Categorie: Geen categorie

Spijbelen is zo stom als manifesteren.

In mijn jonge tijd heette spijbelen nog gewoon ‘brossen’ of ‘fatsen’. Indien ‘brossen’ toen spijbelen had geheten, zou ik dat beslist nooit gedaan hebben. Dat woord heeft gewoonweg te weinig avontuurlijke bijklank om interessant of spannend te zijn. Spijbelen! Dat klinkt toch veel te Hollands om het te willen doen, zelfs al is het verboden.

Dat was het toen ook al. Brossen, was uit den boze. Toen wij er in onze tijd van tussenuit muisden, in het begin voor zure beren van het Sint-Pieterke (het plaatselijke snoepwinkeltje) en later voor lange fluiten in den Tempelier bij Martine, en we werden betrapt, kregen we retenue.

Op woensdag of zaterdag mochten we dan op school, minstens twee en meestal drie uur nutteloos schrijfwerk komen doen en we waren al content als we er met één straftijd vanaf kwamen. Als je toen op brossen betrapt werd, kreeg je stempel ‘tegentraveir’. Dan was je naam gemaakt en werd je door het lerarenkorps verguisd en geviseerd maar werd je in één moeite door, wel de held. Als de studiemeester of de perfect je in de fietsenkelder attrapeerden wanneer je via de achterdeur probeerde te verdwijnen, werd je door die tegendraadsheid later als James Dean van de speelplaats onthaald.

Wanneer men dat avontuurlijk gedrag precies spijbelen is gaan noemen, weet ik niet exact. Wat ik wel weet is dat ik het een stomme beslissing was. Met die definitie verloor die clandestiene activiteit alle charme en mystiek. Voor mijn part mag dat woord uit het groene boekje geschrapt worden.

Net zoals het woord manifesteren. Toen wij in de hoogdagen van de koude oorlog niet akkoord waren met de bewapeningswedloop van de regering Martens en door de Brusselse straten ‘Godverdomme, weg die bommen’, scandeerden werd dat in de media niet omfloerst afgedaan als manifesteren. Neen, wij waren deelgenoot van de grootste protestmars aller tijden. Dat was de moeder alle betogingen. Dat was toch geen manifestatie dat was protest en verzet in zijn puurste vorm Dus beste jeugd laat dat spijbelen achterwege en stop met die manifestaties maar fats, bros en betoog. Voer het verzet en protesteer. Laat horen dat met jullie niet gesold mag worden en dat het jullie menens is. Wij deden het ook en ons heeft het geen hol opgebracht want ‘This body is nog altijd in Danger!’

No time to waste!

Het eerste glas

Verslaafd? Daar ben je helemaal zelf de oorzaak van. Daar ben je echt altijd zelf verantwoordelijk voor. Zo denken mensen dikwijls. Zo was het ook bij mij en dan zeiden ze: ‘Drink eens iets anders.’ ‘Drink eens iets goeds maar niet zo veel’. Hoe vaak heb ik die zinnen niet gehoord? Ze galmen nog na. Wanneer ik er op terug denk hoe het ooit geweest is. ‘Moet dit nu? Kan je nu echt niet eens zonder?’ ‘Jij kent echt geen maat.’

Hoewel ik van nature heel begaan ben met mensen en ik eigenlijk altijd en voor iedereen het beste wil, kon ik nooit weerstaan. Ik kon het niet waarmaken om op dat gebied niet teleur te stellen. Telkens en opnieuw ontgoochelde ik diegenen die het dichtste bij me stonden. Niet omdat ik zwak was of omdat ik de gevolgen van mijn overdadig gezuip niet doorzag. Mijn kwelduivel was gewoonweg zoveel sterker dan ik. Op het einde had hij me helemaal in zijn greep. Ik was verslaafd en afhankelijk.

Lang dacht ik dat ik het gevecht tegen de ‘duvel’ kon winnen, dat was een grote misrekening. Als je tegenstander te sterk is, blijf je beter uit de boksring. De strijd werd maar pas een overwinning toen ik stopte met vechten, helemaal capituleerde en hulp vond tijdens de wekelijkse groepsgesprekken.

Niemand die er ooit vijf minuten bij stilstaat dat verslaafd zijn, een stoornis zou kunnen zijn. Een soort van onweerstaanbare drang die elk redelijk gedrag in de weg staat en alle ratio wegspoelt. Verslaafden worden nogal gemakkelijk als zwak aanzien of als mensen zonder karakter. Maar is dat wel zo? Zijn verslaafden armtierige sukkels zonder ruggengraat? Kiezen zij wel uit vrije wil voor het leven dat ze lei(ij)den? Persoonlijk denk ik van niet. Ik probeer het uit te leggen. Soms lukte stoppen wel. Als ik er niet aan begon of wanneer externe factoren mij er toe verplichtten. Bij een ziekte of zo of wanneer ik na lang aandringen wou bewijzen dat ik wel één nacht bob kon zijn. Om te imponeren of om aan mijn omgeving te bewijzen dat ik geen probleem had en dat ik wel kon stoppen als ik het echt wou. Zo lang ik me niet liet verleiden door het eerste glas, kwam er geen tweede, geen derde en bleef het hek op de dam. Het werd pas problematisch eens ik er aan begon en het duidelijk werd dat ik geen remmen had. Maar dat inzicht had ik niet toen ik dronk. Dat kwam pas veel later. Toen mijn emoties, gedachten en plannen niet meer bezoedeld werden door de verslavende promilles. Toen pas ben ik beginnen inzien en beginnen aanvaarden dat mijn alcoholisme niets meer was dan en ziekte die me te beurt gevallen was. Ik ben van mening dat mensen verslavingen meestal opdoen in periodes dat het niet goed gaat. Dat er iets gebeurt waardoor de slinger overslaat. Verlies, tegenslag, ziekte, trauma’s, psychisch leed, minderwaardigheidsgevoelens, een ongeval, onzekerheid, faalangst of een laag zelfbeeld of een combinatie van die dingen liggen vaak aan de oorzaak van excessief gebruik. Al kan het gewoon ook zijn dat je te lang en te intens bloot gesteld bent geweest aan alcohol. In mijn situatie was dat het geval. Alcohol was door omstandigheden te lang een onderdeel geworden van mijn dagelijks dieet. Misschien kreeg ik het al binnen met de moederborst, misschien ben ik veel te vroeg gaan drinken, het doet er niet toe. Het glas na het werk was een gewoonte geworden. Dat glas werd een fles en die fles werd een krat. Af en toe werd dagelijks. Dagelijks werd van s’ morgens tot s’ avonds. Het hek was van de dam. Ik was verslaafd en afhankelijk maar was het een bewuste keuze?

