Het stipje waar ik naar kijk

Bijna als gehypnotiseerd staar ik naar een nietig glinsterend stipje op het immens canvas. Dit stipje, op een vreemde manier zoveel groter dan het is en tegelijk zo onvoorstelbaar klein en nietig, heeft te maken met elke ziel die er ooit op heeft geleefd. Ik staar.

Elke emotie ooit gevoeld, elke droom ooit gedroomd, alles samengeperst op één lichtgevende pixel. Het is als een rondzwevend stofje dat slechts zichtbaar wordt in de lichtbundel van een cinemazaal als een film wordt geprojecteerd.

Dit stipje, mijn thuis, onze thuis, waar jij en ik vandaan komen, waarop elke mens, elke plant, elk dier en elk organisme dat ooit heeft bestaan, ooit heeft geleefd, zonder één enkele uitzondering ooit zal sterven. Ik staar.

In een flits, een bliksemschicht van gedachten duiken duizend beelden op als in een razendsnelle filmmontage. Het is als het afspelen van een vintage filmrol, waarin ouders hun kinderen omhelzen, waarin verliefde koppels elkaar kussen in een verlaten bos, waarin verheven wereldleiders onrechtmatig een troon opeisen.  Waarin wereldsterren, pop- en sportidolen hun succes vieren terwijl clochards in verlaten straten aan hun voeten liggen.

Geloof en religies, wetenschappen en ideologieën, alles passeert. Ook die onbegrijpelijke overtuigingen die fel met elkaar in conflict zijn waardoor individuen of groepen elkaar bekampen en ze zich ten opzichte van elkaar superieur wanen, met hoogmoed, ‘de waarheid’ of onoverwinnelijkheid als inzet.

Elk historisch figuur, of held of vergeten lafaard, elke heilige, slachtoffer of zondaar, elke oorlog, elk onrechtmatig veroverd gebied, alle vreugde, alle rampspoed, verdriet of schaamte, zitten bij elkaar gepakt op dat kleine puntje stof, zwevend ver op de achtergrond van een canvas.

Hoe verklaar je moordende oorlogen die wreedaardig worden uitgevochten tot eer en glorie van de ‘leiders’ die ze bevelen? Waarover gaat het? Over een fractie van een stip, een zandkorrel in een woestijn of een betwist grensgebied dat in het grotere geheel geen enkele betekenis heeft?

Te midden van deze wirwar van emoties en beelden, voel ik me een nietig figuurtje op een eindeloos groot podium, een acteur van een oud toneelstuk, verloren in de coulissen, terwijl het drama van de wereld zich voor mijn ogen ontvouwt op de uitgestrekte scène. Ik staar.

Mijn hoogmoed, aanstellerij en waan, alsof ik iemand speciaal zou zijn, alsof jij iemand speciaal zou zijn, worden helemaal opgeslokt door de omvang van het canvas en door alles wat het stipje vertegenwoordigt. Ik kom plotseling tot besef dat niets of niemand in die grote duisternis ook maar iets van betekenis voorstelt of me zal komen redden, geen buitenaards wezen, geen verheven ziel of verloren hart, geen afgoderij, geen hogere macht, niemand. Als ik wil leven, zal ik het zelf moeten doen. Het blauwe stipje is alles wat er is. Ik staar.

Het is 1994, en NASA’s ruimtesonde Voyager bevindt zich een eind van huis, zo’n 6,4 miljard kilometer om precies te zijn. Met een duizelingwekkende snelheid vliegt het richting de uitgang van ons zonnestelsel. De bestuurders van het tuig besluiten om, vanuit hun thuisbasis, de camera nog één laatste keer om te draaien, als een afscheidsgroet aan de kleine blauwe stip waarop alles wat ooit gebeurd is en ooit zal gebeuren, in al zijn grootsheid en kwetsbaarheid, samenkomt. Dat is het stipje waar ik naar staar.