Categorie: Vriendschap

Levensmuseum

Niemand, geen enkele van al de mensen die ik vandaag tegen het lijf botste, was jij. Gisteren niet, de dag tevoren niet, en al evenmin, al die andere dagen van het afgelopen jaar. Ik moest daar aan wennen, aan die glazige afwezigheid. Al heb ik soms heel hard gevoeld dat je er op een onbegrijpelijke manier toch was. Alsof je van dichtbij, vanuit de massa of van over een vreemde schouder mee keek. Het was precies of je me ongemerkt volgde, met die veel betekenende, tandeloze glimlach van jou. Met die goedhartige grijns die tweedracht kon ontwapenen. Op andere momenten dan weer, keek je met die bekende afkeurende frons, om me even stil te laten staan, bij wat voor nonsens ik uit mijn botten aan het slaan was.

Vroeger kon ik die dingen eerst met jou afstemmen om op die manier de grootste levensblunders te vermijden. Op die momenten werd het ene woord al wel eens luider uitgesproken dan het andere, want we konden het soms heel hard met elkaar oneens zijn. We konden elkaar dan zo uitdagen met een tegenstrijdige ziens wijze dat er ‘kattekesspel’ van kwam. Jij provoceerde mij dan of ik jou, afhankelijk van wie met zijn mening het dichtste bij de waarheid zat. Dit jaar bleef het stil. Muisstil. Het hele jaar lang.

Hoewel ik je dat eerbetoon graag gegeven had, kon ik niet voorlezen op je zwanenzang. Omdat het verdriet te groot was en omdat in een open wonde geen zout moet gestrooid worden. Ik heb het mezelf ondertussen vergeven, al blijft dat moment van zwakte soms wel knagen. Ik had op dat moment best wat meer haar om mijn tanden mogen hebben. Jij had het vast wel gekund met je stoïcijnse kalmte. Ik ben daar zeker van.

De laatste maanden was je er niet meer helemaal bij. Je dwaalde door de breedtegraden van de tijd en haalde dan al de dingen door elkaar. Je kaars is heel langzaam uitgedoofd, om zo lang mogelijk licht en warmte te geven, denk ik.

Ik had nooit kunnen vermoeden, dat nadat jij je aftocht had geblazen, er ook een stukje van mij zou doodgaan. Ik ben me daar na een jaar stilte, heel pijnlijk van bewust. Plots en zonder waarschuwing was ik mijn klankbord kwijt. Het reflectiebord dat me altijd bevestigde of me met overtuigende argumenten tot andere gedachten kon brengen en dat is een gemis waar ik moeilijk aan gewend raak.

‘Zoon, ainsi va la vie!’, zou jij nu zeker gezegd hebben. En dat op voorhand weten, voelt vertrouwd. Het brengt rust en aanvaarding want met die gedachte ben ik overtuigd en gerust dat ik heel goed weet hoe jou klok tikte en ik je helemaal door had.

Alle herinneringen zijn dicht bij mij opgeborgen in een souvenirkistje waarvan ik alleen de sleutel bezit. Het is een soort levensmuseum van grote emoties, geschilderde beelden, onuitgegeven manuscripten en gevatte uitspraken.Ze zitten allemaal achter slot en grendel bewaard. Tot ze hier mogen ontsnappen, in uitspraken die die jouwe hadden kunnen zijn. Om op die manier voor altijd verder te blijven klinken in stomme verhaaltjes die er niet toe doen.


Nachtgesprek.

 

Ik spreek soms tegen haar. Stom he? Ik doe dat meestal s’ avonds. Alleen, wanneer het stikdonker is en ik zeker ben dat niemand kijkt of luistert. Vanop mijn terras staar ik omhoog, in het zwarte zwerk. Ik inspecteer het donkere hemelgewelf en de maan en ik ontwar de sterren en hun beelden tussen de grijze wolken. Ik steek een sigaret op en beeld me in dat ze daar ergens rondzweeft, dichtbij hemelpoort zeven.

Een dialoog kan je het niet noemen want door de band genomen, voeren we geen diepzinnige gesprekken met lange epistels en uitgerekte standpunten. Neen, ik geloof dat ik meestal alleen aan het woord ben en zij luistert gewoon maar, als ze al luistert. Het is net zoals vroeger eigenlijk. Toen kon ze met haar binnensmonds geprevel ook de indruk geven dat ze helemaal je aandacht had, terwijl ze eigenlijk met haar gedachten ergens anders vertoefde. Hoewel ze soms ook wel het hoge woord voerde. Om zich te beklagen en om me in haar taaltje, fors de les te spellen of om me te zeggen dat ik het wat kalmer moest aandoen. Ze zal wel gelijk gehad hebben. Zoals gisteren…

 

 

<‘Ah zijde daar eindelijk? Zeg, waarom schrijft ge feitelijke nooit eens iets over mij in uw boekskes? Ik ben toch uw moeder? Of zijt ge dat allemaal al vergeten?’

>‘Vergeten? Ik ben niets vergeten. Alles weet ik nog. Ik had alleen niet verwacht dat ik u hier, zou tegenkomen. Hier in het duister van de nacht en dat je eindelijk eens iets zou terug zeggen. Ik sta hier meestal moederziel alleen in de nacht te brabbelen.’

< Ja, manneke, gij zijt ook altijd zo in gedachten verzonken en zo met uw eigen zaken begaan, dat ge me niet hoort of niet ziet. Juist gelijk vroeger.’ ‘Alles en iedereen moest altijd al wijken voor uw ideeën en plezierekes.’ ‘Hoe dikwijls heb ik dat niet gezegd tegen onze Jef.’ Die kleinste, ik weet niet waar dat hij nu weer mee bezig is maar veel goeds zullen we daar maar niet van verwachten. Daar gaan weer vodden van komen, schrijf het maar al op.’

‘Alles moest altijd verlopen hoe dat gij het in uwe kop had en als ge iets in uwe kop had, had ge het niet in uw gat he.’ ‘Pakt nu uw studies. Eerst ging ge boekhouder worden.’ ‘Toen ge daar in den tijd mee voor de pinnen kwam zei ik tegen onze Jef, daar zal veel volk naar komen zien, hij kan nog niet met zijn eigen pree omgaan, laat staan met die van een ander.’ ‘Dat zijn kosten op het sterfhuis heb ik toen gezegd en ziet, een boekhouder is er aan u niet verloren gegaan he manneke.’ ‘Dat stond hier toen al in de sterren geschreven dat ge daar geen prijzen in ging halen.’

‘Als ge dan het jaar nadien, met al uw buizen in uwe zak thuis kwam en ons op uw blote knieën kwam smeken om het nog eens te proberen in de communicatiewetenschappen, had ik daar wel een beter oog in.’ ‘Want klappen, dat kon ge als den beste, nu nog trouwens zolang het maar niet in een vreemde taal is en zolang ge niet te veel moet uitsteken.’ ‘Uw lui zweet is rap gereed en ge weet wat ze zeggen he: ‘Een ezel zweet al van te kakken’. ‘Luister naar mijn woorden maar kijk niet naar mijn daden zou ons Heer over u gezegd hebben.’

