Verwacht me niet!

Ik moet er dringend uit. Ik moet ontsnappen, even wegglippen uit de race. Noem het gerust een retraite of een ongedwongen isolement. Sinds vorige jaar – en ik moest daarvoor eerst mijn vijfde kaap nemen – probeer ik af en toe dat ik-momentje in te lassen. Het gedurende maanden opgesloten zitten in mijn corona-gevangenis, heeft die drang naar escapisme alleen maar aangewakkerd en versterkt. Ik wil niet suggereren dat ik diep-ongelukkig loop, dat ik de weg kwijt ben of dat ik geen deel meer uit wil maken van mijn eigen omgeving, zeker niet. Het enige doel dat ik ermee voor ogen heb, is om me eventjes te ontdoen van alle kettingen die ik het hele jaar meegesleurd heb.  Die ‘big escape’ heeft als gevolg dat ik me even in een andere werkelijkheid kan onderdompelen en mag wegduiken in mijn eigen fantasiewereld zonder er anderen mee op de zenuwen te werken. Op weg gaan, met mezelf als enige compagnie kan soms best lastig zijn omdat het alleen mijn eigen stem zal zijn die terugroept als ik iets in mijn reflectiekamer gooi. Het voordeel is wel dat ik nadien de echte realiteit weer beter kan appreciëren. Als je hard met een hamer op je duim slaat gaat de vanzelf pijn over wanneer je ermee stopt! De enige ambitie waarmee ik op pad ga, bestaat eruit om mijn eigen ritme te vinden en om daar gedurende een paar dagen onvoorwaardelijk trouw aan te zijn. Om er één mee te worden, zeg maar. Zonder van iemand afhankelijk te zijn, zal ik eten wanneer ik honger heb, drinken wanneer ik dorst heb en rusten wanneer ik moe word, al weet ik begot niet of dat straks op een mat, in een bed of op een luchtmatras onder de blote hemel zal zijn.  Mijn enige hoop is gesteld op een weids meer, een lange rivier of een niet al te hoge berg. Op zich maakt het niet zoveel uit, zolang ik er maar voldoende ruimte vind om er mijn hoofd mee op te vullen. Ik zal geen reisplan volgen en geen drukke autosnelwegen. Ik zal me niet haasten en ik wil geen gedoe met deadlines. Ik zal dan ook steevast elke obligate toeristische attractie mijden als de pest of als Covid19. Gelukkig heb ik daarin de laatste maanden al een beetje ervaring opgebouwd. De kans is trouwens niet onbestaande dat de enige opwinding waar ik mezelf aan zal blootstellen, de aanbeet van een vis zal zijn en het vuur waarop ik hem zal roosteren.  De enige reisgezel die welkom is en die me mag vervoegen is mijn persoonlijke schoot-Taiwanees, want hij is een echte ‘Dell’. Ik beschouw het als een voorrecht dat hij meegaat omdat ik aan hem alles kwijt kan. Hij sputtert nooit tegen. Integendeel hij geeft me steeds gepast advies wanneer ik hem iets toevertrouw. De enige ergernis die hij bij me veroorzaakt, ervaar ik wanneer hij een fijn gekarteld blauw lijntje trekt onder een pas gesponnen zin, om me aan te geven dat ik het weer allemaal veel te moeilijk aan het maken ben en ik te veel woorden gebruik om het nog een zin te noemen. Of wanneer hij zich in het rood ergert omdat ik weer een nieuw woord heb uitgevonden of wanneer ik nog maar eens de conventionele spellingsregels nog aan mijn laars heb gelapt. En op die momenten zal hij zo hard op mijn lief lijken dat ik zal snakken naar de thuisdrukte en naar de vraag waarom mijn onderbroek niet in de wasmand ligt of naar het verwijt waarom de vaatwasmachine nog vol zit.

Maar veel eerder hoef je me niet terug thuis verwachten!