Categorie: Opinie

Welterusten, meneer de minister.

Geachte acht ministers van volksgezondheid en welzijn,

Ik denk wel dat jullie het al weten maar ik wil het nog even gezegd hebben zodat jullie er straks in jullie bed nog even kunnen over nadenken.  De afgelopen dagen zijn er 619 bejaarde mensen overleden in de woon- en zorgcentra.  Niet dat jullie al die slachtoffers persoonlijk zullen gekend hebben want dat kan natuurlijk niet maar mocht dat wel het geval zijn, jullie zouden hen wellicht allemaal geapprecieerd hebben. Jullie zouden ze een voor een tot ‘de jouwen’ gerekend hebben omdat het dat soort mensen waren die politici nog blindelings op hun woord geloofden. Dat gaat zo bij die generatie. Tegen jullie moet ik dat niet uitleggen want jullie weten als geen andere hoe dat gaat wanneer jullie hen in het rusthuis in verkiezingstijd de hand gaat schudden. Ik ben zeker dat jullie het gros van de oudjes die de afgelopen dagen moederziel alleen zijn doodgegaan zeker zouden waarderen. Niet alleen omdat ze ouder, grootouder, partner of vriend van iemand waren maar ook omdat ze gans hun leven hun botten afgedraaid hebben en ik maak me sterk dat jullie die babyboomers eindeloos dankbaar zouden zijn voor de belastingen die ze hun hele leven ‘afgedragen’ hebben. Want die generatie zegt dat nog zo, ‘wij hebben toch ook heel ons leven afgedragen om nog een beetje van onze oude dag te kunnen genieten’. Misschien is het veel te cynisch om te stellen dat ouderen wel goed genoeg zijn om tot 67 te werken maar te duur zijn om ze van de juiste zorgen te voorzien wanneer ze het nodig hebben. Maar eerlijk, is het dat niet wat er vandaag gebeurt? Ben ik te bitter of stel ik het te sarcastisch voor wanneer ik zeg dat de ‘gouden generatie’, zoals jullie hen zo vaak bestempelen door jarenlang falend beleid en platte besparingen in de steek gelaten werd? Ben ik te zuur wanneer ik zeg dat het spreadsheetbeleid waarvoor jullie met zijn allen verantwoordelijk zijn niet kon verhinderen dat die sukkelaars bang, alleen en zonder afscheid van hun naasten te kunnen nemen, naar de overkant moesten en dat ze op hun allerlaatste reis mochten vertrekken zonder de budgettaire cijfers al te hard verstoord te hebben?  Diegenen die het land gemaakt hebben tot wat het vandaag is hebben jullie zonder hulpmiddelen en zonder eerlijke kans opgesloten achter het glas van hun rusthuiskamer. Jullie hebben ze gemakkelijks halve en zonder richtlijnen in handen gegeven van een handvol radeloos geworden zorgverleners die niet eens voorzien waren van gepast beschermings- en testmateriaal om hun zorg veilig op te kunnen nemen. Ik ben echt benieuwd in welke bochten jullie zich straks gaan wringen om dit uitgelegd te krijgen. Alvast over de euthanasiekwestie hoeven jullie zich straks als deze crisis bezworen is geen zorgen meer te maken aangezien jullie het grootste gedeelte van die doelgroep al hebben laten stikken, letterlijk en figuurlijk.

Morele blinde vlek

Prediken dat er veel knappe mensen rondlopen die een betere levenswandel hebben dan de mijne, is een open deur intrappen.  Van nature ben ik namelijk liever lui dan moe. Ik mag dus nu niet in de verleiding komen om te verkondigen wie er in deze woelige tijden heilig mag verklaard worden en wie niet. Ik ben het zeker niet want een heilige ben ik nooit geweest en geen kans dat ik het ooit word, daarvoor ben ik veel te tam, te stram en veel te laf. Meestal kom ik niet verder dan een zijlijn om er veilig langs te supporteren of sta ik als kapitein zonder schip, langs de kade ‘awoert’ te brullen wanneer het mis gaat. Toch wringt er vandaag iets in de ziel van deze kakkerlak waardoor hij goesting heeft om heel luid te roepen en heel kwaad te tieren. Natuurlijk weet ik best dat niemand zit te wachten op mijn tirade en hoe ik naar de wereld snurk maar mag ik me vandaag alstublieft eventjes heel hard verbazen? Is het toegestaan om me in de kaak te knijpen zodat ik me met klaarheid van geest kan afvragen hoe verstand precies gemeten wordt en hoeveel je er van nodig hebt om in het bestuur van een land een rol van betekenis te mogen spelen.

Want… Nog vooraleer doden en slachtoffers geteld zijn en alvorens er een inschatting kan gemaakt worden hoe groot de impact van de Corona-crisis precies zal zijn, lanceert Zuhal Demir als minister van overbodigheden of als overbodige minister het idee om burgers met een tweede verblijf aan de kust, van koopbonnen te voorzien.  Om de economie een boost te geven!  Ik heb absoluut niets tegen mensen met twee of drie eigendommen en zeker niet tegen hardwerkende middenstanders maar nog vooraleer de lijken koud zijn, en terwijl de ziekenhuizen nog uitpuilen, acht zij het noodzakelijk om als een soort van Mata Hari van de macht ook eens iets te moeten zeggen.  Ze is per slot van rekening minister, toch?

De leden van haar club die zich ondertussen knus in de Nieuwe Vlaamse Autoriteit, (regering zeg maar) ingenesteld hebben vonden een half jaar geleden nog dat aan de tepels van de vette zeug die zorgsector heet, nog te veel profiteurs konden zogen en dat daarom nog wat vet van het spek kon weggesneden worden. Door echter kapot te besparen op onder andere de zorgsector zitten mensen die er vandaag hun nikkel in afdraaien in een houdgreep waardoor volksgezondheid bijna een schaars goed is geworden. Als ik de opsomming zou maken van mensen die vandaag verschil maken in dit land is mijn lijstje te kort. Zij vragen geen bonussen, zij vragen geen voorkeursbehandelingen of eisen geen privileges. Het enige waar ze zich vandaag zorgen over maken is over het feit of er morgen nog voldoende beschermingsmateriaal voorhanden is om veilig hun werk te kunnen doen. De winkeljuffen, brandweerlui, bejaardenverzorgers, ambulanciers, verplegers, chauffeurs, slagers, bakkers …krijgen van de politiek geen koopbonnen als pasmunt voor een toekomstige stem. Van de burgers in dit land krijgen ze gelukkig wel genoeg witte vlaggen en applaus als waardering omdat zij plichtsbewustheid, solidariteit, verantwoordelijkheid, fierheid en burgerzin wel heel erg waarderen en appreciëren dat zij met een enorm groot hart doen wat een maatschappij hoort te doen, namelijk zorg dragen voor elkaar.

Dus ik stel me opnieuw de vraag. Hoe meet je verstand en is die kennis dan doorslaggevend om er in dit land leiderschap mee te mogen opnemen?