Mensen die niet weten wat het betekent om verslaafd te zijn, hoor ik vaak neerbuigend zeggen: ‘Ik heb toch ook problemen. Ik heb toch ook erge dingen meegemaakt. Ik heb het toch niet op het drinken gezet.’ Ik vertel dan soms volgende anekdote. Twee broers, samen een eeneiige tweeling, groeien op onder hetzelfde dak, krijgen dezelfde moederborst, gaan naar dezelfde school en hebben dezelfde vrienden. Ze worden groot in dezelfde omgevingsfactoren en hebben een nagenoeg een identieke genetische belasting. Toch ontwikkelt de ene rond zijn 20ste een ernstige verslaving en de andere niet. Hoe kan dat verklaard worden?

Het is volgens mij niet doorslaggevend wat je meemaakt. Het is de manier hoe je persoonlijk reageert op veranderende omstandigheden of dingen die gebeuren en die reactie is voor elk individu anders. Waarom is mijn drankgebruik uit de hand gelopen? Was het mijn temperament en mijn impulsiviteit dat me verslavingskwetsbaar maakte. Was het mijn drang naar nieuwigheid of mijn wisselend humeur en stemmingswissels dat me gevoeliger maakte? Heb ik door mijn overmatig gebruik mijn hersenactiviteit verstoord waardoor natuurlijke beloningssysteem om zeep raakte en mijn automatische remmen niet meer functioneerden. En ben ik daardoor alsmaar meer gaan drinken? Ik zoek niet meer naar antwoorden omdat ze me persoonlijk niet vooruit helpen. Ik weet wel dat ik sinds ik niet meer drink opnieuw kan nadenken terwijl ik me vroeger soms s’ avonds niet meer goed kon herinneren wat ik s’ middags gegeten had. Ik voel dat ik gevoeliger wandel door deze stage van het leven maar dat ik veel minder onderhevig ben aan oncontroleerbare emoties. Ik kan opnieuw plannen maken en sta hoopvol met beide voeten op de grond.

Verslaafd zijn is geen bewuste keuze. Het is een ziekte. Een verstoring van mijn vermogen tot zelfsturing. Tegen deze levensbedreigende ziekte is voor mij maar één remedie.  Ik moet het eerste glas laten staan.

Pofmaïs

Om kwart voor twaalf komt ze de trap naar boven opgelopen.Het is zaterdagmiddag. Elke week komt ze omstreeks dat uur thuis. Met zakken vol boodschappen. Wat niet expliciet op het boodschappenlijstje opgeschreven is, wordt niet gekocht. Wellicht daarom dat ik bijna elke week, ongeveer een kwartier later opnieuw naar de supermarkt ga om datgene te kopen wat zij vergeten is. Steevast ontstaat dan discussie over of zij die dingen vergeten is of ik ze niet opgeschreven heb. Die woordenwisseling is meestal het startschot om samen in de kasten te duiken en uit te vissen wat nog ontbreekt zodat even later eensgezind een nieuw boodschappenlijstje geboren wordt. Het blijft vooralsnog een raadsel waarom dat ritueel zich wekelijks niet een uur vroeger afspeelt, maar daarom is het een raadsel natuurlijk.

‘Ik moest je de goeie dag doen’, zegt ze terwijl ze een bokaal schorseneren in de proviandkast zet.

‘Ah van wie’, vraag ik oprecht geïnteresseerd. Hoewel deze vraag me redelijk defensief lijkt. Ik stel ze per slot van rekening alleen maar  om  te weten te komen wie ze zonet ontmoet heeft, kijkt ze me toch met lichte irritatie aan. Ze had ondertussen haar rode pumps uitgetrokken en begon aan de rits van haar jas, die ze nog steeds aan had, te frunniken.

‘Ja, van wie? Dat is het nu juist. Wie was het ook al weer? De naam ligt op het puntje van mijn tong, maar het komt niet. Dat heb ik tegenwoordig meer en meer. Gezichten vergeet ik nooit maar namen kan ik niet onthouden.’

‘Ik heb daar ook meer en meer last van. Was het een man, een vrouw?’, probeer ik behulpzaam.

‘Een vrouw natuurlijk!’

‘Is dat zo natuurlijk? Het is toch niet omdat driekwart van de wereldbevolking vrouwelijk is dat je daarom een vrouw ontmoette. Hoewel de kans statistisch gezien kleiner is kon het toch ook een man zijn?’

‘Maar ik heb haar toch met mijn eigen ogen gezien.’

‘Ja, maar ik toch niet? Wat voor vrouw? Van waar moet ik haar kennen dan?’

‘Wel, toen we vroeger nog samen gingen winkelen en dan nadien in het dorp gingen aperitieven, was ze daar ook altijd. Donker haar. Iets groter dan ik. Ze rookte gelijk een Turk. Bastos, denk ik. Nu zal ze een jaar of vijftig zijn, schat ik. Hoewel ze ook vijfenvijftig zou kunnen zijn. Want sigaretten roken veroudert. Je krijgt daar oud vel van.’ ‘Ik ben niet zeker of ze nu nog rookt.Ik heb haar dat niet gevraagd, want zulke vragen stel je niet in de supermarkt aan de kassa.  Tenzij er een farde Bastos in haar karretje zou liggen, maar dat was niet het geval.’

‘Vijftig, dat is te oud om jeugd te zijn en jeugdig om oud te zijn’, antwoord ik bijdehands, in een poging om het gesprek een andere richting te laten uitgaan zodat ik eindelijk kon vertrekken om de overige “vergeten” boodschappen te gaan kopen.

