Als niets doen begint te vervelen. Of wanneer de frustratie of onmacht luid is uitgeschreeuwd en er ogenschijnlijk alleen nog dompers, floppen en desillusies resten verliest deze Tijl Uilenspiegel ook wel eens zijn guitigheid.
Dan loop ik ook wel eens weg. De vlucht vooruit, niet goed wetende waar naartoe.
Als voor deze Don Quichotte de luchtkastelen maar gammele paalwoningen blijken, word ik ook onzeker. Helemaal niet wetend Hoe? Wat? Waar Wie of wanneer?
Op zo’n momenten voel ik me dan langzaam wegzakken in het drijfzand van de ontgoocheling. Het natte vettige slijkt hard zuigend aan mijn katchou botten. Tot aan de knieën in de zwarte moor en derrie dabberend. Mezelf afvragend wat ik eigenlijk uitricht in die stinkende beek.
Neem nu deze week. Veel reden tot jolige vrolijkheid was er niet.
“De Amerikaanse Homo Digitalis Mobilis Horribilis” herschrijft geschiedenis, herontdekt de wetenschap en zet ze helemaal naar zijn hand. Alsof twee plus twee altijd al vijf is geweest. Het klimaat, de samenleving en de opgebouwde waarden verguist en met een paar pennentrekken even vergankelijk gemaakt als smeltende ijsschotsen op de Noordpool.
En dan probeer ik te relativeren. Is het niet altijd al zo geweest? Zotten zijn toch van alle tijden?
Neem nu Plato, was die Griekse baardaap in zijn tijdsgeest niet even controversieel als onze blonde Amerikaanse vrouwenzot? Immers, hij achtte de timmerman waardevoller dan de kunstenaar omdat de timmerman alleen de enig juiste, perfecte afspiegeling kon maken van de tafel. Met oog voor detail, vorm en functie. Terwijl de gehekelde kunstenaar de tafel alleen maar doelloos kon nabootsten of naschilderden. Kunst, door Plato geïnterpreteerd als imitatie van de imitatie. De straffe controverse gedebiteerd om zo indruk te maken op Socrates en Aristoteles.
Of Orwell. Vond Orwell de haard niet mooier, behaaglijker en socialer dan de centrale verwarming? De haard bracht mensen bij elkaar, gezellig samen gepakt rond de Leuvense stoof. Had je kou, wat dichter, te warm? Wat verder van de smeulende hitte. Volgens Orwell was de centrale verwarming alleen maar gemaakt om mensen uit elkaar te drijven en te verdelen over kamers met de juiste behaaglijke temperatuur.
Wie zal het zeggen?
Vandaag slaat onze digi-meter tilt en zitten we verkokerd, gevangen en verstrikt in een comfortabele, kleurloze, digitale keurslijf? We zijn snel, saai en smakeloos ver verwijderd van de warmte van de Leuvense stoof en zappen naar nog sneller en vluchtiger.
Gedwee, tam en mak volgen we de sociale mediastroom op het tempo van de mening van de massa en de indoctrinatie van de onzin. Normen en waarden over boord. Geilend op vluchtige likes & shares, comments & followers. Omdat we ons op die manier met de valse illusie gesust een paar vrienden rijker wanen verzameld rond de warmte van de digitale Leuvense stoof.