieën, terwijl ze machteloos haar vuisten tot spierwitte knuisten klemt. Hij zwijgend, gevoelloos en cynisch voor al hetgeen wat rondom hem gebeurt. Beiden eraan gewend geraakt dat ze in een dip zitten die nog een leven lang moet duren. Zonder woorden, zonder emotie of zonder grote verwijten sussen ze elkaar met de idee dat je van de vloer af niet dieper kan vallen als je al in de kelder ligt.

Wat de grijsaard uitstraalt is niet wat hij voelt. Het liefst van al zou hij haar stilletjes toefluisteren, “…zelfs met krulspelden in je flutjeshaar en met jouw kousen half afgezakt tot op je enkels en met die oude badjas rond je uitgezakte lijf, ben je nog steeds mooi om naar te kijken.” Maar hij zwijgt, uit gewoonte, uit angst voor, … hij weet niet wat.

Ook zij wil het liefst van al ontdooien maar in haar gewoontegedachten raakt ze niet verder dan een “… zelfs in het bijzijn van mijn vrienden of van jouw kinderen ben je een ramp.  Dan maak je wel venijnig lawaai en spreek je me wel tegen.  Met het overschot van de tijd loop je maar te zwijgen en rond te dolen in je eigen beknotte wereldje. Eigenlijk ben je niets minder dan een bullenbak en een tiran. Op die momenten twijfel ik zelfs of je een ziel hebt…”

Hoewel ze het heel graag willen, ontdooien ze niet… Hoe hebben ze het ooit klaargespeeld om elkaar een enkel plezier te doen? Of om elkaar graag te zien. Je kan je dat afvragen. Of hoe ze elkaar ooit het hof gemaakt hebben en hoe ze zo van elkaars leven vervreemd raakten. Misschien omdat zij op haar moeder lijkt, of hij op zijn vader? Die hadden ook niets meer om liefde mee te inspireren.

En toch denken zij ook wel eens. “Ondanks alles ben je mijn man, niettegenstaande ben je mijn vrouw.”  Mocht hij een poging doen om een beetje gewicht te verliezen, een ietsepietsje aan sport te doen en zich iets minder in zijn eigen spookwereld terug te trekken. Mocht zij proberen iets vriendelijker te zijn. Af en toe een glimlach op haar gezicht, een onhandige knuffel… misschien, dan? Zouden ze dan elkaars hart opnieuw kunnen dragen zodat het wulpse meisje terugkeert en die onhandige jongeman opnieuw verschijnt die elkaar zoveel geluk gaven wanneer ze altijd elkaars hand vasthielden?

Gelukkige koppels zien er allemaal eender uit. Ongelukkige mensen denken dat ze helemaal alleen staan. Mensen, ze zijn er in alle soorten. Sommige staan alleen maar goed met zichzelf. Andere zoeken hun heil in het geluk van anderen. Er zijn er die naar binnenkijken en er zijn er die naar buitenkijken.  Ze komen in allerlei soorten en maten. Maar zonder een beetje liefde, een ietsepietsje begrip en warmte, stellen ze niets voor. Gerald Walschap schreef het veel beter dan ik het ooit zou kunnen bedenken, “Niemand is iedereen en iedereen is niemand, de mens ge kunt daar niet aan uit, en aan een koppel al zeker niet.”

Ikzelf en mijn mensen? …  Ik weet het allemaal niet zo goed en dat ‘niet weten’ zou nog boeken kunnen vullen, maar ik ben Walschap niet.

De dag die ik het meeste vrees

Ooit komt die dag, omdat het leven ons die nu eenmaal opdringt. Een dag waarop jij jouw route zal kiezen en je eigen weg zult gaan. Ook al ligt hij nog ver voor ons, ik vrees dat ik hem nu al haat, die dag.  Wanneer die ochtend aanbreekt zal het er zeker geen zijn als een andere. Laat hem dan ook maar snel voorbijgaan. Mocht die dag zich proberen verbergen in een stralende zomerzon, zal hij toch een beetje koud aanvoelen. Je moeder zal me diep in de nacht achter zich aan naar huis moeten slepen. Ze zal me moeten ondersteunen. Ons vertrouwde huis zal donker, koud en eenzaam aanvoelen want jij zal er niet zijn.