‘Waar slaat dat nu weer al op? Wat is dat nu weer voor een opmerking. Dat is weer zo een uitspraak uit een van je verhaaltjes zeker?’

‘Ze was meestal alleen, hoewel er soms een man bij was maar die kennen we niet.’ Ze dronk pinten in zo’n sierlijk lang glas, van s’ middags al’.

‘Zo wordt het moeilijk. Een vrouw van vijftig die sigaretten rookt gelijk een Turk en lange fluiten drinkt.  Een verrimpelde madame met donker haar, van wie je de naam vergeten bent en die soms vergezeld was van een man die we niet kennen.’ ‘Daar kom ik niet verder mee.’ ‘Weet je er niet meer van?’

‘Deodorant, keukenrol en pofmaïs’, zei ze plotseling alsof die nieuwe informatie me zou doen inzien van wie ze me de groeten moest doen.

‘Wat heeft dat er nu mee te maken?’

‘Deodorant, omdat je zonder, muf onder je oksels ruikt. Keukenrol omdat die er niet meer is en ik je rommel niet blijf op deppen met toiletpapier want dat plakt daar in.  Pofmaïs omdat er morgen een vriendinnetje van ons dochter komt slapen, ze naar een film willen kijken en ik hen popcorn beloofd heb’, zei ze nu echt geïrriteerd.

Het gesprek eindigde even onduidelijk dan dat het begonnen was. Het nachtlampje werd aangeklikt, het dekbed werd weg getrokken en mijn vrouw ging aan de rand van het bed zitten. Met een kartonnen tong en ogen vol slapers trachtte ik te achterhalen wat er aan de hand was. ‘Wat scheelt er aan?’

‘Ik had haar bijna. Jac… Nath… damn ik ben het weer kwijt.’’Haar naam!’

 ‘Doe het licht uit en ga slapen, het belangrijkste is dat we de groeten hebben. En dat ik deodorant en pofmaïs gekocht heb.’

‘En keukenrol? Je bent die keukenrol toch niet vergeten?’

Rupsje rimpel en Jan lul

 

Hoe onnozel achterlijk! Ik die dacht dat vrouwen enkel de hand aan zichzelf leggen op Hustler- en Playboy-tv. Of voor camera’s van internetsites waar heel veel XXX-en in het webadres zitten. Al wist ik ook wel dat het af en toe eens gebeurde in de boekskes. In die bladjes, vol geile vrouwen die voorzien zijn van te dikke borsten met sterretjes op, en die je kunt kopen in benzinestations langs grote autostrades. Al meen ik me ook nog te herinneren dat schreeuwende vrouwen wel eens tot hoogtepunten gemanoeuvreerd werden in reclamefilmpjes van shampoo met speciale kruiden. Al heb ik dat nooit goed verstaan. 

Dat was dus waar ik foefelende vrouwen mee associeerde maar toch niet met  stijvere presentatrices of met radiostemmen.

Tot gisteren dus, toen werd ik verbaasd uit mijn preutse illusie getrokken. Ongevraagd was ik getuige, en nog wel in prime-time en ik vertaal dat even vrij in pruimtijd, dat onze aller ex-speekerin Eva Daeleman dagelijks de vingers bevochtigt. In haar voorpoep en verplicht nog wel, elke dag. Met de complimenten van haar kraker. Om opnieuw connectie te leggen tussen lijf en geest. 

Toen ik in mijn tijd “lichaam en geest probeerde te verbinden” achter de deur, en ik werd betrapt, vloog ik naar meneer pastoor. Om er te biechten. Met wat geluk mocht ik als boete en voor absolutie, op de schoot. Om te voelen hoe eerwaarde biechtvader geen onderbroek droeg onder zijn kazuifel. Echt plezant vond ik dat niet maar ik deed het liever dan twintig  weesgegroetjes en dertig onzevaders op te dreunen. Want dat hielp zeker ook niet. De ene zondigt en de andere zalft en balsemt zal ik toen al gedacht hebben.

Nu zit iedereen er blijkbaar anders in. Nu kunnen persoonlijke gamechangers in geuren en kleuren als bloemlezing besproken worden op tv. Als getuigenis tot innerlijk geluk en groei.  Over groei gesproken trouwens. Vaak voel ik mezelf als Jan lul. Te stijf om te pissen en te slap om te poepen en dan gebeurt er niks. Eva deed het niet. Haar getuigenis over hoe ze voortouw nam in haar leven heeft me ontroerd. Haar moedige verhaal heeft me echt gepakt. Hoe ze al haar zekerheden over boord gooide om zich te storten in een ongekend, onzeker avontuur. Goed voor haar en inspirerend als voorbeeld voor anderen maar misschien hoefde ik niet te weten dat ze daarvoor ook elke dag rupsje rimpel aait. Want die visual staat nu toch ongevraagd op mijn netvlies gebrand. Schreeuwend, onder de douchekop met kruidenshampoo in het haar.

Neuspiercings en oestrogeen!

 

Soms doe ik maar wat. Dan vertrouw ik blind op mezelf en op mijn intuïtie en flik ik maar wat. Ongeacht wat anderen zeggen.  Als ze me vragen “zou je dat nu wel doen?” doe ik het zeker. Omdat ik nu beter aanvoel of iets ok is of niet. Ook wel omdat iets van binnen me influistert dat ik het best wel doe. Liefst vandaag nog want morgen zou het te laat kunnen zijn. Vraag me niet naar redenen. Vraag me niet waarom. Ik doe het gewoon. Niet om iets terug te krijgen of om op mooie blaadjes te komen maar gewoon omdat het juist zit. Zonder garanties te eisen of zekerheden te willen. Die krijg ik niet en verlang ze ook niet. Het meeste van de tijd kom ik niet bedrogen uit. Integendeel ik krijg zo veel terug. Dat krijg ik hier nooit uitgelegd.

Ik durf tegenwoordig meer op mijn zintuigen en mijn instinct te vertrouwen. Vroeger was dat lastiger. Toen mijn gedachten, emoties en gevoelens bezoedeld waren met gezelschap van vijfentwintig centiliter of drieëndertig. 