‘Tussen ons gezegd en gezwegen, van werken had ge een broertje dood he. Altijd al gehad en nu nog peins ik, al zie ik je af en toe wel al eens achter het fornuis staan of een stofzuiger vast pakken. Dat hebt ge van ons vader geloof ik, die mens heeft ook altijd mee zijne nikkel afgedraaid in het huishouden.’

‘Nu dat ik toch bezig ben. Zeg, zoon, dat boekske?  Serieus, moest dat nu?’ ‘Voor wie zijn heiligen hebt ge dat nu weer gedaan? Waarvoor of voor wie smijt ge feitelijk al uwe vuile was op ’t straat?’ ‘De mensen hebben daar toch geen affaires mee?’ ‘Peisde nu echt dat ge daar iemand een dienst mee bewijst?’ ‘U zelve ja, maar ziet toch maar uit uw doppen, dat ge genen dikke nek krijgt want soms denk ik dat ge peinst dat ge Herman Deconinck zijt.’

‘Past op, ik ga alle redenen plaats geven’: ‘Chapeau dat ge gedaan hebt hetgeen ge gedaan hebt, ik zou het niet gekund hebben. Maar om dat nu zo in het lang en in het breed, allemaal in een boekske uit te smeren.’ ‘Ik heb er mijn gedacht van maar ja naar uw moeder luistert gij toch niet he.’

‘Gij zijt nog geen haar veranderd, misschien een rimpeltje meer aan uwe mond maar ik ga het zeggen gelijk dat ik het peins. Klinkt het niet dan botst het maar. Ik vind wel dat ge het precies wel wat hoog in uwen bol gekregen hebt.’  ‘De laatsten tijd klapt ge zelfs al op de letter.’ ‘Soms zeg ik dat hier tegen onze Jef.’ ‘Die kleinste, die is al lang vergeten van waar dat hij gekomen is met zijn Jannestreken.’  ‘Juist uw vader. Zeg ik dan, want die dacht ook altijd dat hij Rockefeller was.’

‘Maar, bon ik ben de piste in nu. Ik heb genoeg op je dak gezeten en ik moet hier nog al die kruiswoordraadsels oplossen. Voor dat ik het vergeet.’ ‘Breng de volgende keer eens een paar pakjes blauwe Belga filter mee en een fles porto, ah nee want dat moogt gij niet drinken zeker?’

‘Doet ze daar allemaal de goeiedag ik zijn naar huis …’

De juiste afslag

 

11 uur is net gepasseerd en ik keerde zopas terug naar datzelfde cafeetje waar gisteren samen met beste vrienden van vroeger, het verleden werd opgerakeld.

Nu vallen stamgasten opnieuw met mondjesmaat binnen. Het gezelschap is rustiger, en onbekender en misschien iets meer van een gezegende leeftijd dan gisteren.

“All, or nothing at all.  There is no in between…” Billy Holliday accentueert op de achtergrond mijn gedachten en zingt het met haar rauwe stem precies hoe ik het bedoel. Als passend behangpapier. Mijn open geklapte laptop wordt een digitale loopgraaf en een uitgelezen schuilplaats om er naar mensen te kijken en om er de sfeer van  gisterenavond mee terug  te toveren.

Een vrouw met oranje sjaal bladert snel in een flair. Het tempo waarmee ze de pagina’s draait laat me vermoeden dat ze nerveus op iemand zit te wachten. Even later valt haar amant binnen. Ze kussen elkaar innig zoals achttienjarigen dat doen. Billy Holliday laat er zich niet door van haar stuk brengen. “The kiss in your eyes, the touch of your hand makes me weak…”  Ze laat de tekst klinken alsof die exclusief voor hen bedoeld was.

Net zoals gisteren bestel ik koffie. Opnieuw is hij perfect, sterk genoeg gezet.  Net zoals ik hem het liefst heb. Uit twee oude suikerpotten kan ik kiezen uit witte kristal- of grijze rietsuiker. Het glaasje plat water en de witte praline met een hazelnoot die er bij geserveerd worden maken mijn wachtmoment helemaal compleet. Geluk heeft soms een klein plekje.

Het café is veel minder vol dan gisteren. Rustiger ook, al echoën de gesprekken van gisteren nog na. De geesten uit het verleden lijken nog even terug te komen, om te spoken en om te zien dat het goed was geweest. Wellicht ben ik de enige die ze hoort. Al kan ik me niet van de indruk ontdoen dat de barman die ons gisteren ook bediende ze eveneens even opmerkte.

Het kost me geen moeite om terug te blikken op gisterenavond. Net zoals vanouds was ik er als eerste en koos een gepaste stek, dicht bij de tapkast.  Om van daar, in de juiste cadans en op het juiste tempo bediend te raken. Al verlang ik dat zelf al een hele tijd niet meer. Van sommige oude gewoonten raak je blijkbaar niet snel verlost en al zeker niet wanneer ik op het punt stond die oude gewoonten te delen met bekenden die het van me gewend waren.

Vanaf 7 uur vielen ze binnen, één voor één of met zijn tweeën. Sommigen zagen er zichtbaar ouder uit, kaler of waren door hun Bourgondische levensstijl wat bij gespekt. De ene ziel al wat harder en feller of grijzer door de wol van het leven geverfd dan de andere. De meesten onder hen waren geen haar veranderd. Of misschien merkte ik door mijn eigen rimpels en mijn eigen genuanceerde blik het verschil niet meer. Dat kan ook. Een kleine 30 jaar geleden bewandelden we een tijdje hetzelfde levenspad. Op school. Al was die plek toen eerder een juist alibi om er na de uren op café, op een TD of tijdens een Cantus toekomst en geschiedenis mee te maken. Gisteren kwamen we voor het eerst weer samen om hele oude koeien uit grachten te redden. Met onderscheiding hebben we ons van die opdracht gekweten. Sommigen zelfs met meer succes dan vroeger tijdens examens, al moet ik wat dat betreft misschien eerder voor mezelf spreken.

Het deed deugd hen allemaal te terug zien. Om bij te praten en vast te stellen dat ieder op zijn tempo en met zijn persoonlijke ambitie of verwachting de juiste afslag heeft gevonden. Om daar dan toe doen wat zij belangrijk achten. Al moesten sommigen tot in Zuid Afrika rijden om daar te vinden naar wat ze op zoek waren. Het maakt niet uit.

Mijn jongste zoon valt binnen en haalt me abrupt uit mijn mijmerende gedachten. “Het maakt niet uit wat we gaan eten, zolang het maar veel is. Ik heb razende honger en straks ga ik pinten pakken, met mijn maten van school …“

Ik kan een innerlijke glimlach niet onderdrukken en bedenk me dat hij zich hier over 30 jaar misschien ook terug komt bezinnen over de avond die hij op punt staat te beleven. Ik hoop het zo voor hem.