Als ik bovenop de huidige omstandigheden dan ook nog met termen als ‘gezondheidseconmie’ en ‘optimalisatie van gezondheidszorg’ rond de oren geslagen wordt, komt het haar op mijn armen omhoog en kan ik alleen maar vaststellen dat onze ‘economie’ vandaag vol morele blinde vlekken zit, dat ze ethisch bijziend is en verreziend blind wordt.

Het Goede Doel!

“Ik heb getwijfeld over België maar ik nam geen enkel risico. Ik heb getwijfeld over België…”  

De muziek in mijn hoofdtelefoon doet trommelvliezen trillen bij de woorden van deze Nederlandse muziekgroep uit de jaren ’80.  Ze echoën haast profetisch… “Waar kan ik heen? Ik kan niet naar Duitsland. Ik wil niet naar Duitsland daar zijn ze zo streng”.  In zeven strofen bezong Het Goede Doel in 1982 haast voorspellend dat de wereld naar de kloten was. Met een handvol akkoorden zongen ze in uitvergrote clichés over landen van de wereld en over de stereotype kantjes van de mensen die erin wonen.  “In Duitsland zijn ze zo streng, in Cuba te eng.”

Vandaag draait de wereld vierkant en het is opmerkelijk dat elke natie vlucht en zich verschuilt achter eigen opgetrokken grenzen. Elk land plooit terug en dijkt zich in met de clichés en stigma’s die ze al vanouds kenmerken. “Ik kan niet naar China. Ik wil niet naar China, dat is me te druk en wat America betreft, dat land bestaat niet echt.”

Toen al waren er twijfels over België. Mogelijks was de in dubio van Het Goede Doel al even profetisch als terecht want geef toe, België vandaag… is dat niet de wereld in het klein? Of is België dan toch even niet meer het identitaire lappendeken van ogenschijnlijke tegenstellingen dat in stand gehouden wordt door diegenen die er belang bij hebben en garen op spinnen? Is België dan niet langer dat soort mini-Europa waarin elke samenhorigheidsgevoel gefnuikt wordt door politieke constructies waarvan niemand, tenzij een handvol doorwinterde specialisten nog weet hoe het tot stand kwam en welke doelen het heiligt?  Misschien is er een sprankeltje hoop en kan de constructiefout die België is, een labo of proeftuin van Europa worden waarin publieke en sociale belangen opnieuw gewogen worden in minder nationalistische contexten.

Want op het moment dat de wereld die door een virus in scherven uiteen dreigt te vallen, lijkt het te plotseling wel te lukken. Opeens blijkt het niet zo belangrijk dat, omdat het Noorden anders stemt dan het Zuiden, omdat er boven de taalgrens anders gewerkt wordt dan eronder en er een andere taal gesproken wordt, dat er anders gegeten en gevogeld wordt, er zich plots wel een solidaire gemeenschap lijkt te vormen. Is het omdat we vandaag allemaal hetzelfde beest bekampen, we hetzelfde onheilspellende nieuws en lezen we naar dezelfde debatten luisteren? Ik laat het in het midden maar langzaam maar zeker lijken we door samenhorigheid op onze zakdoek terreinwinst te boeken tegenover een gedeelde vijand. Noem me naïef of goedgelovig maar misschien is dat inzicht en die verbroedering in het mini-Europa wel een hoopgevende sprankel die de wereld nodig heeft. Al zal straks, als de crisis helemaal bezworen is, nog moeten blijken of er in België, in Europa en bij uitbreiding in de wereld een nieuwe generatie politici uit het puin zal opduiken die ons kan doen inzien en ons zal zeggen …

De USSSR.  Dat gaat me net te ver… Ik wil niet naar China, dat is me te druk … en wat Amerika betreft, dat land bestaat niet echt!”

Tunnelvisie

Ik beeld me weleens een wereld in zonder mensen en hoe hij er dan zou uitzien? Rustiger zal het zeker zijn daar twijfel ik niet aan.  Dat merkte ik de afgelopen dagen aan straten en pleinen en aan bossen en velden omdat die er door de obligate ophokplicht desolaat en verlaten bijlagen. Nog niet zo heel lang geleden, al lijkt het wel alsof zich dat toen in een ander leven afspeelde, heb ik me dat weleens afgevraagd. Niet dat mijn gedachten op dat eigenste ogenblik aanschouwelijk of concreet waren maar toch liet ik mijn fantasie de vrije loop en vroeg ik me af of het voor de wereld of voor de soorten die er vandaag op leven, dramatisch zou zijn mocht de mens er met één uppercut van moeder natuur vanaf gemept zou worden. Vandaag kan ik me, terwijl ik in mijn gouden kooi opgesloten zit en de vogels me vanuit de tuin toe fluiten, in dezelfde filosofische gedachte opnieuw de vraag stellen of ik van dat idee dan wel bang of eerder kalm en opgelucht moet worden?

Want laat ons wel wezen, van alles wat de aarde te bieden heeft, hebben wij ons tijdens de laatste millennia op recht- of onrechtmatige manier, barbaars eigenaar gemaakt. Bos, dier, plant, vis, lucht, zee en medemens, niets hebben we in onze tirannieke rooftocht ontzien en ongemoeid gelaten. Door onaantastbare verheven activiteiten hebben we ons opgeblazen gelijk een puit en hebben ons onrechtmatig tot Keizer verheven van een rijk dat ons niet toebehoord. Steeds weer zijn we met ogenschijnlijk waterdichte economische wetmatigheden en met verwerpelijke politieke hoogstandjes machtsstrijd aangegaan met de natuur en met elkaar. We hebben ons zo de arrogantie aangemeten en de illusie verschaft architect en bouwheer te mogen zijn van de wereldbol en van alles wat erop leeft.  Als ik dan vandaag, min of meer noodgedwongen, onze nietigheid relativeer stel ik vast dat de mens het enige wezen is dat voortdurend inhaalbewegingen moet doen op de puinhopen die hij achterlaat en dat we daar jaar na jaar met minder succes in slagen. Vermeende leiders die wij ons mandaat verschaffen, denken en handelen nog steeds hoofdzakelijk in macht en in economische belangen. Ze verwaarlozen maatschappelijke samenhang en dragen alleen maar water voor diegenen die ze op hun post en in hun zetel houden. De anderen minachten ze en verwerpen ze als paria’s.

De Trump’s, de Putins en de Johnson’s (om er maar een paar te noemen) van deze wereld blijven wederrechtelijk en op de kap van anderen hopen dat ze door intrest te betalen op het verleden en voorschotten te nemen op de toekomst deze planeet nog groter kunnen maken dan ze al is.

Vandaag geeft Covid-19 ons een les in nederigheid en in karma of in hoe je het ook wil noemen.  Met amper een diameter van een paar nanometer leert het virus ons dat met de natuur niet te sollen valt zelfs niet door verwaande, omhooggevallen gekken die nog steeds overtuigd zijn dat alles op deze kluit te koop of te huur is. 

Laat ons de hoop maar koesteren dat aan deze tunnelvisie die eindigt op een punt straks een einde komt en dat echte trekkers het voortouw nemen om met lessen die we nog moeten nemen en met meer respectvol sociaal globaal beleid de wereld er straks iets anders uit zal zien al ben ik zeker dat we het dan ook weer allemaal samen zullen moeten doen!