Zonder dat ik het in de mot had werd ik onzeker en kwam ik nooit tot actie. Ik zocht steeds naar excuses en uitvluchten om iets niet te doen. Uit gemakzucht of omdat ik niet zeker wist dat ik of mijn gevoel wel te vertrouwen was. Of uit angst wat “de anderen” er van zouden vinden. Of gewoon uit luiheid. Dat zal het wel meestal geweest zijn.

Perceptie van mensen kan je niet veranderen, anders is het geen perceptie maar een feit. Waarom zou ik daar wakker van liggen of me er door laten tegenhouden? 

Sinds ik het zo aanpak, kom ik op vele plaatsen. Op plekjes waar ik vroeger nooit zou zijn gekomen. Ik ontmoette al zoveel interessante mensen die anders nooit op mijn pad zouden zijn verschenen. Ik mocht al zo dikwijls naar leuke, spannende of ongeloofelijke verhalen luisteren. Naar grappige praatjes, stories of levensverhalen die ik anders nooit zou horen. 

Gisteren nog mocht ik helemaal onverwacht te gast zijn op een verjaardagsfeestje. Van een oude bekende. Een geest uit het verleden met een persoonlijk verhaal. Ik maakte met veel plezier tijd en had er nog veel langer willen blijven maar er stonden alweer anderen te wachten. Met hun wekelijks verhaal. Die mocht ik ook niet missen.

Door gedreven dingen te doen die ik graag doe, val ik op. Ik spring er ongevraagd of ongewild mee in de kijker. Ik voel me er goed door en door mezelf goed voelen, zijn anderen voor hetzelfde geld ook op hun gemak. Win win!

Als ik mezelf niet had veranderd. Als ik niet voor mezelf had gekozen zou ik nooit ondekt hebben dat spoken uit het verleden soms 3 prachtige dochters uit hun werkmansbroek kunnen schudden. Dat levenswandels soms zo gelijkaardig verlopen. Of dat een vrouw van 53 er soms net zo oud kan uitzien als de drie dochters die ze gebaard heeft. Al zal dat zeker aan die neuspiercings gelegen hebben of aan al die oestrgeengiechels die onophoudelijk door de huiskamer galmden.

Dat het goed was. Het mag gezegd en geschreven worden.

Den ezel kan ni kakken

 

Is België nu opeens een merk of een rage? Of is het eerder een vluchtige modegril en een hip modeverschijnsel dat door een sportieve opwelling tijdelijk wat nieuw leven werd in geblazen? 

Nooit kreeg ons landje, een zakdoek groot, meer aandacht dan de laatste dagen. De Fransen werden door hun koloniaal verleden wel publiek verdacht gemaakt van exotische import om resultaat te scoren. België niet, maakt het uit waarom? 

Onder de flamboyante leiding van een Engels sprekende Spanjaard die getrouwd is met een Engelse lady en nota bene geen bier lust, werden oude, nieuwe, witte en met lichaamsversieringen gekleurde donkerdere Belgen samen verenigd op een groene tapijt om er samen voetbal hoogmis te vieren. Als er al gesproken werd over transferts gingen die over het doorsluizen hip volk naar Real of Barcelona. Over transfers naar Wallonië werd niet gesproken. Tenzij Deschacht nog wordt doorgeschoven naar Standard  maar dat zie ik niet onmiddellijk gebeuren. Daarbij Deschacht is geen Rode Duivel. 

“Oewaar is da feesje” hoorde ik keizer Hazard de afgelopen zondag in patatten nederlands roepen vanop een Brussels schoon verdiep. Geen franskiljon heeft er zich aan gestoord en de vlamingen lusten er ook pap van.

In een een interview hoorde ik Martinez nadien praten over, verenigen en inspireren. Over jeugd en versterken. Over samen en togezzer! In plaats van een kloven te maken en tegenstellingen te benadrukken, bouwt die man bruggen. Over gewests- en taalgrenzen heen. Van in Brugge tot in Luik. Zonder overkappingen en zonder bamtracé’s of ringlandtrajecten.

 Ik zie geen kliekjes en hoor geen comunautair gekibbel over wie na de wedstrijd niet mee mag klaverjassen omdat hij geen Vlaams of Frans  praat want ze praten onderling allemaal patatten Engels.

Geef die man aub een politiek mandaat. Want een merk werkt zelfs al heet het België. Laat ons desnoods onderling patatten engels spreken zodat we allemaal samen “oewaar is da feesje” kunnen roepen maar vooral. Politiekers alom neem een voorbeeld aan Martinez en als jullie het zelf niet kunnen geef hem dan een schoon verdiep misschien komt het dan met de rest van België ook nog wel goed.

Oh dierbaar België den ezel kan niet kakken…

Friggatriskaidekafobie

 

Friggatriskaidekafobie of paraskevidekatriafoob. Ik beken ik pleit schuldig. Niet met voorbedachte rade maar wel schuldig. Mocht vandaag er een koude rilling over je rug lopen als je me ziet. Of als de haren op je arm rechtveren wanneer je mijn persoonlijk territorium betreedt, zoek de oorzaak dan niet bij jezelf. Het ligt aan mij. 

Beschuldig mij maar. Of de zondag dat mag ook. Want wil een vrijdag vallen op de dertiende moet de maand beginnen op een zondag. Geloof je me niet? Het klopt nochtans als een zwerende vinger. Geen vrijdag de dertiende zonder zondag. Kijk de kalender er maar op na.

Alfred Hitchcock en Fidel Castro waren ook zulke paraskevidekatriafoben en ze wisten verduiveld goed waarom. Net zoals ik. Ik ben er ook mee belast. 

Het is een ongelukkige dag. Een dag die ellende, pech en rampspoed brengt.

Laat je niets wijsmaken. Hoewel onderzoek suggereert dat de kans dat vandaag pech je te beurt valt, niet groter zou zijn dan op eender welke andere dag. Of dat vrijdag de dertiende weinig of geen effect zou hebben op ongevallen, bezoeken aan ziekenhuizen, natuurrampen of ongewenste zwangerschappen, toch is dertien geen geluksgetallendag. Het is tegenslagendag maar wel alleen voor jou. Jij bent er ongewild slachtoffer van. Je bent er mee belast omdat je me toevallig kent.

