Hen, ook wel vrouwelijke kip genoemd.

Gender inclusief schrijven is betuttelend en paternalistisch, en helpt nauwelijks om minderheidsgroepen of individuen een gezicht of een stem te geven, sterker nog, het polariseert. Tegenwoordig is het bon ton of zelfs bijna een beredenerende reflex van bedrijven om richtlijnen op te leggen die spreek- en schrijftaal aan banden leggen in de hoop om de werkelijkheid er anders te laten uitzien.

Dat woorden als n***, laaggeschoold, slaaf, blank, gezond verstand, gestoord, achterlijk, debiel, stom, flikker, allochtoon etc. niet helpen om verbindend te communiceren en best vermeden worden behoeft geen uitleg. Laat ons aub de vrijheid om ‘gezond’ verstand (excuseer het adjectief) te laten primeren. Het gender inclusief taaldebat krijgt echter een buitensporig grote dimensie wanneer dat nieuwe taaladvies me straks zelfs zal verbieden te zeggen dat, ‘X% van de vrouwen al grensoverschrijdend gedrag ondervond’, maar me zal adviseren te zeggen dat ‘X% van de mannen grensoverschrijdend gedrag stelt.’

Maar het stopt hier niet. Adjectieven of zegswijzen die verwijzen naar vaardigheden of beperkingen zullen niet langer toegestaan zijn. Uitdrukkingen als ‘dovemans oren, blind zijn voor, op de zwarte lijst staan, ergens grijs haar van krijgen, uit de oude doos komen, bevatten namelijk woorden die door de taalcipier straks uit ons toekomstig taaleigen zullen gecanceld worden.

Wanneer het ook nog de bedoeling is om woorden te mijden waarin het geslacht ‘heer’ of ‘man’ voorkomt (‘aan de man brengen’, ‘zijn mannetje staan’ …) en om mensen niet langer met ‘mijnheer’ of ‘mevrouw’ aan te spreken, is er volgens mij meer dan één man overboord. Wie meent om zich met deze betuttelende taalcensuur de vrijheid te mogen toe-eigenen en in te mogen grijpen op iemands taal en expressie, is niet alleen wel heel erg bemoeiziek, het voelt bovendien aan als heel erg grensoverschrijdend.

Wanneer je in een bedrijfscontext geconfronteerd wordt met nieuwe woorden zoals diversiteit, gelijkwaardigheid en inclusie is de kans redelijk groot dat volgende slogan je voor de voeten wordt geslingerd.

‘Diversiteit is gevraagd worden voor het feest, inclusie is ten dans gevraagd worden’. 

Als ik zulke quatsch hoor gaan mijn trommelvliezen bol staan en heb ik heel erg het gevoel dat een loopje genomen wordt met mijn empathisch denkvermogen.  Ogenschijnlijk suggereert deze quote gelijkheid en gelijkwaardigheid terwijl hij net vertrekt vanuit een zeker meerderheids-minderheids denken en vanuit dominantie.

Immers, mensen die de organisatie van het feest op zich nemen zijn helemaal niet gelijk aan de gasten die op het feest uitgenodigd werden om mee te slurpen aan de nectar van de onzin.  Zij kiezen immers de feestzaal niet. Zij bepalen niet mee waaraan het feestbudget gespendeerd wordt, wie de plaatjes draait, wat de dresscode is of waar de slingers mogen hangen.

Wanneer men gemarginaliseerde groepen de illusie geeft mee te mogen doen in bestaande machtsverhoudingen, maakt men ze deelgenoot en lotgenoot van de achteruitgang van gelijkheid. Diegenen die deze richtlijnen en petit-comité bedenken verliezen dikwijls de vooroordelen en hun persoonlijk bias uit het oog. Nota bene, die vooroordelen waartegen ze zich in hun opgedrongen charters willen verzetten. Dat ruikt naar hypocrisie en naar zelfverheerlijking maar wat erger is, de nieuwe taalregels polariseren. Ik stel me dan ook luidop de vraag of men met dit doorgeslagen DE&I-verhaal niet net het tegenovergestelde bereikt van datgene wat men beoogde namelijk verbinding, gelijkwaardigheid en aanvaarding.

Laat ons elkaar in dit taaldebat geen Liesbet of geen zij/haar/hij/hem/hun/hen noemen, want een hen is per slot van rekening en zo lang het in de dikke Van Daele staat, nog steeds een vrouwelijke kip. En een haan kraait elke morgen op de mesthoop.