Monotoon cirkelgedrag

De ambitie om er te komen ben ik onderweg ergens kwijtgespeeld.  Ik heb mezelf nooit wereldburger gevoeld die de hele wereld nodig heeft om er zijn eigen speeltuin van te maken. Een selfie vlak voor La Sagrada Familia, of vanop de Chinese Muur en een kiekje naast de Taj Mahal hoeven voor mij niet per se om te voelen dat ik leef, al heb ik het natuurlijk ook weleens gedaan. Met mijn eigen kerktoren, met wat er zich er rond afspeelt en met de mensen die er in zijn schaduw rond kuieren heb ik meestal meer dan voldoende leute.  Van het koffieke op het terras van mijn favoriete staminee en van de gasten waarmee ik hem drink word ik door de band genomen al vrolijk genoeg. Al is dat hoogstwaarschijnlijk zo omdat Klaas, die ontegensprekelijk de beste cafébaas van Klein Brabant is, er telkens opnieuw ongevraagd een passend chocolaatje bij serveert. Sociaal connecteren benoemen psychologen dat soort gedrag tegenwoordig met een duur woord al omschrijf ik mijn trage levensstijl liever als zinvol lanterfanten. Om maar te zeggen dat ik simpel leef omdat ik de laatste jaren uiterst simpel in mekaar gepuzzeld ben. Niet dat jullie het zo moeten doen maar mij past dat trage leven net zo gegoten als ingelopen schoenen.

In ons drukke landje werken de meeste Westermensen zich echter dag in dag uit half lam.

Niet precies wetend waarom, draven wij elke dag opnieuw door als trekpaarden met oogkleppen op.  Met een versmald blikveld keren we dan elke dag grond en aarde om in de vore van de akker die we ploegen. Wij worden echter niet langer gemend door boeren die het goed met ons voor hebben of met hun veld. Neen wij worden gestuurd en gedreven door scheve politieke figuren die als vazal en waterdrager fungeren van de beurs en van de koers in een ontspoord en doorgeslagen globaal economisch, financieel systeem. Als we in die mallemolen van de waanzin dan eindelijk een schaars, vrij moment hebben gevonden, trekken we met zijn allen de wijde wereldkloot in. We rijden of vliegen dan naar alle uithoeken van de wereld om in een waardeloze poging daar een beetje dichter bij onszelf te komen. We doen dit vermoedelijk met zijn allen omdat het in ons dagelijks territorium een beetje te hectisch geworden is en omdat we er ons door dat dagelijks monotoon cirkelgang helemaal in hebben weg geprogrammeerd. Door veel te snel door het leven te surfen raken belangrijke en overbodige dingen helemaal door elkaar en worden ze even onvindbaar als twee dezelfde sokken in een overvolle wasmand. Stiekem droomden we jarenlang van minder e-mails, van minder professionele onderdompeling, van minder verplaatsingen, van meer zinvolle tijdsbestedingen van meer rust. Om voor de hand liggende redenen, omdat we dachten dat het zo hoorde, maar vooral omdat er maatschappelijke waarde en belang aan gemeten wordt, lieten we ons met de blik op oneindig en het verstand op nul diep onderdompelen in saaie statistieken, in overbodige rapporten en in nutteloze repetitieve handelingen om op die manier de allesverzengende productiviteit ten dienste te zijn van een economisch model waar een kat haar jongen niet meer in vindt.

Nu en door die afschuwelijke pandemie die als een kapitalistische boemerang in ons gezicht vliegt en waar we middenin zitten en een spoor van onrust, ziekte en chaos over de wereld trekt krijgen we de tijd er gratis bij.  Of, we kunnen ons beklagen en onze kasten opfretten omdat we anderhalve meter uit elkaars buurt moeten blijven en dat nog wel een tijdje zo zal zijn of we kunnen dromen over zaken die waardevol en essentieel zijn of zullen worden. Want de vrijheid om groot te dromen mogen we ons niet laten afnemen. Die ongebondenheid mogen we nooit loslaten en in tussentijd moeten we hopen dat dat dit alles snel voorbij is zodat de deuren weer open kunnen en grenzen kunnen overschrijden om mensen bij elkaar te brengen. Desnoods rond de kerktoren met een koffieke op een terras al mag het dan misschien wel iets uitbundiger.

De wereld draait door.

De laatste paar dagen plaatste ik dat medium hier vol onzin en onnozelheden. Ik deed dit niet om mezelf interessant te maken, om het virus te minachten, het te minimaliseren of om te lollen met risicogroepen of hulpverleners. Neen, ik deed het alleen maar in een luchtige poging om even een geforceerde glimlach op je lippen te brengen of om je hem te laten onderdrukken omdat het grapje “wat op het randje” was zodat je je even aan iets anders kon ergeren dan aan het Coronavirus. Maar ik deed het ook omdat ik weet wat het betekent om een tijdje van de wereld geïsoleerd te zijn of om 24/24 op elkaars lip te zitten. Vrolijk word je daar niet van. Helemaal alleen zijn of beperkt zijn in je persoonlijke bewegingsvrijheid … Dat doet iets met de mens. Sommige tenen worden dan snel te lang voor de schoenen waar ze in moeten. Andere mensen raken gedeprimeerd of worden opstandig als de lont kort te wordt, andere dan weer reageren angstig of overdreven emotioneel. Persoonlijk heb ik last van al die dingen. dus puur uit zelfbescherming heb ik mezelf gisteren uitgeschreven uit de meeste Whatsapp- en Messengergroepen en probeer ik overvloedige nieuws te vermijden. Ik deed dat niet omdat ik de mensen die erin zitten niet graag zie maar wel omdat berichten die ze erin dropten met het uur onheilspellender en dramatischer werden en ik er impulsief of emotioneel begon te op te reageren. Velen onder ons hebben de neiging om dingen die we weten, vermoeden of uit tweede of derde hand vernomen hebben op te blazen of er een eigen draai aan te geven en ze er erger willen doen laten uitzien waardoor straks de hemel zeker op onze kop valt. Ook ben ik er me heel bewust van dat ik, buiten binnen blijven, mensen vermijden en handen te wassen NIETS kan doen om het virus weg te jagen. Gisteren stelde ik mezelf de vraag of ik er beter van word te weten dat er in Italië -tig nieuwe besmettingen en -tig verse doden zijn te betreuren en dat Nieuw-Zeeland slechts één patiënt telt. Ik stelde me in dezelfde reflex de vraag of die overvloed aan (des)informatie een helende of belemmerende invloed had. Ik kwam erachter dat ik er niks mee kon aanvangen behalve te vervallen in doemscenario’s die te erg of niet erg genoeg zijn. Als ik zo verder zou doen zou ik mezelf gek maken waardoor het risico reëel wordt dat de symptomen van die onrust door over-informatie en stemmingmakerij nog erger worden dan die van virus waartegen we ons trachten te beschermen.

GDus a.u.b. verpreid geen onzin. Maak elkaar niet gek… laat mij dat maar proberen met mijn stomme lolletjes…..

En verder blijf binnen, was je handen, vermijd mensen, laat nog iets in de rekken liggen voor diegenen die na jou komen winkelen en … a.u.b. doe normaal…..De wereld draait al zot genoeg!

