De geknipte man.

‘Lukt het alleen vanaf hier’, vroeg de verpleegster me nadat ze me de kamer had getoond en ze me een plastic zakje had overhandigd waarin een wegwerpscheermes, een paar steriele verbandjes en een flacon eosine zat. ‘Gaat het alleen’, vroeg ze iets nadrukkelijker, omdat ik nog niet op haar vraag had geantwoord.

Voor een verpleegster – die haar dagen op de dienst urologie van het ziekenhuis doorbrengt – was dit een doodgewone, alledaagse handeling. Ikzelf echter wist me geen houding aan te nemen om gepast te reageren. Zou ik neen durven zeggen? In mijn fantasie flirtte ik even met het idee om haar het karwei te laten opknappen, maar ik liet die gedachte even snel varen. Ten eerste omdat ik de avond voordien mijn voorzorgen had genomen en mijn intiemste zone zelf van haar- en schaamdons had ontdaan, maar ook omdat ik een vrouw met een mes niet vertrouw, ook al is ze verpleegster en ook al is het maar een wegwerpmes. ‘Neen, laat maar, het gaat wel’, prevelde ik behoedzaam. Het moest maar eens zijn dat ik haar, – terwijl ze mijn scrotum zat te scheren – plotseling aan iemand deed denken met wie ze nog een “eitje mee te pellen had” en dat ze mij met hem verwarde. Ik zou begot zomaar met één haal “al” mijn mannelijkheid kunnen verliezen.

Op de vraag waarom ik me tot op vandaag herinner waarom ze onder haar witte verpleegsteruniform rode lingerie droeg, is een kwestie waarop niemand het juiste antwoord kent. Misschien was het gewoon een zinloze demarche of een wanhoopsdaad van mijn hypophyse, om daar in de aanschijns van vrouwelijke wulpsheid, mijn laatste greintje mannelijke waakzaamheid ten toon te spreiden die ik op het punt stond definitief te verliezen. Maar ik negeerde deze hormonale stuiptrekking compleet omdat een man die zich in een situatie als deze bevindt maar beter zijn koelbloedigheid kan bewaren en niet mag vergeten voor welk hoger doel hij zich in deze gênante situatie heeft gemanoeuvreerd. Waarom dit verhaal door de mate van detail nog gênanter aan het worden is, is een vraag, waarop net als op de vorige trouwens, niemand een afdoend antwoord kan verzinnen. Wat wel iedereen weet is dat in de voorbije decennia al veel gezegd en geschreven is over de zogenaamde verstoorde verhouding tussen mannen en vrouwen en dat die aan de basis zou liggen van wederzijds onbegrip en misverstanden. In dit geval echter, was de man in kwestie, ik dus, niet te beroerd geweest om zich supercorrect van zijn meest inschikkelijke kant te tonen, namelijk zijn onderkant. Om zich daar, aan deskundigen te onderwerpen en te laten gebeuren wat moest gebeuren. Om de natuur een stapje voor te blijven, maar ook om mijn lief af te helpen van die dagelijkse dosis toegevoegde hormonen, want geloof me maar op mijn woord als ik je zeg dat ze er daar “gewoonlijk” al meer dan genoeg van bezit. Haar hormonenspiegel hoefde door mijn mannenverminking dus niet langer dagelijks, kunstmatig verhoogd te worden, al vreesde ik zelf wel dat mijn persoonlijke hormonenhuishouding erg zou kunnen lijden onder de ingreep die ik op het punt stond te ondergaan. Maar die angst – zo zou nadien blijken – zit voornamelijk tussen de oren, al wil ik niet ontkennen dat die zich op dat bewuste moment toch eerder tussen mijn benen bevond.

Omdat mijn supersonisch-viriele, mannelijke ego – dat op dat moment nog niet vermoord was – er maar weinig voor voelde om zich onder plaatselijke verdoving te laten ontmannen, maar ook omdat ik best wel van efficiëntie houd en ik ook een neusoperatie moest ondergaan, werden beide operaties in één moeite door en onder volledige narcose gedaan. Hoewel mijn neus af en toe stijf wordt en mijn piemel soms automatisch begint te lopen – ik sluit niet uit dat beide operatie verwisseld werden en dat wat aan mijn neus moest gebeuren aan mijn zak is gebeurd – ben ik voor mijn lief vanaf die bewuste dag de genipte man. Omdat zijn van die rotpil verlost is, maar ook omdat ze eindelijk door de feiten bewezen, de broek mag dragen. Zelf dans ik ondertussen en sinds die bewuste knip, braaf naar hormonenvrije pijpen en dan bedenk ik me. Echte mannelijkheid zit van binnen, al hangt ze er vaak toch overbodig aan de buitenkant, in een zakje, gewoonweg belachelijk uit te zien, zeker als ze geschoren zijn!