Want ik zag het levenslicht op een vrijdag de dertiende. Op zulk een dag werd ik uit de vulva van mijn verwekker geperst.  Dus ontloop me voortaan. Ontwijk me. Steek over als je me ziet of ga met een hele grote boog rond.  Respecteer mijn onheilspellende schutkring. Je behoedt jezelf ermee tegen rampspoed en ontij en je bewijst mij er ook een grote dienst mee. 

Anders moest ik met jou praten en kreeg ik nooit tijdig deze nonsens op papier!

Boos of depressief?

 

Is het gemakkelijker verdrietig te zijn dan boos? Persoonlijk denk ik van wel.

Verdriet, depressie en zelfbeklag zijn heel passieve emoties die me helemaal deden terugplooien in mezelf. Met heel grote focus op mijn eigen overschatte ellende. Wegkwijnen is gemakkelijker dan confrontatie aan gaan en weerbaar te zijn. Depressieve mensen aanvaarden onrechtvaardigheid en trachten er in te berusten. Althans, ik deed dat toch lange tijd. Al lukte me dat maar amper, dat berusten of vaak zelfs helemaal niet omdat ik me door mijn passiviteit en besluiteloosheid een gekwetst en uitgesloten slachtoffer bleef voelen. Onbegrepen, en zalig zielig.

Vanaf het ogenblik dat ik me gebeten voelde, kwaad kon worden en daardoor uit mijn schulp kroop, veranderde het ten goede. Dan pas besefte ik dat ik niet langer op mijn kop hoefde laten zitten. Dat ik me niet langer moest laten kleineren om het nog langer te blijven ondergaan. Mijn kwaad bloed begon te stromen en ik kreeg energie. Omdat ik de situatie wou veranderen. Omdat ik niet langer wou berusten en defensief of reactief wou ondergaan op wat voor onheil het leven nog allemaal voor mij in petto had. Ik deed eindelijk wat ik al heel lang had moeten doen.

Ik kan me nu de vraag stellen waarom ik zolang koos voor verdriet, berusting en zelfbeklag? Ik ben niet zeker. Misschien omdat het veilig was of gemakkelijker omdat ik dat gevoel kon beheersen en controleren? Omdat ik de oorzaak steeds maar weer bij de anderen kon leggen en zo zelf geen verantwoordelijkheid moest opnemen? Of was het gewoon omdat ik bang was van mijn eigen boosheid? Voor de gevolgen ervan of voor de afkeur of kritiek omdat het beeld dat ik voorhield haaks stond op hoe ik mezelf al die jaren had voorgedaan?

Langzaamaan zag ik in dat er niets mis was met assertiever in het leven te staan. Met een lijn te trekken tot waar men voortaan mag komen. Wanneer iemand die denkbeeldige grens overschrijdt en overtreder wordt van mijn emotionele of fysische plafond geeft me dat automatisch het recht om boos te zijn en dan word ik het. Want ik heb het natuurlijke en vanzelfsprekend recht om met respect behandeld te worden. Niet door zelfbeklag te veinzen of om anderen emotioneel te chanteren. Want dat heeft door de loop der jaren een averechts effect op mij gekregen. Dan pas word ik wat chagrijnig en bits.

Mijn grenzen probeer ik te bewaken al kost dat moeite en word ik daardoor voor lastige keuzes geplaatst en word ik er soms boos van.  Maar enkel op die manier hou ik teugels in handen en kan ik met opgeheven hoofd ’s avonds in de spiegel kijken om te zien dat het nu beter is.

Dus stop met blijten, veeg die snottebellen uit je ogen, word kwaad en kom in actie! Je zal er beter van worden en er zelfrespect van krijgen.

 

 

 

Twijfel

 

In de verte luidt de kerkklok. Geconcentreerd tel ik de slagen. Tien, elf, twaalf middernacht. Tenzij ik mis telde. Dan was het maar elf uur. Tien kon niet want ik miste toch geen twee slagen? Ik ben niet zeker. Klokslag twaalf was het want een uur later klinkt maar één slag.

Harde regenvlagen beuken tegen het dakraam en zorgen voor een vreemd ritmisch getik dat voor een beangstigende rust zorgt. Alsof er onheil op komst is. De noorderwind fluit gierend door de dakpannen en doet de luiken van de ramen op de benedenverdieping rammelen in hun hengsels.

“Zinnen zijn maar zelden zo briljant als gedachten”. Verwachtingen over hoe ik het bedoel zijn net zo verraderlijk als valse beloften. Ze komen niet uit. Net als de onrustige nacht spookt het in mijn hoofd. Zal het goed genoeg zijn? Ben ik op de goede weg of heb ik de bal helemaal mis geslagen? Ik weet wel dat een zin geen onnodige woorden moet bevatten en een paragraaf geen onnodige zinnen. Net zoals een tekening geen overbodige details en een computer geen nutteloze onderdelen hoeft. Ik moet opnieuw schrappen om de essentie te benadrukken. De boodschap moet strak en uitgekleed zijn zodat alleen de pointe rest. Dan is het duidelijk en veilig.

Niet? Of spreekt het verhaal toch meer tot de verbeelding als het breed uitgesponnen wordt met beeld, geur en kleur? Als het ietwat klef en melig in elkaar geschreven is. Doorregen met emoties en naakt op de straatstenen. Kwetsbaar bloot en langdradig gedetailleerd zodat ik genadeloos kan neergesabeld worden met mijn openhartigheid. En dan word even onrustig als de nacht want ik krijg het echt Spaans benauwd van kritiek. Omdat die nu een maal langer op mijn huid plakt dan een pluim. Ik ben zeker gevoeliger voor een veeg uit de pan ben dan voor een schouderklopje, zelfs al krijg ik er soms meer van.

Twijfel en trots wisselen elkaar af tijdens die nacht tot ’s morgens.  Tot wanneer ik ongevraagd bevrijdende woorden hoor. Je mag fier zijn op je boekje hoor. Je hebt het toch maar gedaan. Sommige pluimen blijven precies toch wel plakken.