 

 

Liefste vreemden

 

Ooit waren we verliefde vreemden voor elkaar maar door de loop van de jaren leerden we elkaar steeds beter kennen. Maar nooit helemaal denk ik, al spreek ik wat dat betreft helemaal voor mezelf.  Soms verbeeld ik me dat ze mij wel helemaal doorheeft. Maar aangezien ik, wat dat onderwerp betreft, over te weinig betrouwbare informatie beschik, kan ik dat niet helemaal juist beoordelen. Op die manier bewaren we wat schemerige mystiek en blijven we op een aandoenlijke manier een beetje vreemden voor elkaar. Met kleine geheimpjes en luttele, kleine, verstoken trekjes.

Niettemin leerde ik in de loop der tijden vele dingen over ons en over mezelf. Zaken waar ik nu soms diep beschaamd over word. Wanneer ik me ze herinner of wanneer ik er over door boom. Streken die ik uitgehaald heb of dingen die ik niet deed en beter wel had gedaan. Banale kleinigheden waarvoor ik te beschaamd of te verlegen  ben om ze helemaal uit de doeken te doen. Soms schaam ik me ook voor haar. Dat gebeurt ook. Over dezelfde banale, onbenullige habbekratsen.

Te veel nadenken en terug spitten naar wat ooit geweest is, of moest zijn, is een ondraaglijke vorm van gevaarlijk leven. Gelukkig haalt ze me met één vraag uit mijn dromerige kwelling. Ze heeft me weer door, denk ik.

“ Zijn we er? Ben je bijna klaar?”: vraagt ze ongeduldig?

Een jas of trui draag ik nooit en mijn schoenen heb ik in twee seconden aan. Zij is er nog niet. Of toch niet helemaal want in de gang blijkt dat ze haar handtas boven vergeten is. Dat lichtgroene, hippe, lederen ding dat ze ooit, als koopje, in een veel te dure winkel, op de kop kon tikken en waar ze lippenstift, vrouwengerief, een gsm en andere dingen, waar ik me van afvraag waarom ze überhaupt in een handtas rond rondslingeren, op een wanordelijke manier in hamstert. Om niets te vergeten, schat ik. Of omdat er spullen in zitten die ooit van pas zouden kunnen komen, in noodsituaties. Wat die dan ook moge zijn.  Aan de voordeur zegt ze: “Ik moet nog even terug, want de tv staat nog aan, het schuifraam is niet dicht en ik denk dat de dakramen nog openstaan”. Ik laat het allemaal rustig gebeuren alsof het voorbestemd is zodat de dingen geordend raken in een soort van compulsieve neurose waar alles in een bepaalde volgorde dient te gebeuren.

Als we eindelijk op het voetpad staan draaft ze geagiteerd: “Waarom ben je zo gehaast? Het is vijf voor vijf. De scouts is om 5 uur gedaan en het is maar 200 meter stappen. We hoeven ons toch voor niets of niemand te haasten en hoeven al helemaal niet te lopen. Dat is nergens voor nodig. We laten ons toch niet opjagen?”

We stappen 400 passen op een rustig tempo. Die liefste vreemde en ik.  Ik steek en sigaret op en terwijl ik dat doe, stel ik me de vraag waarvoor ze nu zo nodig die handtas nodig had. Ik vraag het haar niet want ik wil het niet weten. Want als ik dat allemaal ook nog zou te weten komen, is ze morgen geen liefste vreemde meer.

Heb je ze zien kijken?

De sfeer was anders. Het decor ook, de zonnenbril niet. Minstens 3 keer per jaar gebeurt het. Spontaan. Zonder grote plannen of moeilijke afspraken in overvolle agenda’s. Dan hebben we opeens, zonder dat we er ‘s morgens bij stil hebben gestaan rendez-vous. We krijgen dan even elkaars volle aandacht om bij te praten. Ergens op een gezellig terras. Half in de zon half in de schaduw.

Zij met koffie verkeerd ik met de juiste. Pikzwarte met zoetjes. Om de compagnie compleet te maken waren er mini boules de Berlin bij. Niet om ons te verschuilen achter zweemzoete vettigheid of oude koeien maar gewoon omdat die wat luchtigheid brachten bij ons filosofisch geladen gespin.

De zon scheen flauw op haar gelaat, zodat ze zich, zoals ze wel vaker doet, veilig kon verbergen achter grote donkere glazen. De anders, altijd aanwezige denkrimpels waren verdwenen en haar brede glimlach zorgde voor 2 lachkuiltjes die me helemaal opgewekt maakte. De overvloedige cafeïne zal er ook nog wel voor iets tussen gezeten hebben.

Ze heeft iets met zonnebrillen. Altijd al gehad. Toen ik haar lang geleden voor het eerst ontmoette had ze er ook een op. Maar toen spraken uilen nog wartaal. Ze had een zwarte ray-ban die ze meestal in het haar droeg. Die deed haar wat weg hebben van Madonna. Ze zal het niet toegeven maar diegenen die haar kennen zullen beamen dat ze er destijds veel moeite in stak om er even cool uit te zien als die Material girl.
“Like a virgin” is ze niet meer, dat weet ik zeker. Ze zal destijds zeker “Papa don’t preach” gedacht hebben toen haar vader haar met een bedenkelijke blik taxeerde, wanneer ik een paar dagen later met gespeeld zelfvertrouwen de eerste keer aan haar voordeur belde.

Nooit zijn we elkaar uit het oog verloren. Niet als het goed ging maar ook niet als het met een van ons heel slecht ging.

Als ik nu zeg dat we stilaan oud worden, spreekt zij me met veel elan tegen. Dan overtuigt ze me dat we gewoon eindelijk in balans raken en we stilaan eindelijk van volwassenheid mogen verdacht worden. Voor de overschot zijn we het meestal wel roerend met elkaar. Over zowat alles. Over kinderen of over relaties en partners of over oude bekenden en hoe die soms opdringerig of onverdraagzaam jaloers kunnen zijn. Meestal eensgezind dus, behalve over gekleurde lichaamsverieringen maar daar hebben we het dan ook niet over.

35 jaar lang al passeert ze zo nu en dan. Vroeger wel meer dan nu maar dat kwam omdat ik toen even de juiste San Pedro was. Nu is er een geschiktere San die mee reist naar een of ander “la isla bonita.”

Het is altijd leuk om zomaar even bij te babbelen om te zien en te horen dat het goed met ons gaat. Dat we stilaan in balans raken. Ik wil dat echt nog wel 35 jaar blijven doen. Die babbels en die koffie al hoop ik wel dat ik daartegen gewend kan raken aan die veel te luide schaterlach.

Heb je de mensen zien kijken?

Cadeau voor Valentijn.

 

Maak ik me er niet heel gemakkelijk van af door te denken dat haar verwachtingen voor Valentijnsdag door de band aanzienlijk lager liggen dan al het geen is uitgestald in etalages van dure merkwinkels?

