Remedie tegen ruis.

Vanmorgen in de auto droomde ik dat ik het gras afgereden had. Ik had het gazon bemest en de kale winterplekken waren ingezaaid. Voor alle duidelijkheid, niets van dat alles is gebeurd. De kale plekken blijven vandaag on-bemest en on-ingezaaid.

De kikkers in de vijver? Die zijn er nog niet, de vissen wel.  In tegenstelling tot mij denken ze niet na over de onzekerheden van het leven. Alle elf zwemmen ze gewoon af en aan zoals ze dat gisteren en alle dagen daarvoor deden.

Ik kan me vergissen maar ik geloof niet dat van alle vissen in mijn vijver, er zich één bewust van is dat hij gisteren ook al in deze vijver zwom en wakker ligt of hij dat morgen ook zal doen. Het leven van een vis is simpel. Zo staat geen enkele stil bij morgen en vraagt geen enkele zich af of alles wat gisteren gebeurde, echt voorbij is, of er misschien toch een manier bestaat om er een ander, definitiever einde of een nieuwer begin aan te verzinnen. Ik, ik ben geen vis.

Gedachten als deze lijken even absurd als het definitief uitmaken met jezelf, per sms. Niet dat ik het ooit gedaan heb of ooit zal meemaken, toch geloof ik dat als het gebeurt, je onmogelijk samen verder kan. Misschien moet ik deze gedachten gewoon aan de vissen voederen?

In plaats van stil te staan bij overpeinzingen als deze en een krankzinnige column te bedenken over het verschil tussen rondzwemmende vissen, afwezige kikkers en mezelf zou ik ook gewoon een zin kunnen schrijven, ‘ik weet het even niet meer zo zeker’, maar daarmee zal ik geen vis, geen kikker en ook geen aandacht vangen.

Misschien is de beste remedie tegen mijn kabbelend rustige ruis tien minuten van jouw aandacht te vragen, wie zal het zeggen?

Want na deze lange druilige winter snak ik net als vele anderen naar aandacht. Ik word er moe van, misschien zelfs te moe om me druk te maken over belangrijke dingen.  Dus dwaal ik gewoon een beetje door mijn tijd. Ik doe de afwas en kijk naar de tuin. Ik zie hoe pimpelmezen hun toevlucht zoeken in de steeneik en ze zich verschuilen voor luidruchtig kwetterende zwarte vogels.

Het grootste gedeelte van het gras lijkt mij vandaag niet nodig te hebben. De kale plekken wel, maar die zullen moeten wachten op droger weer, morgen misschien.

Om iets van het leven en van mezelf te begrijpen moet ik niet alles voor jou in onbegrijpelijke columns willen interpreteren. Ik hoef er je niet mee lastig te vallen want dan wordt mijn ruis jouw grootste aandacht vanger.

Gewoon kijken is voldoende, besluit ik, naar het gazon en zijn kale plekken, naar vissen en kikkers of pimpelmezen. Kijk misschien ook even tien minuten naar jouw tuin. Dat is alleszins beter dan tijd te verspillen aan het schrijven of aan het lezen van een column als deze.