Tijd

 

“Waar je je tijd in steekt is waar je je leven aan besteedt.”

Wat een wijsheid. Wat een wijze woorden. Ze zijn niet van mezelf maar van madam Google. Al denk ik wel dat ik die uitspraak nu ook zou kunnen doen. Om er straf mee uit de hoek te komen. Ik laat de woorden doordringen om er iets clever mee te doen. Wat doe ik eigenlijk zelf met mijn tijd? Als ik erover dub wil ik hem stilzetten. Om eens diep na te denken hoe ik hem verstandig zou kunnen besteden, maar ik heb er de tijd niet voor.

Het liefst van al zou ik alles tegelijk doen. Boeken lezen of schrijven. Een reuze karper vangen. De tuin eindelijk helemaal naar mijn hand zetten of dat lange gesprek voeren met mensen van mijn soort. Gesprekken waarin we de wereld helemaal veranderen en een ander soort leiderschap uitvinden of gewoon waarin we maar wat lanterfanten. Maar ik heb geen tijd. Mijn denkbeeldige lijstjes raken niet afgevinkt. Omdat ik er niet aan begin. Omdat ze een te strakke deadline hebben (en ik strakke deadlines haat) of omdat ze te uitgespreid zijn in de tijd zodat ik altijd wel een excuus heb om er niet nu aan te beginnen. Omdat ze in de weg zitten.

Als ik vraag of het teveel moeit kost om een kamer op te rommelen of om samen eens iets leuks te doen luidt het antwoord steevast. “Ik heb daar geen tijd voor.” Facebook, de x-box, de gitaar, Messenger, de ouderraad, de sport, het werk, het lief, Neflix, Yello, Snapchat, Instagram en Twitter zitten altijd hoger op de prioriteitsschaal dan ik. Geen tijd dus.

En wat doe ik zelf? Ik zoek en volg dan maar interessante en oninteressante mensen. Ik wil ze achterhalen en doorgronden. Ik ben een voyeur op zoek naar mensen die ik kan adoreren, volgen en na kan bootsen. Ik speur naar trends en praat me binnen in levens van mensen die ik ken, niet ken of ooit gekend heb. Omdat ze me passen. Omdat het geen moeite kost of wanneer ik daar een blauwtje loop het me geen hartzeer bezorgt. Gemakkelijk, oppervlakkig, veilig en vrijblijvend…en saai.

Is dat niet datzelfde prioriteit principe als de facebook, de x-box, de gitaar, de Messenger, het lief, Netflix, Yello, snapchat en Instagram van diegenen die ik het verwijt?

Waarom bel ik niet? Waarom schrijf ik niet? Waarom spreek ik niet af of spring ik niet in mijn auto of in een vliegtuig? Om die mensen echt te ontmoeten die er toe doen? Om er koffie mee te drinken en om er eventjes die ideale wereld even mee te beleven? Omdat ik er de tijd niet voor heb? Of omdat ik angst heb dat ik hem er mee verspeel? Mijn tijd?

Slikken en absorberen zonder te ontdekken is wat ik doe. Dat is waar ik mijn tijd, die ik nota bene niet heb, mee verdoe. Als mijn tijd een tekortkoming is geworden door de dingen waar mee ik hem opvul moet ik diep nadenken. Dit kan niet zijn hoe ik het toen bedoeld heb. Toen ik zelfzeker verkondigde dat ik voortaan nog alleen ging doen wat ik graag doe en me nog alleen maar ging omringen met diegenen die er toe doen.

Een of andere dag… dan zeker… daar kan je op aan… Als ik er 2 minuten tijd voor heb!

 

 

 

De smeerlap.

Volgende maandag, ik kijk er tegenop. Opnieuw zal het een uur vroeger eerder dag zijn dan dat ik het eindelijk gewend geworden was. De wijzers van de klok zullen me zoals elk jaar, minstens gedurende een week verplichten om me een uur sneller moe te voelen dan dat ik het ben. Het irritante alarm van mijn klokwekker zal me dan ook weer ongevraagd een uur vroeger uit mijn natte droom halen zodat mijn ingebeelde hoogtepunt ook daar naar net-niet zal uitgesteld worden.

Om in het zomeruur te leven moeten zondag alle klokken stipt om twee uur ‘s nachts een uur worden verder gedraaid. Dat is belangrijk want zo moet het gebeuren,  volgens Frank en Sabine. Zo niet zal ik maandagochtend ontwaken in een koud huis en zal ik genoodzaakt zijn ijskoffie te slurpen omdat de timers niet gesynchroniseerd zullen zijn aan het opstaan-uur. Is er trouwens iemand vertrouwd met het resetten van mijn biologische klok? Want zoals elk jaar opnieuw zal mijn ochtenderectie zich ongevraagd  in uitgesteld relais aandienen, op een gênant moment, in de auto, of erger tijdens mijn eerste te vroege vergadering of in de lift.

Het was nu net weer licht ‘s morgens en ik hoefde me na het werk niet langer af te vragen waar de dag gebleven was wanneer ik in het grijze duister naar mijn auto zocht. Ik was dat nu net gewoon geworden. De collega’s hadden net aanvaard dat ik het daarom vijf minuten eerder voor bekeken hield.

Opnieuw zal ik zoals elk jaar trouwens, vergeten mijn autoklokje te resetten waardoor ik me om zeven uur ’s morgens weer zal afvragen of het zes uur is of negen, of toch zeven? En dan zal ik me andermaal ergeren omdat die verdomde klok niet kan voort of -teruggedraaid kan worden terwijl de auto rijdt waardoor ik me op woensdag in dezelfde tergende situatie zal bevinden als op dinsdag. Ik durf er gif op nemen.