Willen de meeste vrouwen niet gewoon een beetje spontane romantische aandacht?

Natuurlijk is ze niet zoals de meeste vrouwen. Die insinuatie zou een grove denkfout zijn. Het vermoeden dat die gedachte bij me binnen floept, zou ze absoluut niet weten appreciëren. Ze zou er kwaad van worden. Ze wil namelijk niet zijn zoals de meeste vrouwen. Ze is uniek. Dat hoort ze me graag zeggen. Telkens ik dat zonder bijbedoelingen benadruk wordt ze blij en gewillig en komt daar uiteindelijk seks van. Dikwijls toch. Misschien moet ik daar iets mee? Het is per slot van rekening Valentijn.

Mijn originele Valentijnscadeau verschilt van jaar tot jaar en varieert tussen bloemen en een juweeltje. En alles wat zich daar tussen bevindt. Het kan ook lingerie zijn maar dat is iets delicater.

Moet ik dit jaar eigenlijk wel een cadeau kopen? Misschien moet ik gewoon maar eens op een speciale manier uitdrukking geven aan mijn gevoelens? Met iets origineels? Met iets wat ik zelf maak en wat geen geld kost? Dat werkt toch ook zo bij mijn dochter. Op Moederdag. Wanneer zij komt aandraven met een schroef in een geschilderde plank en een wazige foto van zichzelf.  Dan houdt ze het nooit droog. Waarom zou mij dat niet lukken? Zal ik anders dit jaar een romantische boodschap op de spiegel schrijven of tekenen? Met lippenstift. Met een rood gekleurd hartje er onder. Maar dan zeker niet gezet met die dure van vorig jaar want die kostte me 159 €.  Die verspil ik er niet aan?

Of zal ik een attent briefje achterlaten? Een soort geparfumeerde liefdesbrief die ik achter haar ruitenwisser klem. Dat zal wel een leuke verrassing zijn want de meeste andere boodschappen die ze daar normaal vindt zijn boetes van parkeerwachters.

Chocolade kan natuurlijk ook want dat is een afrodisiacum. Dat zet onmiddellijk sfeer. Maar is dat niet te suggestief en te expliciet? Te geforceerd voor de avond waarop normaal gezien alles spontaan gebeurt? En geldt datzelfde argument niet voor lingerie? De kruis loze slip van drie jaar geleden had niet het verhoopte resultaat. Dat heb ik al eens geprobeerd.

Rozen? Maar die verwelken zo stel en liefde mag nu wel wat langer na deinen na zo een avond.

Is het niet gewoon het gebaar dat telt? Moet het zo nodig schitteren en zal het wel fel genoeg blinken? Moet zij zich er per se naakt mee kunnen inpakken? Zal er wel voldoende stof en kant aan zitten om er de verkeerde dingen mee te verdoezelen en er de juiste mee te accentueren?

Valentijn. Het blijft een dilemma.

Misschien is een romantisch etentje wel het veiligste. Dan verspil ik al geen dure lippenstift aan een klef rijmpje. Of loop ik het risico dat ik met een te dure en te grote cup maat mijn dromen of wensen voor werkelijkheid neem?

Iets decoratiefs dan maar. Voor in huis? Iets dat niet moet afgestoft worden of dat ik naar mijn hoofd kan geslingerd krijgen bij een volgend hoogoplopend misverstand. Een kussen of zo, uit zelfbescherming?

Krekels

Ik staarde de hele morgen al naar de schermbeveiliging van mijn computer. De kleurschakeringen ervan waren me nog nooit opgevallen. Als ik er lang naar staar krijg ik hoofdpijn. Het kleurrijke bureaublad is handig ingedeeld. Bovenaan links verzamel ik de nuttige snelkoppelingen.  Ze brengen me met één of met hoogstens 2 klikken bij de gewenste informatie. “Sites voor professionele doeleinden.” Ze bleven al een tijdje onaangeroerd. Ook wel omdat het wat langer verlof geweest is.

Van alle MS office snelkoppelingen die links onderaan bij elkaar gepakt staan word enkel MS Word gebruikt. De rekenbladen, de relationele database-applicaties en de overige MS Office toepassingen staan er gewoon de hoop te vergroten. Misschien zijn ze daar gewoon maar zichtbaar uitgestald om indruk te maken op mezelf? Of op anderen. Wanneer die heel af en toe eens iets mee lezen en ik op die manier naar zelfbevestiging zoek, voor iets wat ik geschreven heb.

De sociale media apps prijken rechts bovenaan. Handig in het zicht. Wellicht is dat geen toeval. Waarschijnlijk staan ze daar bij elkaar omdat ik een beschik over een dominantere rechter hersenhelft. Met deze handicap behoor ik tot een select clubje van beelddenkers. Niet dat ik daar verder groot nadeel van ondervind of dat ik er mijn scherm zo voor ingedeeld heb. Neen, ik ben namelijk niet zo bezig met hersenhelften. Niet met de linkse en ook niet met de rechtse. Ook niet met indelen van computerschermen, trouwens.

Ik klik op het facebooklogo. Dat staat tussen twitter en whats app en onder het instagramlogo. De sociale media checken is een bezigheid die ik wel meer dan eens per dag uitvoer. Meestal uit verveling, vaak uit nieuwsgierigheid. Een icoon in het midden van de navigatiebalk valt me onmiddellijk op. Het icoontje dat zich rood kleurt wanneer een nieuw vriendschapsverzoek zich heeft aankondigt. Hoe mooi is dat toch geformuleerd. Er is zeker strategisch denkwerk aan vooraf gegaan. Vriendschapsverzoek. Ik lees het woord luid op en ik moet lachen. Want het brengt me helemaal terug naar vroeger. Naar de tijd toen ik met opgetrokken kousen in mijn sandalen op de speelplaats van mijn nieuwe school vroeg: “Wil jij mijn vriendje zijn?” In de choreografie van mijn denken haalt de rechter hersenhelft even voorsprong op de linkse helft maar ik duw het beeld weg naar mijn mentale prullenmand.

Een vriendschapsverzoek. Wie kan deze smeekbede zomaar negeren zonder er zich nadien slecht bij te voelen? Dus ik accepteer het net zoals ik vroeger ook gemakkelijk aanvaard werd. Gaan we knikkeren of spelen we verstoppertje? Die rechter helft toch.

De artikels op facebook worden fel becommentarieerd. Iedereen heeft zijn zeg. Van op veilige afstand wordt duchtig gal gespuwd. Op alles en iedereen.  Meningen ongezouten. Ik lees de scherpe kritiek die met dezelfde zuurtegraad opgemaakt werd als waarmee Andras Pandy zijn nabestaanden heeft opgelost. Ik word er niet vrolijker van.

Gelukkig zijn mensen in het echt leven iets vreedzamer en bedachtzamer op hoe ze het zeggen. Althans daar roddelen mensen eerder zoals krekels dat doen. Ze maken nog wel irritant lawaai maar vallen geruisloos stil als je dichterbij komt. Misschien moet ik daarom nu naar buiten om de krekels te bedaren of om een echt vriendschapsverzoek te krijgen aan een toog.