Welbespraakte Adonis

Drieste koleire, dramatische tragedie, troosteloos falen, uitzichtloze chaos… Met een bijpassend adjectief worden woorden opeens pure emotie. Vanuit de krant of vanop een scherm krijgen we dagelijks negatief geladen woorden, zonder waarschuwing zomaar recht in het gezicht gebraakt als een bombardement van negativiteit of slechte karma. Negatieve woorden maken ons negatief! En we worden de woorden die we gebruiken! Persoonlijk hou ik van woorden, van lange woorden en van de korte. Ik heb de fatsoenlijke bewoordingen graag maar ook de schelmachtige. Ik gebruik ze dagelijks allemaal, hongerig, plat of fijngevoelig in een poging om een beetje nuance te brengen in hetgeen ik wil zeggen. Woorden met een beladen negatieve bijklank, houd ik zo veel mogelijk achter de hand of laat ze achteloos rondsluipen als nachtdieven. Ik probeer ze echt te vermijden en de ene keer slaag ik daar beter in dan de andere. Ik leef en adem woorden, zowel de geschreven als gesproken al ben ik me daar nog niet zo heel lang van bewust. Ik bewonder pakkende koppen, uitgesponnen dialogen, verrassende cliffhangers en uitdagende clickbaits. Ik frons bij geladen woorden en raak ontroerd door de pakkende die diep treffen. Een juist gekozen woord kan iemand ophemelen of slachtofferen. Sommige fout-beslagen redenaars kunnen je met scherpe klinkers en botte medeklinkers vastspijkeren en het treurige is dat die negatieve woorden nog werken ook. Ze zijn de aandachtsvangers die ons doen luisteren en verder lezen omdat ze in de kantlijn in onzichtbaar rood geschreven zijn. Gisteren las ik wat facebookcommentaren op ogenschijnlijk onschuldige berichten en hier is een exclusieve selectie van de woorden die mijn aandacht trokken: “mossel, moord, woede, lul, loser, woede, nachtmerrie, bagger, teloorgang, shock, azijnpisser, dief”, en het lijstje is nog langer. Als ik jullie toevertrouw dat deze woorden gespuid werden als commentaar op een voetbalverslag moest ik even de wenkbrouwen fronsen. Natuurlijk weet ik wel dat woorden als “witte woede” straffer klinken als “niet helemaal mee eens” en dat “kut en tetten” beter bekken dan “vagina en borsten”. “In shock” klinkt beter dan weer straffer dan “verrast”. De vastelling van toenemend ongepast, gebald taalgebruik is nog geen persoonlijke nachtmerrie geworden, al heb ik er vannacht wel een uur slaap voor opgeofferd zoniet stond hier geen letter geschreven. Elke dag gebeurt het, in de (sociale) media, op tv en in onze dagelijkse contacten. Iedereen draagt in min of meerder mate bij aan het creëren van een negatieve taalcultuur die met een onzichtbare infuus rechtstreeks onze hersenen en harten infecteert. Hoe vaak heb je de laatste tijd niet vol van dat verraderlijke gevoel van irritatie voor je scherm gezeten, vervult met onbehagen omdat de negatieviteit je raakte of je je eraan ergerde? Slecht nieuws is goed nieuws voor wie alleen wat gratuite aandacht zoekt en wij worden door de noodzakelijke klik gegijzeld en worden meesleurd in de negatieve woordenstorm. Net zoals een slecht humeur het steeds wint van een goed humeur winnen negatieve, haatdragende woorden het telkens opnieuw van de positieve. Daarom wil ik positieve woorden vanaf nu koesteren en cultiveren, want ik word de woorden die ik gebruik. Misschien moeten we daarom in een soort van music for life van de taal of tournée minérale van het woord, onze vocabulaire ook onderwerpen aan een jaarlijks opruimbeurt om ons zo iets meer te verbinden tot beschaafd schrijven en spreken zonder al die overdreven nutteloze bijklanken die irriteren. Zal ik dan naiëf het voorbeeld geven door het hier eens op een andere manier of met andere woorden te zeggen, misschien word ik dan ooit wie ik denk die ik echt ben… een welbespraakte Adonis.

Kunst met grote C, Cultuur met grote K!

Aan het drukke kruispunt van de Stationsstraat staat een schalkse, oude grijsaard al minstens vijf minuten krom gebukt over zijn rollator geduldig te wachten tot hij de straat kan oversteken. Auto’s en fietsers rijden druk af en aan, voetgangers passeren maar gunnen de oude snaak geen blik.  Aan zijn looprek op wielen bengelen zeker twintig sleutelhangers, minstens evenveel beertjes en drie ballonnen, een gele, een rode en een zwarte. Met het rode verkeersbord, maximum 30 dat aan zijn rollator is vastgemaakt, steekt hij subtiel zijn middelvinger op naar de haastige mensenstoet die ongedurig voorbijraast.

‘Zal ik even helpen’, vraag ik enigszins bemoeiziek aan de verhakkelde rollatorvriend.

‘Met wat? Gaat ge me mijn jonge benen teruggeven, of gaat ge mijn geld afpakken misschien’, antwoordt hij niet-gespeeld brutaal. Ik neem de koddige oude snuiter onder de ene arm, steek mijn andere in de lucht om de aanrijdende auto even te stoppen en help hem rustig naar de overkant van de straat.

‘Waar heb ik dees aan verdiend’, zei hij hijgend, met trillende stem en met een tongval die me deed vermoeden dat hij uit de streek afkomstig is. Met zijn glazige ogen die dankbaarder keken dan de dienst die ik hem maar bewees, grijnst hij een glimlach zo breed dat de twee nog resterende tanden van zijn eetkamer zichtbaar worden.

‘Teneuste maand word ik 93 en dees heb ik nog nooit van mijn leven meegemaakt en ik heb zelfs nog in den oorlog gediend.  Zal ik U om U erkentelijk te zijn, in de rapte een boerreke betalen, hier op den hoek, als ge er den tijd voor hebt tenminste’, en hij wees naar een café dat minstens even oud was als hijzelf en dat misschien ook nog dienst had gedaan in dezelfde oorlog als waar hij kwam uitgewandeld. Witte Cyriel, want zo bleek hij te heten, deed zolang over zijn geribbeld glas bier dat het schuim van zijn kraag al lang verdwenen was om er nog met enige smaak van te kunnen van genieten. Zijn oude ratel stond geen twee seconden stil en hij vertelde onophoudelijk over de oorlog, over de zwarte hand en over het verzet waar hij naar eigen zeggen deel, had van uitgemaakt.  Als hij van zijn pintje nipte leek het alsof hij alleen maar zijn lippen bevochtigde om zich zo telkens opnieuw met heimwee een zoete hopkus te gunnen.