Op die dag zal je de dingen die in mijn hart gebeuren niet opmerken want jouw ogen zullen de ganse dag stralen van blijdschap en geluk. Van mijn gezicht zal je een glimlach kunnen aflezen maar hij zal jou niet vertrouwd zijn. Ik denk dat je hem nog nooit zal gezien hebben. Hij zal lijken op een bewogen glimlach vol emoties, maar eigenlijk zal ik er gewoon een pijnlijke grimas mee proberen te verbergen.

Jouw hand vertrouwd rustend op mijn arm zal mijn stil verdriet verbergen. Mensen zullen mijn niet-gespeelde trots zien wanneer ik me door jouw vastberaden stappen naar voor laat leiden. Ik zal niet weten wat te denken of wat te zeggen. Met de romantische meditatie van een vredige kerk vol blije mensen als storend gezelschap zal ik mijn dapperste best doen om je af te geven aan de man van jouw keuze. Een man die jou van mijn naam zal beroven, om er je een andere te geven, een die ik nog niet ken.

Op die dag zal jij de leeftijd bereikt hebben dat alle deuren van je hart wagenwijd open zullen staan. Op die dag zal je ontdaan van alle ingebeelde kettingen de leeftijd bereikt hebben dat je in bloei zal staan zoals een roos in de sneeuw.  Vanaf dan zal elke ochtendzon jouw dageraad op een andere manier beschijnen.  Jouw moeder zal het vanaf dan, dag in dag uit, s’ zomers en s’ winters een heel klein beetje koud hebben. Net zoals ik.

Op die dag, die ik dus het meeste vrees, zal hij, die niets afweet van ons en niets gedaan heeft om jou al die jaren te zien groeien en rijpen, ons gemeenschappelijk verleden en ons gezamelijk geluk komen wegkapen, als dief van ons deel van het verleden en als zakkenroller van een belangrijk deel van ons bestaan. Ik kan niet anders dan hem nu al haten, deze naamloze, onbekende, gezichtsloze vreemdeling. En toch, mocht hij erin slagen om je gelukkig te maken zal ik niet langer hatelijke gedachten hebben. Neen, in mijn huis zal hij thuis mogen zijn. In jouw hand zal ik hem dan mijn schuchtere hart presenteren, goed wetende dat je van hem zal houden omdat ik zal weten dat jij dat ook zal doen, op die dag, wanneer hij ooit komt.  

Hoopvolle eindes

Onlangs zei iemand, wiens naam ik maar niet kan onthouden, me dat ik best wat vrolijker zou schrijven. Hij vroeg me vrijpostig of ik datgene wat ik net geschreven had niet beter een hoopvol einde kon geven. Hij vroeg me met licht sarcasme of er dan nooit iets in mijn leven plaatsvindt waar ik een vrolijk verhaaltje over kan schrijven.

Ik wist niet goed wat ik daarvan moest vinden, ik heb namelijk al lang geleden het besluit genomen om dat niet meer te doen. Verhalen schrijven met hoopvolle eindes. Mijn vader kon dat vroeger met meer bravoure zeggen. Met vuur in zijn stem klonk het dan, ‘Optimisten, manneke, dat zijn dat soort mensen die het slechte nieuws nog niet gehoord hebben.’

Toen ik met hem, in een ver verleden tussen pot en pint, over ernstige zaken aan de praat was geraakt en ik hem abrupt mijn gebroken hart toonde, vertelde ik hem dat ik het me niet kon voorstellen of dat ooit wel goed zou komen, met dat gebroken hart.  Ik herinner me nog dat hij antwoordde, ‘Maar zoon, dat komt echt allemaal wel goed, met tijd en boterhammekes, dat doet het altijd en als het niet goed komt dan gaat het wel over.’  Of ik me met die in honing gedrenkte woorden dan getroost gevoeld heb, of ik dan iedereen in mijn omgeving deelgenoot gemaakt heb van mijn principiële, alles opslokkende ontroostbaarheid, dat weet ik niet meer. Mij kennende, vermoed ik dat laatste, al heb ik dat gebroken hart dat in gruizelementen uit elkaar lag wel zelf moeten lijmen.