Zullen we nog een koffie drinken of had je liever iets sterker en heb je dat artikel al gelezen op facebook?

Alles komt goed.

2 minuten rust gun ik me nu.
Om even afstand te nemen van de drukte en het gedoe.
De voorbereidingen van zo een feest zetten altijd al mijn zintuigen op scherp.
Zal er genoeg zijn? Alle alarmbellen beginnen te rinkelen.
Zal het wel lekker zijn want zo een homp vlees bak ik niet alle dagen?
Een uur op 160 of 50 minuten op 180°?
Moelleux? Moeten die gebarsten zijn of net niet? Meus en Huysentruyt spreken elkaar tegen.
Mijn hart slaat sneller dan gewoonlijk en er vormen zich pareltjes zweet op mijn slapen. Ben ik aan ’t panikeren?

“Doe maar gewoon”: fluistert iemand. “Alles komt altijd goed.”
Ik weet dat ik dat altijd zeg als iemand door de omstandigheden in overdrive raakt.
Ik ga languit op mijn bed liggen en overloop in gedachten alle lijstjes.
Als ik gewoon doe, rustig blijf en vertrouw op mijn intuïtie zal het goed komen, zoals het dat altijd wel doet.
En als het iets te is of als net niet genoeg zal men me daar niet voor afschieten.
“Het komt wel goed.”
“Alles komt altijd goed.”

Laat je niet opjagen. Vergeet niet te genieten van de zorgvuldigheid die je besteedt aan het koken. Als je de kalkoen vult, je wildstuk lardeert of je pan déglasseert. Je doet het voor de mensen die je graag ziet.

Straks wordt de kamer gevuld met gezellige luidruchtigheid die de temperatuur van je gebraad zal relativeren. De ingezakte moelleux zal niet eens opmerkt worden.

Geniet van wat op je bord komt maar toch vooral van elkaar!
Fijn kerstfeest aan iedereen die van goeie wil is en niet vergeten.
Alles komt goed! Dat doet het altijd.

 

Geesten van het verleden.

Persoonlijk zie ik me eerder als iemand die meer vooruit blikt dan achteruit.
Ik probeer vandaag te leven. Met mijn wortels in het nu. Om niet omver geblazen te worden door gisteren.
Dat lijkt me een goede manier. Misschien is dat de juiste tactiek voor mezelf. Om te leren leven met de ervaringen uit het verleden maar met de blik gericht op wat nog moet komen.
Vooruit, met gedachten en energie gericht op de toekomst. Of op straks.

Ik ben soms wel eens nostalgisch. Op die momenten blader ik graag in een oud fotoalbum. Dan komt wel eens een beeld of een geur helder terug op de voorgrond. Maar ik bewaar geen stapels krantenartikels of schoolrapporten. Tenzij op zolder ergens in een vergeelde doos. Maar dan niet om er sentimentele herinneringen in gevangen te houden. Maar omdat ze deel uitmaken van wie ik ooit was.  En opdat mijn kinderen straks ook nog weten wie ik ooit geweest ben wanneer ik het zelf vergeten ben.
Als ik iets 2 jaar niet gebruikt heb gooi ik het doorgaans weg. Om maar te zeggen. Mijn geschiedenis is niet zo belangrijk. Ik ben er niet heel erg mee bezig. Dacht ik. Tot de laatste dagen. Tot deze week.
Deze week was een ongewone week. De stekker werd uit een verleden getrokken. Daardoor kwam ik in contact met een deel van mezelf dat ik vergeten was. Door de gesprekken kwamen herinneringen binnen die me terug brachten naar mijn roots. Of ik het wou of niet. Of ik ze wou zien of niet!
Ik kwam opnieuw op al die plaatsen, bij al die mensen, bij al die geesten uit het verleden.
Ze hielden zich wellicht al die tijd ergens stil verscholen op een plaats mij onbekend. Ergens in een klein donker plekje van mezelf. Maar ze waren er nog. Ze zijn nooit weg geweest.
De laatste dagen werd ik door de gebeurtenissen achteruit geslingerd en door de tijd terug gereisd naar al die plaatsen. Waar ik al was geweest. Lang geleden.

In een boekje bij de dokter las ik ooit. Het leven draait rond in cirkels. Ik zal zeker mijn voorhoofd gefronst hebben en zonder er verder aandacht aan te geven gedacht hebben: “Ja, dat zal wel!”
Maar als het wel zo is, helpt het misschien dat ik voor ik weet waar ik naar toe ga, eerst probeer te achterhalen waar ik al geweest ben.
Dan komt het verleden en de toekomst straks bij de volgende slingerbeweging misschien samen en worden 2 dimensies op mysterieuze wijze terug verenigd.
En dan zal ik de persoon die ik toen was misschien wel herkennen om te beseffen dat ik dat was!

Tweeduizend-vroeger.

De wereld wordt langzamerhand wit geschilderd. Het open vuur knettert en vult de kamer met een gezellig ruikende warmte. Dennenhout gok ik. Want het vuur verteert het hout te snel om beuk of eik te zijn.
De gelige verlichting langs de straatkant projecteert de schaduw van vallende sneeuwvlokken tegen het strakke, voile gordijn.
De meeste pakjes onder de boom zijn verpakt in goud of zilver. Rood kan ook. Tenzij de cadeautjes voor de kleinsten bestemd zijn. Dan mogen ze ook felblauw of roze.
Als je zelf al op jaarlijkse cadeautjes rooftocht geweest bent, weet je aan de verpakking alleen al uit welke etalage ze komen. Als je ze schudt ken je de inhoud. Meestal toch. Ik deed het elk jaar opnieuw. In het geniep. Wanneer er niemand thuis was en zeker niet betrapt kon worden.
Het rode pakje met het gouden strakke, in professioneel gedraaide krullen is parfum. Want er plakt een stickertje op. ici paris xl. Dat zie je, als je van dicht genoeg kijkt.
De flessen voor de mannen haal je er ook uit. Straf spul van Prik & Tik. Of hele dure rode. Dat kan ook.
De kleinste pakjes zijn de duurste. De grootste het goedkoopst. Want die moeten door hun omvang goed maken wat er maar voor betaald werd. Een nieuwe pmd vuilbak is een kanshebber, gis ik.
Al zou ik dit jaar ook wel eens dat kleinste doosje willen maar dat zal voor volgend jaar zijn.
Het maakt niet veel uit.
Er zijn al 5 echte glazen ballen aan gruzelementen gevallen. De eerste kerstbal brak toen ik het kleinste pakje wou verbergen tussen de naalden en de lichtjes. De laatste toen mijn eega een passende plek zocht voor het grootste pakje.
Het maakt niet zo veel uit.
Volgend jaar moeten er toch nieuwe gekocht worden omdat deze verzameling niet meer compleet is. En omdat er geen 2 verschillende soorten tegelijkertijd in mogen. Dat vloekt. Gelijk een tang op een varken. Zegt ze. Ze zal wel gelijk hebben want ik ken niet veel van kerstballen.
De feestdis staat ook op punt. Geen gevulde kalkoen met airellen en gestoofde peer met kroketten maar iets met lam en verloren groenten. En creme brulee als dessert. Alleen mag ik niet vergeten te zorgen voor een keukenbrander. Het oog wil ook wat. Anders blijft het gewoon maar creme patissiere met suiker. Ook niet slecht maar niet zo chique.
Het maakt niet heel veel uit.
Eigenlijk maakt het niets uit. Want één stoel zal onbezet zijn. Die van onze pa. En hij vond het allemaal niet zo belangrijk. De ballen, de dure rode of de paris xl. Die werd gewoon elk jaar opnieuw al gelukkig met die paar woorden die steevast de pakjesavond inluidden…Van je kleinkind Noor, Thijs of Dries, Bornem 1 januari “tweeduizend-vroeger”…