De toevallige verhalen van Witte Cyriel waren even warrig en gammel als actueel maar ik hoorde en zag gelijkenissen met wat zich deze week onder onze neus voltrok. Haast machteloos en met lede ogen kijk ik toe hoe een nieuwe autoritaire orde zich opnieuw installeert. Een nieuwe autoritaire orde die met strikte regels zoals kleur, afkomst en gedacht en met verwerpelijke termen zoals IS-kinderen, vreemdelingen of illegalen, kunstenaars of echte Vlamingen beslist wie tot te hunnen mag gerekend worden en wie niet. Wie niet voor is, is tegen en wordt beschouwd als verrader van de goede zaak en zal het zwijgen worden opgelegd. In die nieuwe orde en met een passende Culturele Canon zal voortaan bepaald worden wie de rechtmatige verdediger mag zijn van de juiste Vlaamse Belangen en van de utopische waanideeën voor een zuivere Vlaamse Natie. Dat de kracht van culturele diversiteit verreikend is en dat die een ruime maatschappijvisie kan versterken, en bovendien winstgevend is, is een realiteit die miskend wordt en als bedreigend wordt aanschouwd. Censuur is geen censuur, maar met stemmingmakerij en afkalving kunnen tegenstanders van de unitaire natie ook gemuilkorfd worden en kunnen ze via de sociale media propaganda ook subtiel geportretteerd worden als subsidie-slurpende geldverspillers of als een niet legitieme elite die de nieuwe autoritaire orde bedreigen als ze niet vernietigd worden. De pleitbezorgers van die nieuwe orde eigenen zich dan nog het recht toe, al dan niet legitiem verworven in naam te mogen spreken van een volledig machteloos en bedreigd volk.

Maar in alles zitten scheuren, scheuren die af en toe een beetje licht binnenlaten zodat we nog zien wat we zeggen zodat we eindelijk inzien dat de realiteit een mogelijkheid is die we ons niet kunnen permitteren om ze te negeren. Als miserie en rottigheid helemaal gegist is ontstaat er misschien een schok die zich verderzet en zich vernieuwt zodat de retoriek van de politieke vijandigheid eindelijk kan plaats maken voor een beetje culturele vriendelijkheid. En anders worden we met zijn allen maar schizofreen in een onbekende dictatuur die de openbare stem helemaal verbiedt en ze het zwijgen oplegt maar dan zal ze ondergronds als een furie spreken tegen oren die wel zullen luisteren.

Kunst en cultuur zijn het bewijs van leven… als je dat doodt dan dood je het!

Dierbaar België, den ezel kan niet kakken.

Of België binnen, goed tien jaar zijn tweehonderdste verjaardag zal vieren is nog maar de vraag. Zelf heb ik daar nog geen uur nachtrust voor gelaten maar ik vraag me wel af wanneer er nog eens vuurwerk zal mogen afgeschoten worden. Ontegensprekelijk zijn er vandaag toch wel wat mensen mee bezig, niet met dat vuurwerk maar met dat Belg zijn. Vele mensen uit het Noorden lijken, met iets dat weg heeft van een superioriteitsgevoel met iedere nieuwe verkiezing meer en meer op zelfbeschikking aan te sturen terwijl zij uit het Zuiden voor goede of verkeerde redenen, als met colle-tout, aan Vlaanderen willen blijven plakken. Soms lijkt het wel alsof België alleen nog maar bestaansrecht heeft bij de gratie van sportprestaties, wanneer geïmporteerde en genaturaliseerde atleten wereldprestaties leveren of wanneer Rode Duivels op een Ek of Wk een begenadigd voetbaldagje kennen. Vooralsnog en zolang er nog een paar zotte socialisten in Vlaanderen rondlopen om de splitsing van het land tegen te gaan, is het signaal van Botrange met zijn 694 meter het hoogstgelegen punt van onze natie. Op de vraag of Het Stroevenbos in de gemeente Voeren met zijn hoogte van 287,5 meter ooit het hoogste punt van Vlaanderen wordt, hangt wellicht af van waar op dat moment de ‘confederalistische’ grens zal getrokken worden en of de burgervader van dat gehucht in kwestie daartegen al Vlaams spreekt want indien dat niet het geval zou zijn, zullen fanatieke wandelaars hem naar alle waarschijnlijkheid met zijn klikken en klakken terug over de natiegrens zwieren, naar Luik waar hij vandaan komt.

Of België nu uit één, uit twee of uit drie stukken zal bestaan, of dat nieuw stuk grond nu Vlaanderen of Dietsland genoemd zal worden, eerlijk, dat zal me een dikke rotzorg wezen, maar waar ik wel redelijk benauwd van wordt en waar ik wel al eens een uur of twee nachtrust voor laat, is naar welk soort samenleving we aan het evolueren zijn.  Zeker wanneer ik gisteren hoorde dat muco patiënten hun levensnoodzakelijke medicatie zelf moeten bekostigen en dat er geen of nauwelijks tussenkomst van overheidswege op zit. Tot op vandaag maakten we in ons oude België nochtans allemaal deel uit van een sociale verzorgingsstaat, waar de hele samenleving verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn, voor de gezondheidszorg en het onderwijs, voor werkgelegenheid en voor een werkende sociale zekerheid. Meer en meer en als ik de rechterkant van onze politieke elite (de splitsers en de vrouwen met goesting) beluister, evolueren we meer en meer naar een soort van participatiestaat waar de overheid in een nieuw België en al dan niet onder druk van besparingen of onder het mom van vermeende parasieten vanonder die verantwoordelijkheid wil weg muizen om zo de verantwoordelijkheid van zorg en zekerheid helemaal in de schoot van de nieuwe participatieve samenleving te leggen. In de schoot van een in tweeën gesplitste samenleving waar burgers geacht worden VOOR ELKAAR verantwoordelijkheid op te nemen.

De contradictie is sprekend, België valt als los zand uit elkaar en we zouden voor elkaar verantwoordelijkheid moeten op nemen.  De muco patiënten die gisteren het nieuws haalden zijn vet met deze participatieve neoliberale kul want zij zullen voortaan hun peperdure levensnoodzakelijke medicatie zelf moeten ‘ophoesten’. In elk geval hebben zij vandaag op de hoogdag van België geen boodschap aan een participatieve staat want zij zijn niet of nauwelijks in staat om te participeren want ze kunnen vandaag in het oude België al nauwelijks overleven.

O dierbaar België den ezel kan niet kakken.

Rood gele vaan.

Toen ik vanmiddag vanuit de keuken en vanachter een tas koffie wat doelloos in de tuin stond te gapen, viel via de laptop van mijn zoon onverwacht een eerste bericht in de huiskamer. Omdat zijn dag veel te laat begonnen was, zapte hij met wat van de namiddag nog overschoot de tijd weg met Netflix en Instagram, om niet gezegd te willen hebben dat hij zich verveelde. Plots veerde hij veerde recht en ging zenuwachtig en koortsachtig scrollend op zoek naar de bevestiging van een zopas binnengelopen bericht dat hij via een vriend had toegestuurd gekregen. ‘We zakken niet’, riep hij ‘Vader we zakken niet, we blijven in 1A en het is bevestigd op Sporza.’

