Grens van de waanzin.

‘April lacht met de lente.’ Het zou zomaar de titel van een klimatologische essay van Greta Thunberg kunnen zijn waarin ze me in een lang betoog waarschuwt dat het klimaat ons voor de gek houdt. Vier seizoenen zoals we ze al lang kennen, werden in deze korte week met recordcijfers helemaal door elkaar gehaald. Zomerse zon, storm, sneeuw, hagel, onweer en vorst, het zat er allemaal in. Vroeger was dat niet zo. In mijn prilste herinnering was het altijd zonnig en warm met Pasen. Ik moest in de tuin dan ook dikwijls naar choco zoeken in plaats van naar paaseieren. Daarom lijkt het me, de winterse koude in gedachten dat Greta Thunberg minstens veertig jaar te laat komt met haar klimatologische essay over de opwarming van de Aarde. Die gesmolten paaseieren van het jaar negentien zesenzeventig zijn daar trouwens een mooi voorbeeld van. Buiten chocolade en uitzonderlijke weersomstandigheden, zou ik het ook over interessante dingen kunnen hebben.  Ik vrees alleen echter dat ik mezelf ondertussen dermate goed ken dat wanneer ik de onderwerpen waar ik verstand van zou kunnen hebben op dit blad papier zou neerschrijven, het helemaal leeg zou blijven.  De dagelijkse niet ter zake doende waarnemingen die door mijn pen in woorden veranderd worden, zijn daar het sprekende bewijs van. Ze zijn net zo overbodig en onbenullig als ikzelf.  Daarom voelt schrijven op een rare manier hetzelfde aan als praten tegen bomen. Twee dingen waar ik zeker van ben dat ik ze nooit onder de knie zal krijgen. Niet dat schrijven een onaangename bezigheid is, of dat praten tegen bomen een onprettige ervaring zou zijn, integendeel want van bomen weet ik zeker dat ongeacht wat ik tegen hen zeg, ze altijd even goed luisteren. Bomen zijn wat dat betreft gemakkelijker dan mensen. Ze luisteren altijd, althans ze geven toch die indruk. Mensen daarentegen, luisteren nooit. Meningen hebben ze wel. Die hebben ze zelfs los van het feit of ze überhaupt hoorden of begrepen wat je te vertellen hebt.

‘Er is een vis dood’, zei ik daarstraks tegen een steeneik in mijn tuintje. ‘Wellicht problemen met het metabolisme’, verzon ik omdat ik geen enkele andere reden kon bedenken voor het plotse heengaan van de vis in kwestie maar ook omdat ik hem gisteren droogvoer gegeven had en dat mogelijks te vroeg op het seizoen was. Weet ik veel. De steeneik vond er helemaal niks van. Hij wiegde zonder commentaar gewoon rustig verder mee met de wind. Even leek het wel alsof hij zijn takken op een andere manier had gevlochten dan toen ik hem vanmorgen vroeg, hoe de vier seizoenen van Vivaldi nu zouden klinken mocht de componist de onstuimigheid van de afgelopen week op dezelfde manier beleefd hebben zoals ik, maar dat kan ik me natuurlijk ingebeeld hebben. Ik ben namelijk niet zo goed in de non-verbale communicatie van een steeneik.

Het is niet zo, omdat ik van mezelf denk dat ik bomen- en mensenkennis heb, dat ik er ook in slaag om te leven alsof ik daadwerkelijk mensen- en bomen kennis bezit. Ik weet namelijk bijna niets, maar dat zei ik al. Zo weet ik bijvoorbeeld niet waarom ik hier in mijn tuin tegen bomen loop te praten. Misschien is het gewoon omdat zij me af en toewel indruk geven wel te luisteren. Al is het voor hetzelfde geld gewoon omdat, eens ik een lange tijd in eenzaamheid verhuld ben, ik het best kan demonstreren hoe dun de grens is die me van de waanzin scheidt.

Een gedachte over “Grens van de waanzin.

  1. Ik las aandachtig (luisteren gaat niet als het geschreven is, misschien moet je eens overwegen je tekst in te spreken dan kan ook de lezer meeluisteren) en ben dan toch maar even gaan opzoeken hoe een steeneik er uit ziet. Een mens moet iets hé om 8u50 ’s morgens.

    Geliked door 1 persoon

Reacties zijn gesloten.