 

Lichtje…

Als ik het hem zelf oplepel biedt hij nagenoeg geen weerstand. Bij de verpleegsters lukt het minder goed. Bij hen houdt hij de lippen stijf op elkaar. Hoewel er nauwelijks nog energie in dat oude lijf zit, wringt hij toch nog tegen. Van hen moet hij het niet. Bij hen denkt hij wellicht: “peinzen die nu echt dat ik die bocht ga opeten?”
Als ik dan met dat oranje papje kom aanvliegen gaat de val wel open. Traag weliswaar maar ze gaat open. Dan hapt hij dat groentesoepje zonder kauwen toch naar binnen. Niet meer zo gulzig als vroeger, toen ons ma telkens vroeg: “moet je geen schop hebben?” Maar dan met wat meer boze emotie dan dat ik het hier laat uitschijnen.
“Moet je geen schop hebben? Of een riek?” Dat zei ze steeds wanneer ze zich ergerde aan zijn tafelmanieren.
Tafeletiquette. Dat is nooit zijn sterkste punt geweest. De discussies aan tafel waren dan ook vaak hilarisch. Zeker wanneer hij haar provoceerde. Als hij dan smakkend vroeg: “Die erwt? Die ga je die echt ineens in je mond proppen? Of ga je die eerst nog eerst in 4en snijden?” Kans groot dat de jus van de wekelijkse rosbief op dat eigenste moment via zijn kin, op zijn pas gesteven zondagse broek druppelde.
Hij probeerde zich dan soms te verontschuldigen dat hij altijd snel en gulzig moest eten. “Dat het nog een gewoonte was van vroeger. Van tijdens de oorlog.
Als je toen niet rap was, had je niets. Dan moest je een week op de vod bijten.” Ik hoor het hem nog zeggen. Het lijkt weer alsof het gisteren was.
Vandaag kost het allemaal veel meer moeite. Er lukt haast niets meer. Als hij rechtop zit, zakt hij na een paar minuten ongemakkelijk, onnatuurlijk onderuit. Als hij neerligt wordt hij geplaagd door ellendige hoestbuien die hij amper nog de baas kan. Het oogt allemaal heel zielig. Ik heb compassie met onze oude snaak.

Het gros van de dag zweeft hij tussen slapen en soezen. En als hij bij is, is de blik in zijn ogen vaal en afwezig. De guitigheid die eens zijn handelsmerk was, is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor glazige afwezigheid.
Tot voor kort dwaalde hij nog rond in zijn persoonlijke tijdzones en mengde hij zijn gedachten en herinneringen in de verkeerde volgorde. Maar hij was op zijn manier nog aanwezig. Nu rest enkel nog die wazige blik die geen emoties meer schuil houdt.
Soms snak ik zelf naar wat ruimte in mijn hoofd. Hij heeft er teveel van. In het leven zijn maar weinig dingen juist gedoseerd of zijn ze ter beschikking op momenten dat je ze van doen hebt. Denk ik ongepast.
Een schone oude dag? Zo zegt men het. Vandaag echter ontging de schoonheid mij helemaal.

Als een leven wegglijdt en uitdooft, rest niet veel schoonheid of grandeur. Dan rest enkel nog stille eindigheid. Tot op het moment dat hij heel even opflakkert en heel stil, haast onverstaanbaar prevelt. “Jij bent mijn beste vriend he?” Dan was er heel even weer een heel klein lichtje dat de droevige duisternis helemaal op lichtte.
Morgen krijgt hij chocomousse. Misschien gaat hij dan opnieuw op de tafel dansen.

 

Seksime

Vrouwen kunnen heel lang wachten tot wanneer hun mannelijke bijzit iets fout doet. Om het dan luid uit te roepen en te zeggen: “Zie je wel. Ik had dit al van ver zien aankomen.”
Vrouwen. Ze zwijgen nooit. Ze zijn geboren om te tateren. En om mannen te berispen. Ze zagen zelfs als mannen slapen. Omdat ze snurken. “Alle mannen snurken”: beweren ze. Persoonlijk heb ik mezelf anders nog nooit horen snurken

Als ze dan eens niet zeuren dan klagen ze. Er doet altijd wel iets pijn. Pijnlijke voeten of schouders, hoofdpijn of te harde stoelgang. Hun rug speelt op. Of anders zijn de regels die hen uit hun normale doen houden. Het is altijd wat.

In plaats van mannen te waarderen voor het werk dat ze leveren, worden ze opgezadeld met taken die hun waardigheid aantasten. Door hen elke week het vuil te laten buiten zetten. Of door hen het huis uit te jagen zodat ze niet gestoord worden. Om daar dan zinloze taken uit te voeren zoals het gras afrijden of onkruid uit te trekken. Onkruid dat ze nota bene zelf gepland hebben.
Vrouwen spenderen ook veel te veel tijd aan schoonmaken. Wie valt het buiten henzelf op dat het huis proper is buiten? Inderdaad, en de waarheid is dan nog dat het ons niet zoveel kan schelen.
Als vrouwen dan toch energie over hebben waarom dan niet een keertje meer waxen of zo? Belangrijke dingen. Waar mannen ook iets aan hebben.

Waarom moeten mannen zonodig een volledige dag shoppen en een halve bankrekening uitgeven als ze toch meestal het eerste kopen wat ze zien?

Vrouwen zorgen ook beter voor hun kinderen dan dat ze dat doen voor hun vent. Als een kind valt lopen ze naar de apotheekkast en zoeken ze het juiste pleistertje en zalfje. Nadien krijgt het slachtoffertje een dikke knuffel en een nog dikkere kus. Als een man valt wordt hij alleen maar beschuldigd van van tomeloze overdaad en aanstellerij om nadien dagenlang zoniet weken aan een stuk genegeerd te worden.

