Het laatste velletje.

Een dikke traan, rolde over haar wang en een andere had de weg gevonden naar de onderkant van haar brilmontuur om een seconde later samen uiteen te spatten op een witte tegel van de drop-off zone van de vertrekhal van de luchthaven. Genegenheid tussen mensen hoeft niet altijd gemeten te worden met het aantal woorden die uitgewisseld worden, soms wordt niets gezegd en dat zegt ook iets. Mijn gemakkelijke woorden moesten namelijk niet dienen om haar moeilijke emoties te verbergen dus had ik me voorgenomen het afscheid kort te houden want in situaties als deze krijgen mijn woorden weleens scherpe tanden die de stem van de andere in tweeën kunnen bijten, daarom zweeg ik maar.  We nemen afscheid en glimlachen naar elkaar ook al is mijn glimlach eerder een gewrongen grimas die mijn gezicht in een vreemde plooi legt. Drie uur geleden had ik haar in vader-wijsheden op het hart gedrukt dat ze in de maand die gaat komen, dingen voor de eerste keer zal zien en misschien wel voor de laatste keer en dat ze die wondermooie beelden moet absorberen om ze nooit meer te vergeten zodat ze een heel leven kunnen meegaan. Nog anderhalf uur en ze vliegt naar andere tijdzones waar een groot gedeelte van onze gemeenschappelijke dag zal gewisseld wordt voor een andere nacht. Die twee tranen zetten er andere in gang en heel even staan we met zijn drieën in een soort ongemakkelijke groepsknuffel die als afscheid moet doorgaan. ‘Van mijn erf nu’, zeg ik stoer, in een poging om het pijnlijke moment niet langer te laten duren dan stikt noodzakelijk want ik weet dat afscheid nemen moeilijker wordt naarmate je dat moment uitstelt. We zwaaien nog even en ik klim in mijn auto, baan me een weg door het veel te drukke verkeer en denk hoe ik dat in hemelsnaam alleen ga redden de komende maand maar vanbinnen lach ik een beetje want ik herinner me alle keren dat ik me zo voelde al vraag ik me wel af wie straks die nieuwe rol toiletpapier zal brengen als het laatste velletje is opgebruikt.