Toegegeven ik ben supporter van KV Mechelen, je mag me hier dus bijgevolg niet van objectiviteit en onpartijdigheid verdenken, zeker niet wanneer ik de verbazing en opluchting probeer te beschrijven die ik sinds dat berichtje van deze middag al een paar uur door elke vezel van mijn lijf voel stromen. Maar het is ook niet omdat ik geen sensatiejournalist ben of omdat ik niet hoor bij de club van opgejutte of gek gemaakte Beerschot-fans dat ik niet mag proberen mijn emoties in leesbare zinnen neer te schrijven. Ik ben per slot van rekening ook een kritische verhaaltjesverteller die graag wat tegen de wind in roept. Verwacht dus geen dubbel gecheckte ‘properehandenfeiten’ want daarvoor ben ik wellicht te veel supporter en een veel te grote praatjesmaker.

Overal waar strijd gevoerd wordt, eindig je wanneer het pleit beslecht is met winnaars en verliezers. Dat is in conflictgebieden waar oorlog woedt het geval, in de politiek is dat zo en in de sport is het niet anders. Na de clash en als het verdict gevallen is, klopt men zich in het winnende kamp superieur op de borst terwijl de verliezers de oorzaak van de nederlaag zoeken bij de omstandigheden, bij de partijdigheid van diegenen die over het resultaat beslisten of bij de sterkte van de tegenstand. Wanneer onmin ontstaat over de juistheid van een resultaat of wanneer men partijen van fraude of bedrieglijkheid verdenkt zal in elk zichzelf respecterend democratisch bestel een onafhankelijk orgaan uitspraak doen om recht toe te kennen aan zij die het verdienen omdat dat rechtvaardig en juist is maar zo niet in de voetbalsport. In het duffe bondscomplex zwaaien oude grijsaards de plak. Belust op winstgevende euro’s hervormen ze wat goed was en behouden ze wat aftands is. Ze maken of behouden vervallen voetbalwetten die zo flou zijn en in hun optiek zo kneedbaar en voor interpretatie vatbaar dat ze er naar eigen goeddunken kunnen over wikken en beschikken, om er voordeel uit te halen voor zichzelf of voor diegenen die ze vertegenwoordigen. Rechters, advocaten, belanghebbenden, investeerders, bestuurders en gedupeerden worden in het Brussels voetbal-politbureau rond één tafel verzameld om als waakhond de honing- en doofpot te bewaken waarmee ze hun zaakjes regelen. Toen bondsprocureur Wagner de competitie leek te gaan beïnvloeden door Ruslan Malinovskyi zeven speeldagen te schorsen voor een onvrijwillige fout, sprak voetbalminnend België schande over zoveel wereldvreemdheid en beklaagde diezelfde voetbalwereld zich over de bekwaamheid en de onpartijdigheid van de Nero van de voetbalrechtbank. Wanneer diezelfde bondselite dan enige tijd later uitspraak doet in de propere handen affaire vindt de publieke opinie dat eindelijk recht geschied is. Over het feit dat beschuldigde club in kwestie amper tijd kreeg om zich te verweren en over de kwestie dat de beklaagde inzage ontzegd werd tot essentieel bewijsmateriaal om de beschuldigingen te weerleggen en over het feit dat voetbalwetten met de voeten getreden werd, kraaide geen haan meer want er was eindelijk een voor de hand liggende zondebok gevonden die het gelag wel zou betalen.  Is er buiten mezelf dan niemand die het van pot gesleurd vindt dat de start van een bepaalde beroepsprocedure kan leiden tot degradatie naar de amateurliga en stinkt dat putje dan niet naar machtsmisbruik? Het heeft er volgens mij toch alle schijn van. En wat dan met de media in dit verhaal? Hebben zij er de hele duur van de schertsvertoning ook geen pap van gelust? Werd de rechtszaak door journalisten niet in publieke debatten gevoerd waar meningen, waarheid en fictie met elkaar vermengd werden zodat facebook en twitter verdeeld raakte in twee kampen, de goeie en de slechten? De toog en de sociale media liep over van meningen, iedereen had er een en iedereen had gelijk. Vandaag sprak het BAS recht, niet vanuit een ‘ethisch’ onderbuikgevoel of vanuit een straffe mening, een waarheid of vanuit een fictief verhaal maar op basis van de voetbalwet. Een wet die nota bene geschreven en bewaakt wordt door clubje grijsaards die er verantwoordelijk voor zijn. Dus kunnen we eindelijk opnieuw over naar de orde van de dag…

‘Vooruit met de rood-gele vaan, vooruit over berg over baan…’ Heis de vlag hoog in de mast want de strijd is gestreden, de tegenstanders geveld en vijandige monden zijn gesnoerd. Verliezers druipen af en lijkenpikkers worden weggehoond. Steek die vlag fier omhoog want de veldslag is gewonnen en de geel-rode drapeau die symbool staat voor eenheid, strijdlust en samenhang toont fier zijn ware gelaat. Laat ze wapperen wapperen tot ze helemaal uitgerafeld is want vandaag is het feest. Van Kvm kan veel gezegd worden maar nooit dat ze onder vreemde vlag gevaren hebben, daardoor is de samenhorigheid nooit groter geweest dan vandaag. Eindelijk viert gerechtigheid hoogtij al zal het wel zuur zijn wanneer je vandaag Beerschotrat bent maar is dat op andere dagen ook niet het geval? Eerlijk?

Blaas je bel eens stuk!

Licht geïrriteerd trek ik in twee trekken de vuurkegel van mijn Marlboro light zo heet zoals ik alleen dat kan. In twee halen en in evenveel tellen stook ik het papier en de tabak van mijn sigaret in geen tijd op tot aan de filter. Op dat zelfde moment giet een kalende man van middelbare leeftijd, die op minder dan tien passen van mij verwijderd is, zijn ribbeltjespint met één langgerekte teug en zonder te slikken in één keer naar binnen. De handelingen waar van sprake, hadden zich het afgelopen half uur al vier keer herhaald. Mocht ik ervoor gekozen hebben om op dat moment voor de tv te hangen, hadden deze volstrekt onbelangrijke feiten die zich op donderdagavond omstreeks 9u38 op het buitenterras van een oerdegelijk Vlaams bruin biercafé afspeelden, niet plaatsgevonden. Nu dus wel, zoals elke week trouwens op donderdag want ikzelf en nog een paar andere verstokte rokers staan daar wekelijks. We zuigen daar aan onze sigaret, aan onze sigaar of aan onze met nicotine gevulde elektrische pijp omdat we al een tijdje en meer bepaald, sinds we in de eeuw van de betutteling zijn aanbeland, naar buiten zijn verbannen om daar gezellig rond een hoge ronde partytafel in de rook te hangen. De paria’s van de kroeg moeten namelijk sinds dan buiten paffen. De al vervuilde fijne stoflucht van niet-rokers die binnen blijven zitten, wordt zo niet met nog meer fijn, vuil stof bezoedeld zodat deze er net iets properder kan ingeademd worden. Diegenen met wie ik wekelijks op donderdagavond omstreeks 9u38 mee rond de tafel hang om te paffen, begrijpen dat allemaal omdat ze nadenken en een beetje sociaal normbesef vertonen opdat mensen die toevallig op donderdagavond ook naar dat oervlaams biercafé trekken hun longen er niet per c  met teer, nicotine of met andere schadelijke brol hoeven te vullen omdat wij daar voor kiezen. Zij zullen er op donderdag en vaak op alle andere weekdagen die eindigen op dag wel voor opteren om hun lijven tot aan hun adamsappels vol te gieten met pinten of met andere geest verrijkende drank. Dat is namelijk hun manier om vijftien jaar eerder de pijp aan Maarten te kunnen geven omdat levercirrose en maag- of darmkanker hun uitverkoren terminus is. Wij kiezen met ware doodsverachting in onze blik eerder voor longkanker en dat is ook ons goed recht. Eigen kanker eerst!