Als vrouwen dan echt zo bezorgd zijn over calorieën en cholesterol, waarom tellen ze die van zichzelf dan niet? Ons enige probleem met gewicht is dat het zich moeilijk verspreid over ons lichaam en dat het zich te fel in het centrum van ons lichaam concentreert doordat we zo dikwijls op onze rug liggen. Iets wat vele vrouwen trouwens veel te weinig doen.
Vrouwen maken meestal van een mug een olifant. wanneer er dan 10 grassprieten aan onze voetzolen kleven na het grasmaaien. Of omdat we nadien uit de fles drinken dreigen ze met scheiden.
Triviaal!

Zelfs al zijn wij mannen geen loodgieters en niks weten van lekkende afvoeren en fittende pijpen moeten wij toch alle herstellingen eerst zelf proberen doen. Om nadien als we het helemaal erger gemaakt hebben en als het huis in oorlogsgebied is omgetoverd er toch een echte vakman moet langskomen. Om de boel juist te herstellen. Maar dan in het weekend. Op zaterdagavond! Omdat het dan dubbel zoveel kost. Vrouwlief wordt dan toch nog boos hoewel alle huiselijke problemen zijn opgelost.

Vrouwen begrijpen niet dat staren naar andere vrouwen belangrijk is. Waarom begrijpen ze niet dat het onze plicht is. Om mee te kunnen praten, om te vergelijken of om er mee op te kunnen scheppen tegenover onze soortgenoten. Het liefst aan een toog. Met bier.. veel bier.

Een man is beter af als vrijgezel denk ik dan. Scheren hoeft dan niet elke dag en van kleren naast een overvolle wasmand of een sok die rondslingert worden we niet onmiddellijk een onmens. Een haar in de douche verandert ons niet in een landloper. We zouden dan ook geen waardevolle tijd meer verdoen met badkamers poetsen ofzo als er op dat moment belangrijke dingen gepland zijn. Zoals voetbal of porno. Vrouwen moeten dringend hun prioriteiten herschikken.

Wij mannen zijn best sociaal hoor. Zo lang ze de dingen waarmee ze hun sociaal gedrag tonen niet steeds terugspreken of commanderen of steeds maar met hen willen dansen. Sociale interactie met een scherm is meestal voldoende, tenzij er veel bier is. Dan gelden andere wetten.
Een boer en een wind veranderen mannen dan niet plots in een neanderthaler.. Die activiteiten zouden dan gewoon beschouwd worden als natuurlijke lichaamsreacties tijdens een verteringsproces.

Er bestaat gewoonweg geen enkele juiste manier om het vrouwen naar de zin te maken.
Het enige waarvoor ze eigenlijk deugen is seks. Al duurt dat zelfs ook te lang. Waarom worden vrouwen eigenlijk pas opgewonden na een ingewikkeld voorspel waar steeds andere dingen en plekjes belangrijk zijn? Waarom kunnen ze niet zoals wij venten hitsig raken zonder voorspel? Zo moeilijk kan dat toch niet zijn?

Het duurt ook altijd een eeuwigheid vooraleer ze klaar zijn om ergens naar toe te gaan. Een man is klaar in 5 minuten. Als de dames dan eindelijk zo ver zijn moeten ze eerst uitvoerig gecomplimenteerd te worden met hun outfit en hoe ze eruit zien. Zoda ze nadien kunnen zwaaien met beschuldigingen omdat mannen maniakken zijn als ze het te uitvoerig gedaan hebben of voor ongevoelige, ongeïnteresseerde mislukkingen als ze het niet uitvoerig deden. Daarom geven ze geen complimenten meer . Ze blijven liever uit het oorlogsgebied.

“Moet dat zo snel? We hebben toch tijd,” Eens in de auto wordt de rijstijl van mannen ook bekritiseerd. Ofwel rijden ze te snel of wel worden ze vergeleken met pensioengerechtigden wanneer ze te hard proberen aan die eerste eis te voldoen. Wanneer vrouwen aan het stuur zitten wordt het gevaarlijk. Als ze in de passagiersstoel plaatsnemen ook. Het maakt eigenlijk geen enkel verschil.

Onderscheid in geslachten. Oorlog van de seksen. Met feiten kunnen verschillen onderstreept worden. Misschien is het tijd om erover te spreken. Misschien moeten we er minder mee lachen? Misschien moeten we er iets volwassen mee omspringen?
Het grappige van seksisme blijft natuurlijk wel dat er meestal net genoeg waarheid overblijft om het geloofwaardig te laten lijken.
Maar seksisme blijft natuurlijk gewoon een hele grote misvatting. Het is overdreven en het bestaat eigenlijk helemaal niet.  Seksisme … het is er niet, tenzij in vrouwenhoofden.

 

Ruzie maken is (g)een kunst.

Toen ik het vroeger te bont maakte, kreeg ik ruzie en vloog ik in de hoek.  Ik mocht daar dan rustig afkoelen om een beetje tot mezelf te komen. En dat werkte.

Een paar minuten kon ik mijn stijve koppigheid in die hoek volhouden, niet veel langer.  Snel dwaalden mijn gedachten af naar mijn leger soldaten, mijn go-kart of de doos plakkaatverf met hard geworden penselen. Maar niet alvorens ik eerst, gedurende die tijdelijke verbanning,  voldoende tijd gekregen had om kwaad te zijn, me onbegrepen te voelen en een denkbeeldige emmer koleirige krokodillentranen te vullen. Om zo uiteindelijk in te zien dat voetballen in de keuken echt niet kon en spijt te krijgen omdat ik die porseleinen luchter in gruizelementen had gescoord met een afstandsschot.

Na mijn plechtige belofte het nooit meer te doen en met wat minder spaarcenten op mijn spaarboek, mocht ik dan even later, met mijn waterverf en harde penselen op de achterkant van een overschot behangpapier aan mijn kunstwerk beginnen. De kans niet onbestaande dat ik een uur later opnieuw in die hoek moest om me te bezinnen omdat de tafel mee geschilderd werd terwijl ons ma me nog zo gezegd had dat er gazettenpapier onder moest.

Als ik ruzie verdiende, brachten de hoek en wat later de kelder rust, inzicht en een voornemen om het vanaf daar anders te doen.  Zo ging dat toen en op de een of andere manier marcheerde dat. Ik bleef niet dwars of hardleers, ons ma niet boos of nors.

Vandaag gaat het anders.  Ook omdat ik niet meer voetbal in de keuken.  Nu bakkeleien we over andere, ernstige zaken. Over een sifon die lekt en waarom die gisteren nog niet gemaakt werd? Of over haar in de douche of het dopje van de tandpasta.

Als we nu ambras maken doen we dat zoals de grote mensen.  Dan discussiëren we. We argumenteren, rationaliseren, debatteren en raisonneren net zo lang tot we er uit zijn. Desnoods 3 dagen aan een stuk. Met groen hout en beeld zonder klank of smoelwerk en bokkenpoten.  Maar we houden wel vol… Lang… Net zolang tot er een winnaar is en een verliezer.

“Zie je wel dat ik gelijk had, ik ben echt zo blij dat je dat eindelijk inziet.”