Halverwege de week, en nadat ik uit pure wanhoop de helft van de klokken minstens drie keer naar voor en de andere helft vier keer achteruit gedraaid heb, zal ik er achter komen dat ik minstens in de helft van de gevallen op tijd kwam. De andere gevallen zal ik in eer en geweten verontschuldigend kunnen wijten aan het zomeruur. Computers stellen zich gelukkig automatisch in maar dat zal ik vergeten zijn waardoor het  op maandag in de voormiddag tien uur zal lijken, het elf uur zal zijn maar toch zal aanvoelen alsof het 12 uur is. Naar mate de week vordert, zal ik er meer en meer van overtuigd raken dat de zomertijd een complot is, om me te verwarren en om me te doen geloven dat ik energie bespaar. Welke energie? Want ik heb nu al geen overschot om er de dag mee rond te maken. Terugdraaien naar winteruur. Ja, dat begrijp ik nog. Daar ben ik fan van. Daar ben ik helemaal mee mee omdat mijn biologische klok me dan al soezend tussen het meel laat voelen dat ik een uur meer gekregen heb dan tijdens de zomertijd die me jaar in jaar uit dat gewonnen uur opnieuw afneemt, de smeerlap.

En de chocolade is nog op ook.

 

Soms wou ik dat ik sterker was. Moediger ook en iets minder kwetsbaar. Dat mijn gevoel minder snel de bovenhand neemt en dat ik wat rationeler zou kunnen reageren. Of niet zo uitgesproken. Grijzer. Tussen in, iets minder zwart wit.
Dat ik minder stroef en star was. Dat ik me niet zo voelde zoals ik me nu voel. Dat ik iets minder gewaar zou worden dat het even niet goed gaat. Dat het me oprecht allemaal wat minder zou deren maar dat doet het dus niet.
De vinger kan ik er niet op leggen want er is geen grote oorzaak en er is geen groot gevolg. Maar het is er wel. Ontegensprekelijk.
Het wemelt in mijn hoofd alsof er aan oude littekens gekrabd wordt. Alsof een kras die genezen was opnieuw werd open gehaald en dat er zolang aan geprutst werd dat het echt opnieuw begon te storen.
Niet dat ik van nature achterdochtig ben of dat ik het moeilijk heb om vertrouwen te geven of te krijgen. Dat is het ook niet. Ik kan het niet benoemen.
Van waar komt het dan toch? Dat gevoel als word ik langs achter bespied en beslopen. Door ongure figuren die het niet te best met me voorhebben.
Wil ik weer te veel controle en wil ik voorlopen op wat nog niet is? Of ben ik weer scenario’s aan het hertekenen die zo ver achter mij liggen dat ik er enkel in een droom nog impact kan op uitoefenen?
Het laat me niet los en ik krijg het niet vast.
Moet het dan altijd leuk zijn? Moet ik dan steeds vrolijke stabiele Frans spelen of mag ik gewoon aanvaarden dat het soms allemaal keihard sucked.
Zonder reden en zonder gevolg omdat het gewoonweg  een kutdag is.
En de chocolade is dan nog op ook…

Man griep.

 

Voor vrouwen is een verkoudheid een perfect hanteerbare situatie die hen nauwelijks of helemaal niet, uit hun normale dagelijkse doen en laten houdt.

Gehuld in een flanellen pyjama en een fleece dekentje verbijten ze in stilte hun lijden. Aan een kop thee, een fles water of aan een beetje rust hebben ze ruim voldoende om de eerste ongemakken mee weg te spoelen. Hoewel ze door de band genomen misschien iets stiller zijn, wat een pluspunt is, blijven de communicatielijnen toch wagenwijd open. Zeker om er de dagelijkse beslommeringen mee te organiseren. Zweterige koorts, een groene fluim of een schurende keel projecteert hen niet onmiddellijk in het centrum van het universum. De wereld draait niet opeens sneller of trager. Ze hoeven zichzelf niet in onmogelijke bochten te leggen om iets gedaan te krijgen. Ze moeten geen hulplijnen in roepen en voelen al helemaal niet de behoefte om iedereen in een teleconferentie van hun zorgwekkende toestand op de hoogte te brengen.

Hoe vrouwen het precies bolwerken is een raadsel maar ze slagen er toch maar in om ongemerkt ziek te worden. Hebben ze dan misschien een andere soort immuniteit omdat ze toevallig eigenaar zijn van twee x chromosomen? Hoe dan ook, op de een of andere manier verstaan ze de kunst ziek te zijn en een dokter te bezoeken zonder ons mannen er mee lastig te vallen of ons te overrompelen met gedetailleerde symptomen en ongemakkelijke bijwerkingen.

Voor ons mannen echter is griep een onoverkomelijk ongemak. Een nare kwelling met ongeriefelijke consequenties. Voor onszelf in de eerste plaats maar zeker ook voor iedereen die zich binnen gehoorsafstand bevindt. Telefoon, sociale media of email zijn trouwens perfecte middelen om deze ingebeelde afstand mee te overbruggen. Als een man ziek wordt is het belangrijk dat iedereen dat weet. Op die manier kunnen alle belanghebbenden gemakkelijk deelgenoot worden van zijn hachelijke gezondheidstoestand. Wij mannen zijn trouwens bijzonder vrijgevig met onze ziektekiemen. We hoesten en proesten wild in het rond en willen constant met aandacht bemoederd en gesust worden zodat onze lichamelijke smart gemakkelijk kan overgezet worden zodat hij broederlijk kan gedeeld wordt.

De vrouwelijke verkoudheid mag trouwens niet verward worden met de man griep. Bij de mannelijke variant staat het gekreun en gesakker wel volledig in verhouding met de ondraaglijke pijn waarin wij mannen ons bevinden.

Dus, vrouwen bezorg ons dat kopje thee en die paar vriendelijke woorden. Omring ons met jullie onverdeelde aandacht en zorg. Misschien slagen we er dan zo in om samen deze monsterlijke ziekte te verslaan.

Of misschien kunnen jullie ten behoeve van jullie eigen (mentale) gezondheid ook opteren om heel hard weg te lopen en een week uit onze omgeving te verdwijnen.

Madam Esmeralda

 

Sterren staan helder wit te fonkelen aan het zwarte hemelgewelf. Mars is uitzondering met dat rood flikkerend lampje. Net als de Poolster. Die schijnt ook duidelijk feller dan de rest van het sterrenstof daar ergens aan het einde van de noordelijke hemelpoort.