Maar het was niet dat grote maatschappelijk thema dat ik hier wil aansnijden. Niet dat ik mij niet aan rook- of drankonverdraagzaamheid stoor maar omdat bubbels bij mij nog meer innerlijke onrust veroorzaken. En voor de duidelijkheid, ik heb het niet over doorzichtige, wiebelende door afwasmiddel geproduceerde balletjes die door de wind mee gedragen worden en waarin regenbogen wonen en die een vlek achterlaten net nadat ze zijn uiteengespat. Ik heb het over verontrustende bubbels waarin we ons allemaal bevinden en waarin we ons terugtrekken om ons te beschermen tegen mensen die in andere bubbels wonen van waar ze naar de wereld kijken. Om van achter glazig vlies te kijken naar een wereld die ze niet meer begrijpen omdat ze zich in hun persoonlijke bubbel enkel nog met gelijkgestemden omringd hebben. Ze zijn beperkt in klankbord en in tegenspraak zodat ze stom worden en afgestompt raken en niets meer kunnen relativeren. Mak en laks omdat ze door het vlies van de bubbel waarin ze zich verschuilen elkaar niet meer horen en elkaar niet meer verstaan. Over die bubbels heb ik het, over de isoleercellen waarin we ons met mensen van dezelfde soort opsluiten en waarin we ons rood van woede kunnen ergeren aan gedrag en aan geroep van anderen of aan de rook- en drinkgewoonten van diegenen die zich in de andere bubbel bevinden. Maar wees op uw hoede want het zijn geen bubbels met regenbogen waarin we ons bevinden. Het zijn betonnen kooien die onze blikken versmallen en onze natuurlijke aard om te ontdekken teniet doen.

 En jij? In welke bubbel zit jij en wanneer blaas jij je bel eens stuk?

Hoe vier je chaos?

Zes uur en 4. De warmte van de prille ochtendzon schijnt me wakker. Ik gooi het dons van mijn lijf en wrijf de verkiezingsslapers uit mijn ogen. Buiten is het rustiger dan op een gebruikelijke maandagochtend, precies alsof ik ontwaakt ben in een land met een ander licht en een andere soort warmte, al voelt deze killer aan dan dat ik het gewoon ben? Het lijkt wel alsof compleet onverwacht iemand belangrijk is doodgegaan. Ik herinner me dat gevoel. Ik herken hetzelfde ongeloof als toen bijvoorbeeld Amy Winehouse of Prince doodverklaard werden op CNN. De beelden en de sfeer hadden toen ook iets onwezenlijks. Vandaag echter, lijkt het alsof gisteren de menselijkheid, de redelijkheid en de mildheid zijn gestorven. Het beeld van gisterenavond staat nog flou op mijn netvlies. De lijken waren nog niet koud en er werd al uitbundig gefeest, door mensen die door hun gemeenschappelijk gedachtengoed verenigd waren in een uiterst rechtse overwinningsroes. En hoe zit dat dan met zo een feest, hoe doe je dat precies? Hoe vier je onverdraagzaamheid, angst, haat, eigenbaat en chaos? Ik vraag me dat af. Wordt er gedronken op de nederlaag van oubollige politieke structuren en schoffelculturen van postjeskrokodillen, want dan zou ik nog willen meedoen? Al denk ik dat er eerder zal getschint worden op eigen-volk-eerst-getoeter en op het afschaffen van de vierenhalve bourkini die vorig jaar in Vlaanderen gespot werd. Schuiven jullie dan een toastje varkensvlees binnen en roepen jullie dan met zijn allen ‘zwarten en moslims buiten’, of hoe zit dat juist? Wordt er misschien geklonken op het invoeren van de doodstaf van diegenen die jullie door de verkiezingsuitslag dood verklaard hebben, in de wetenschap dat je straks met meer dan één moet zijn om die wetstraattango te dansen of heffen jullie het glas op het afschaffen van euthanasie en abortus of op het afschaffen van een sociale zekerheid die door vakbonden bewaakt wordt? Kan je dat eens uitleggen? Hoe zit dat juist? Hoe vier je eigenlijk onverdraagzaamheid?

De tetten van de premier.

Persoonlijk denk ik dat ik hoogst geschikt ben om geld uit te geven dat ik niet heb. Mijn vrouw weet dat ook maar zegt het anders, die zegt,  ‘Soms denk ik dat gij een gat in uw hand hebt, somtijds doet ge maar op alsof dat ge peinst dat ge Rockefeller zijt.’

Rond de pot draaien kan ik ook gelijk de besten. Dat kan ze ook getuigen. Ik kan namelijk zo hard uit mijn nek leuteren om de essentie van een probleem te mijden dat ik mij haast uit elke benarde situatie kan bevrijden, Houdini is er niks tegen.

Waar ik ook meester in ben is in beloftes doen zonder dat het resultaat moet afgedekt worden. Dat kan ik misschien nog het beste.  

Ok, ik heb geen 8 miljard schuld en ik word niet elke dag opgezadeld met tienduizend nieuwe gepensioneerden. Daar heb ik ook niet echt een oplossing voor, net zoals ik voor het opwarmende klimaat, de migratiegolf, de economische situatie, het drama in justitie, de pensioenen en de achteruitgang van het onderwijs me geen enkel zinvol gedacht kan vormen wat ik er mee zou aanvangen…

Ik zou precies wel een goede politicus kunnen zijn, al moet ik misschien nog beter worden in ruzie maken, in mijn gezin in tweeën splitsen en in anderen de schuld te geven van dingen waar ik zelf oorzaak aan heb maar eens ik dat helemaal onder de knie krijg dan word ik het misschien. Op een schone dag als de zomer en het mooi weer samenvalt, zodat ik eindelijk op mezelf kan stemmen en het niet meer zal moeten stellen met het Vlaemsch Belang of met de marxisten van de PVDA en al de rotzooi dat tussen deze twee uitersten een positie tracht te bemachtigen zodat ze nog even mee aan de pot kunnen likken.

Een ding is zeker, zondag stem ik voor een vrouw met de dikste tetten en ik wens haar het premierschap toe zodat de al aandacht van de heren van de macht tijdens de parlementaire zittingen zo is afgeleid dat ze alleen maar bezig zijn met de boezem van de premier zodat ze geen ander, groter onheil kunnen aanrichten.

Jan de oerman.