“Was dat nu nodig om hier zo lang stom voor te lopen?”

Door het zo te doen zien we niet dat de uitkomst van die “opgeloste ruzie” de voedingsbodem is voor de volgende.  De openstaande rekening zal bij de volgende gelegenheid wel vereffend worden. Waarschijnlijk met interest.

Doen we het zo verder?  Tot we zo ver bij elkaars enkels in het krijt staan dat het op den adem pakt.  Met de gevolgen van het opbod van zinloos gelijk of ongelijk?

Of gaan we de volgende keer gewoon een paar minuten in de hoek staan?

Desnoods met een emmer koleirige krokodillentranen.  Eventjes met wat afstand, wachten op een potje natte verf en een hard penseel?

Stevig in de schoenen.

Echte mannen moeten stevig in hun schoenen staan, ten minste als ze voor een soms wat afwijkende persoonlijke mening durven uitkomen.

Doorgaans ben ik optimistisch positief en leef ik voornamelijk in het hier-en-nu. Zo durf ik uitspreken wat ik denk en voel of durf ik benoemen waar ik wakker van lig. Deze levenshouding behoedt me voor overdreven of onrealistische dagdromerij en houdt me tegelijk scherp om zuurdere mensen op een veilige afstand te houden.

Mijn aangeboren behoefte om het anderen naar de zin te maken, bieden me wat charme en ongevraagde populariteit. Althans daar proberen ze mij wel eens van te overtuigen. Uiteraard laat ik me dan wat graag ophemelen door die overdreven ego-strelingen. Wat had je gedacht?

Zelf, zie ik me eerder als bewaker van mijn grenzen. Een soort stadswacht die aan de poort beslist wie er in mag en wie niet. Een soort Theo Francken die buitenwipper speelt van mijn eigen ietwat donkerder gekleurde gedachten.

Ook al verberg ik mijn nieuwsgierige mening meestal met karakteristieke verdraagzaamheid, toch ben ik soms nog getoucheerd door onverschilligheid of ongefundeerd hevige kritiek.

Toen ik me afgelopen weekend nog maar eens verbaasde over de toon en het taalgebruik van onze politieke elite kreeg ik veel wind van voren. Orkaan Irma raasde woedend de woorden van mijn scherm.

Van uit de digitale verte, ergens van achter een anoniem klavier, werd ik plat geschoffeerd omdat ik me op een nieuwsforum, verwonderend, niet begrijpend, had uitgelaten over de kuiswoede-tweet van Theo Francken. Over de subtiele kniestoten onder de gordel naar mensen die zich niet kunnen verdedigen tegen zoveel tweetgeweld.

Me publiek uitspreken over politieke statements is gevaarlijk ijs voor een charmante woordjes-troubadour, dat weet ik wel.  Ik doe het dan ook niet zo dikwijls. Eigenlijk alleen maar wanneer boertigheid hoogtij viert. Dan is het wel eens sterker dan mezelf. Dan moet mijn pen in de inktpot om me met veel krullen te beklagen over de platvloersheid van de politieke beau monde die de plak zwaait.

Natuurlijk ben ik op zulk een moment voorbereid op vitriool en maagzuur zodat de scherpe opmerkingen van onder de gordel, vlotjes van me afglijden zoals water van een eend.

Onpasselijk makende internetwoede is dan gewoon een onplezierige bijwerking van een medicijn dat ik nodig had om me van mijn eigen misselijkheid te ontdoen.

Mijn digitaal schrijversvel is ondertussen wel ongeveer zo dik geworden als de huid van, pak weg Maggie de Block.  Mollige Maggie, nog zo iemand die zich van achter paniekerig-snel, in elkaar gedraaide wetsvoorstellen beklaagt over schrijfstijl. Maar dan wel over de schrijfstijl van haar ex-collega’s. Een schrijfstijl die ze tot nog niet zo lang geleden zelf hanteerde.

Maar dat is iets voor later. Wanneer het duidelijk is dat je voor een afwijkende mening als vrouw ook stevig in de schoenen moet staan.

Béchamel en wellustige werkwoorden

IMG_1817

 

Hoe of wanneer het binnen geslopen is konden ze niet meer exact achterhalen. Van waar precies de lek in de band zit en hoe het daar gekomen was, hadden ze geen van beiden enig benul. Laat staan dat ze gepast hadden kunnen reageren mochten ze het wel bijtijds in de gaten hebben gekregen.
Geen van hen beiden heeft door dat de reddingsboei, die elke relatie af en toe wel eens van doen heeft, heel zachtjes aan het leeglopen is.
Ooit, in het begin en nog lang nadien, toen was het anders. Toen wisten ze haast op elk moment van de dag hoe ze er voor stonden. Of hoe juist te reageren op een hindernis of een verwikkeling. Zo waren ze immers ooit gestart. Met veel hobbels op de baan.
Had een van hen dan al eens een lastig moment, konden ze dat zonder moeite van elkaar verdragen omdat ze elkaars bevestiging niet van doen hadden om instinctief te weten dat het wel goed kwam. Alles kwam altijd wel goed.
Hun band had zonder ernstige schade op te lopen al wel wat andere scherpe bochten en chicanes met hobbels moeten nemen.
Ze konden altijd gezellig of vurig praten. Geen enkel onderwerp was minderwaardig om het er niet in het lang en het breed over te hebben. Ze konden over alles door palaveren. Zonder enig risico te lopen om het over iets oneens zijn.
De kinderen waren klein genoeg om de problemen even groot als henzelf te houden.

Ze waren allebei minstens even goed in adjectieven die eindigden op -tiek en konden die zonder moeite omzetten in passionele, hartstochtelijke of wellustige werkwoorden. Al voelde die toen zelfs niet aan als ‘werkwoorden” omdat ze allemaal als vanzelf gingen.

Vandaag staan er wel dingen in de weg. Al weten ze niet precies de welke. De stiltes duren soms langer dan de discussies die dan opnieuw de oorzaak zijn voor nieuwe stiltes of andere en dezelfde discussies. De béchamel plakt niet meer zoals hij vroeger plakte en de sensuele passie is ook ergens diep achterin weg gezet in dezelfde kast waarin de speltbloem bewaard wordt waarmee dezelfde  witte saus ook altijd mislukt.

Het lijkt soms alsof de onfrisse vuiligheid wel in de juiste afvalbak wordt gesorteerd maar dat niemand van hen tweeën in staat is, de vuilniszakken tijdig aan de straatrand te zetten voor de vuilkar. Zodat ze weg zijn.

Als ik hen een dezer tegenkom zal ik hen op het hart drukken dat ze moeten blijven praten en kussen of vozen in de badkamer of op de keukentafel. Maar ook zal ik hen aanraden rustines te kopen om die lek in hun reddingsband te dichten, dat ze die speltbloem mogen weggooien maar vooral dat ze dringend hun vuilnis moeten buiten zetten.
Liefst voor morgenvroeg want op dinsdag komt de vuilkar.