De dierenriem is verouderd en antiek! Zoveel is zeker. Het licht van het gros van de sterren is wellicht al gedoofd. Hoe kan er dan in hemelsnaam toekomst uit voorspeld worden? Uit licht dat er met grote waarschijnlijkheid al niet meer is?

Bij gebrek aan tarotkaarten of een andere onbetrouwbaar medium kijk ik vragend en vol verwondering naar het duistere nirwana. En ik bedenk: “Een spirituele paragnost hoe word je dat?” Door straffe onzin uit te kramen of door met niet verstaanbare anagrammen heisa te maken en het allemaal overtuigend echt te laten klinken zodat het zeker zal gebeuren? En ben ik zelf daartoe in staat?

Met een atoombom of de grote brand van Londen te voorspellen ga ik me niet bezighouden. Dat deed Nostradamus me al voor. Met profetisch inzicht, het algemeen boerenleed voorspellen was eveneens een fluitje van een cent want die klagen al eeuwig en één dag. Dat het voorjaar te koud is. De zomer te droog en de winter te nat. Zulke voorspellingen lukken mij zeker ook nog wel. Zonder handoplegging.

Toch wil ik eens diep in de sterren neuzen om proberen te achterhalen wat er volgende week zoal te gebeuren staat. Maar eerst nog dit. Gelijkenissen aan bestaande horoscopen zijn louter berust op toeval of zijn het gevolg van cynische sterrenkundige satire. Mochten er zich de komende dagen ongevallen of incidenten voordoen wijs ik alle aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid af. Mochten mijn voorspellingen in een zuidelijke of noordelijke maanknoop of in een ander kluwen verstrikt raken wijt dit dan gerust aan mijn amateuristische sterrenwichelarij.

Alles kan worden voorspeld. Alles kan worden gezien. Met een scherpe blik en genoeg verbeelding zal het wel lukken.  Ik zie.. ik zie wat jij niet ziet. Ook al is het wazig en onscherp. Want door het fijne stof en de lichtvervuiling oogt het hemel canvas troebel en onduidelijk. Een bril met dubbele focus is het eerste wat ik zie. Voorlopig toch nog want zonder die broodnodige jumelles zou ik dat binnenkort al zelfs niet meer zien.

Een kwartier en één vallende ster later, al kan dat ook het ruimtestation Mir of satelliet Suzie geweest zijn, zegt mijn stijve nek me dat ik me belachelijk aan het maken ben. Ik ben echt geen ziener maar een gewoon man. Een sterveling. Als er toevallig al eens iets uitkomt van wat ik beweer, wijt het dan maar aan een goede poker-hand of mijn veel te grote fantasie.

Mijn astrologische gave is beperkt. Gelukkig maar anders had ik geen enkele reden om straks naar Madam Esmeralda te gaan. Om daar uit de diepe groeven van mijn hand te weten te komen wat de gevolgen zijn van die korte levenslijn, de stompe positieve Jupiterberg of die klamme Venusheuvel.

Al zal ik daar wel minstens 20€ voor moeten afdokken.

Dagdroom.

 

Grand Café Industrie was de juiste locatie voor onze eerste live ontmoeting. Hoewel ik me in dit rustieke decor de juiste figurant voelde, waren de zenuwen toch strak gespannen. Nerveus speurde ik naar een herkenbaar gezicht. Toen mijn afspraak niet onmiddellijk in mijn blikveld viel zocht ik een plek in het midden van het café. Aan een tafeltje op een verhoog. Van daar uit had ik prima overzicht. Als Mark binnen zou komen zou hij me onmiddellijk opvallen. Vlak boven de tafel hing een impressionante ronde koperen luchter die mooi contrast vormde met de rest van het victoriaans interieur. De beige-bruine mozaïekvloer waarop vier groteske ronde pilaren rustten die het hoge plafond ondersteunden, maakte het geheel compleet.

Uitgelezen scène voor een dagdroom!

Allerlei soorten mensen vulden de ruimte. Een hip bejaard koppel rechts van mij nipten hun koffie en bespraken hun volgende citytrip. Zo wil ik ook oud worden bedacht ik. Eensgezind en energiek zonder wrevel of gemor kwamen ze overeen dat het Praag zou worden. Ik wierp hen fijntjes een glimlach toe. Ze glimlachten terug. “Prima keuze”: zei ik bemoeiziek. Ik denk niet dat ze het heel erg vonden.

Wat verderop zaten 2 zakenmensen. Dat zag ik aan hun strakke pak en hun suède schoenen. Ze praatten druk en gesticuleerden hevig toen ze hun verkoopstrategie kracht bijzetten. De vrouw die geïmponeerd leek door zoveel overtuigingskracht bleef zonder een moment de aandacht te laten verslappen aan hun lippen hangen. Even later krabbelde ze haar handtekening onder een elektronisch contract. Goede zaken waren beklonken want er kwamen bubbels aan te pas.

Een mooie jonge vrouw met een hippe rugzak schuifelde binnen. Ze draaide en keerde op dezelfde manier zoals ik dat net eerder had gedaan. Ze nam plaats op de bank, bestelde thee en begon op haar smartphone te tokkelen. Even verder zoemde nog een gsm. Iemand had ook digitale vrienden.

Ik bestelde een tweede cappuccino. De serveerster weigerde mijn euro’s want ze verzekerde me dat de man achter de pilaar mijn rekening zou betalen. Nu pas herkende ik Mark, de baas van de uitgeverij, die ondertussen ook vergezeld was door de jonge vrouw en een andere man die Gunther heette.

De jonge dame had ook goed nieuws gekregen. Haar kinderboekje zou over drie weken al gedrukt worden. De mijne over een aantal maanden pas, als het manuscript verbeterd is en wanneer we het na de proefdruk eens zullen raken over een mooie bijpassende cover.

2 uur geleden zat ik nog in de trein met een hoop vragen, met darmen in de knoop en als hoofdpersonage van mijn overmoedige droom. Nu sta ik buiten. Voor het station en speel ik mijn hoofd even voor Brusselmans of Lanoye maar dan zonder lang vettig haar of nichterige maniertjes.

Ik heb zin om te luid te roepen of om te springen of om iets anders zot te doen. Een echt boek schrijven misschien?