Er was geen bezit, geen onderlinge competitie en geen sociale ongelijkheid zodat eenzaamheid, depressie en burn-out niet of nauwelijks bestonden. In die tijd liep er wel wat minder volk rond zodat iedereen in het nu leefde en er geen aandacht besteed werd aan overbodige zaken. De belangrijkste levensvragen in die tijd waren, ‘Waar ga ik slapen? Wat ga ik eten? Weegt mijn knots wel zwaar genoeg om er die sabeltandtijger de hersens mee in te slaan en met wie ga ik praten’, en zelfs dat hoefde niet zo nodig want met dierlijk gegrom raakte je toen al een heel eind op weg? Met die zaken vulde Jan de oermens het grootste gedeelte van zijn dag. Het resterende gedeelte ervan lag hij op de rug in zijn grot of zat hij aan een vuurtje, aan een bot van een sabeltandtijger te peuzelen. Als de dag tegenzat en wanneer een regenbui zijn vuur had gedoofd, mocht hij dagenlang aan stokjes draaien om er opnieuw vlam in te krijgen, en zelfs daar maakte Oerjan niet al te veel spel van. Met overschot van de tijd bedacht hij slinkse plannen om madam de oermens uit haar tijgervel te krijgen of schilderde hij muren vol met heroïsche jachttaferelen.

In een poging om de gelukzaligheid en de onbezonnenheid van dat vervlogen leven te benaderen trekt de hedendaagse homo erectus er twee weken van het jaar in de zomer op uit. Het liefst van al verkast hij dan gans zijn hebben en houwen naar het zuiden om daar, op een overvolle camping, wat te lanterfanten of om op een kunstmatig vuurtje voorverpakte spareribs te roosteren, of slooft hij zich veel te hard uit om zijn verslonsde vrouw nog eens in en uit dat tijgervelletje te krijgen. Het mannelijk oerinstinct om die activiteit op te leuken is hij helemaal vergeten zodat de vrouwelijke homo erectus haar oerman met wat dierlijk gegrom indruk zal geven een goede beurt gemaakt te hebben.

Antropologen en andere mensenkenners die erover gestudeerd hebben, maken er onderling geen ruzie over want ze zijn het er meestal roerend met elkaar over eens dat het met deze kluit dramatisch achteruit is gegaan vanaf het ogenblik dat de mensheid is beginnen te werken en wanneer de inhoud van de portefeuille de wereld is beginnen regeren. De club werd daardoor opgedeeld in twee soorten, een minderheid die het goed heeft en een meerderheid die het met wat minder moet doen. Vandaag draait het boeltje helemaal in de soep omdat die minderheid beslist voor de meerderheid en de meerderheid zich druk maakt over die minderheid. Veel goeds kan daar niet van terecht komen, mijn gedacht.

Die oermensen waren zo lomp nog niet want je moest slim zijn om lui te kunnen zijn. Als de zon wat meewil en als mijn vuurtje niet uitgeregend wordt ga ik ook nog eens op mijn rug liggen, om aan een bot te knagen. Misschien bedenk ik wel een plan om haar nog eens in dat tijgervelletje te krijgen. Hopelijk kan ik dan nog rekenen op mijn oerinstincten zodat ik me niet tevreden moet stellen met wat dierlijk gegrom. Ik had een prima oermens geweest.

Mening.

Denk ik te benepen als ik zeg datik wellicht meer behoefte heb aan tijd en aan nuance om uit te zoeken of ik ergens al dan niet een mening over wil hebben, en houd ik die dan soms niet betervoor mezelf?

Overal waar ik ronddwaal of waar ik mijn neus tegen het venster houd, word ik binnengetrokken en wordt van mij verwacht dat ik me uitspreek over het ene of het ander maatschappelijk fenomeen of over een groot of klein wereldprobleem. Is het niet over de klimaatproblematiek dan is het wel over onderwijs of over migratie of over de digitalisering waar ik expert van tien minuten over moet zijn. Ik word dan geacht om snel een gefundeerd standpunt te hebben en om me straf uit te spreken zodat ik me kan aansluiten bij de voor- of de tegenstanders.

Op zulke momenten betrap ik me er opdat ik ook wel eens verleid word tot uitspraken over dingen waar ik niets of maar weinig van af weet. Laatst ging een gesprek in onze wekelijkse mannenvergadering over Netflix en de niet te missen series die daar ‘gebingewatched’ kunnen worden. Opeens zat ik gewrongen tussen iets wat lijkt op verlegenheid en wat weg heeft van schuldgevoel omdat ik moest opbiechten dat ik geen Netflix bezat en daar niets vanaf wist. Ik mompelde dan maar dat die rommel bij mij niet binnenkomt omdat ik vind dat teveel schermen de huisvrede zullen bedreigen. Ik stuitte op niet gespeelde weerstand, want het gros van mijn vrienden, ‘bingewatched’ wel, sommigen zelfs dagelijks. Ze doen maar, mij kunnen ze onmogelijk overtuigen.  De volgende tien minuten gingen aan mij voorbij want er werd honderduit gepraat over allerlei Amerikaanse series waarvan ik zelfs het bestaan niet eens kende. Toen echter bleek dat ik niet de enige was in het gezelschap die geen Netflix had, voelde ik me een beetje opgelucht. Opeens had ik een partner in crime die zich door zijn bekentenis eveneens medeplichtig maakte aan dezelfde maatschappelijke onbeholpenheid die ik gewaarwerd. Mogelijks voelde mijn gedurfde outing ongemakkelijk aan omdat ik de laatste tijd precies wel vaker moest uitleggen waarom ik iets niet doe, of iets niet bezit. Of misschien was het gewoon omdat ik niet aan mezelf wilde toegeven dat ik van nature een beetje trager ben dan anderen. Het leek haast dat ik me zelfs in die vertrouwde omgeving moest verantwoorden voor wie ik was of voor wat ik dreigde te worden, namelijk Netflixloos.

Maar goed, terwijl ik daar aan mijn koffie zat te nippen, bedacht ik: ‘zou het niet beter zijn, mochten we met zijn allen eens een keer geen mening hebben?’ Niet uit gemakzucht of uit onverschilligheid, ofzo maar gewoon om wat afstand te laten tussen uiteenlopende visies. Om ze daar in stilte te laten rijpen zodat het grotere perspectief gevonden wordt en zo kan uitgevist worden welke het juiste is, met aandacht voor gevoeligheden en andere zienswijzen. Om het daar dan, in alle rust en kalmte eens te worden dat we het even niet te weten of dat we het gewoonweg oneens zijn.

De manier hoe mensen soms fel reageren op ogenschijnlijk ongevaarlijke meningen stoort me, erger nog, het choqueert me. In zulke situaties denk ik dikwijls, ‘houd nu eens vijf minuten je wafel en laat eens wat ruimte voor een andere mening. Toon misschien eens wat respect of nederigheid of denk je nu echt dat je het allemaal beter weet?’

Is het de leeftijd, of is het iets anders maar minder en minder heb ik behoefte aan meningen, zeker als ze niet of slecht geargumenteerd zijn of wanneer ze niet in mijn grotere kraam te paskomen. Meer en meer heb ik nood aan verfijnde en gefundeerde argumenten of aan vadsige sloomheid. Je mag dat nuance noemen of een soort van traag denken, dat stoort me niet. Soms wil ik het zelfs gewoonweg kunnen zeggen, ‘ik weet het nog niet en misschien wil ik het zelfs niet weten, voor mijn gemoedsrust en mijn zielenrust want, eerlijk, hoe jij naar de zaak kijkt, laat me Siberisch koud,en is dat dan ook geen mening?