Toen ik hem op een onbewaakt moment, aan het einde van zijn leven en wanneer hij niet in zijn hersenmist verdwaald was, vroeg wanneer iets goed komt en wanneer niet, antwoordde hij me verrassend, ‘Bijna nooit jongske. Dat doet het bijna nooit.  Als ge jong zijt, dan hoopt ge dat ge het ooit zult weten als ge wat ouder zijt, maar als ge oud zijt, hoopt ge dat ge terug jong kunt zijn zodat ge het nooit geweten zou hebben.’ ‘Het komt alleen goed als ge niet te veel zoekt naar ’t geen dat niet kan gevonden worden en als ge ’t leven met een dagske-sevvens neemt. Dan komt het goed, als ge den tijd zijn werk laat doen.’

Als er een persoonlijke ramp plaatsvindt en de hemel op je hoofd is neergekomen, valt het voor dat het niet meer goed komt of toch niet meer zo goed dan het ooit geweest is.  Dan is principiële, alles opslokkende ontroostbaarheid het enige wat overblijft.  En daar heeft niemand zaken mee, daar moeten mensen met hun bemoeizieke of met hun goedbedoelde troostende fikken van afblijven. Dan moet de tijd zijn werk doen. Op die momenten kan, van te veel goede raad een blaasontsteking oplopen, echt de allerlaatste druppel zijn om een koord rond je nek te draaien en alle moed op te geven.

Maar de moed opgeven. Een mens houdt dat niet vol.

Bøker og Børst

De rusteloosheid die ik al jaren tegen mijn zin meezeul en die me alsmaar als een zwarte schaduw bleef achtervolgen heb ik op deze reis ergens onderweg achtergelaten. Het is rustgevend dat mijn kalmerende gedachten me hier niet tot belachelijke destructieve vechtpartijen kunnen dwingen waarbij in een liefdeloos en oneindig gevecht de ene vermoeiende gedachte het van de andere met de bovenhand moet halen. Het is om en bij half elf, vrijdagavond. De dag loopt op zijn einde en op geen enkel moment heb ik me vandaag door zaken van gretigheid of geestdrift gedwongen gevoeld, dat het bijna lachwekkend is om er iets over te schrijven. Lachwekkend zeg ik omdat ik geen enkel ander woord kan verzinnen dat mijn sereniteit beter kan omschrijven. Misschien ben ik zelf wel lachwekkend of belachelijk omdat ik de onuitputtelijke behoefte om uit te leggen wat er zich in mijn hoofd en hart afspeelt maar niet het zwijgen kan opleggen. Dat lukt me niet, zelfs vandaag niet nu er niets noemenswaardig gebeurd is. Hoewel, vanmorgen heb ik een plaatselijke barbier bezocht. De kapper van dienst, een Italiaans uitziende Viking heeft mijn weerspannig wordende haren in een strakke snit geknipt. Hij kamde en kneedde, millimeterde en kortwiekte haartje voor haartje om er mij minstens twee en maximum vier jaar jonger uit te laten zien. Om mijn zelfvertrouwen wat op te krikken had ik mijn vertrouwde jeans en mijn bijpassende gestreepte trui aangetrokken.

Ik geloof dat ik gerustgesteld door veilige kleren en getooid met een hip kapsel die vreemde, ongekende stad beter tot mij kon laten komen, of ik tot haar. Om er haar gezelligste plekjes in te ontdekken. Stravanger is in het hoogseizoen een drukbezochte havenstad.  Dagelijks varen dan twee tot vier cruiseschepen af en aan om er duizenden op sensatiebeluste toeristen over uit te spuwen. Het is nooit één schip. Het zijn er altijd minstens twee en nooit meer dan vier. Ik verzin het niet. Twee overjaarse hippies, een was een eeuwig studerende, schrijvende archeoloog, in het bezit van drie masters en minstens duizend getuigschriften, de andere was activist die al jaren opbokst tegen al dat ook maar ietwat naar liberalisme en kapitalisme neigt. Zij hebben me dat verteld. Zij dronken rode wijn en ik gutste de baristo-koffie, de ene na de andere binnen. De archeoloog die men ook niet van enige kruimel rechts gedachtengoed kon verdenken had een plan bedacht om de Noorse democratie te laten imploderen door vijftig komma een procent van de kiezers te overhalen om blanco te stemmen. Hij ging dat voor elkaar brengen met een sociale media bom of zo. Ik verstond zijn Noors-Engels niet altijd even goed. Ik vergeet nog te zeggen dat de bar “Bøker og Børst” heette wat zoveel betekent als “boeken en zuip”, een plekje naar mijn hart. Ik hoefde geen uitleg te verschaffen waarom ik geen wijn dronk. Mijn nieuwe Noorse vrienden hadden dat al door.