Egards en lofzang van de dwaasheid

In de wilde stroming van de zee speelt oud zeer op.  De kou en de kracht van briesende golven doen oude en vergeten littekens samentrekken. Blijvende tekenen van eerder jongere wonden voel ik ook, maar hun zeer is nog nieuw en ongekend. Deze zee is niet te vertrouwen. Geen enkele is betrouwbaar, dat weet ik omdat haar kracht me ooit de zwembroek van het lijf gesleurd heeft. Deze oceaan echter, is anders, nog verraderlijker. Heeft het met de maanstand te maken, met het jaareinde dat nakende is, met mensen die me recentelijk ontvallen zijn? Wie zal het zeggen?  De wilde schoonheid ervan maar ook de koude en de brutale force die ervan uitgaat, doet me rillen en naar adem happen, zeker nu een witte, rollende schuimkop van wel twee meter hoog me helemaal overspoeld heeft.

De hogere, groenblauwe golven die hun overslag nog niet gemaakt hebben zijn heviger, nog onheilspellender. Ze zorgen namelijk voor een krachtige onderstroom waarvan zulk een hardnekkige dreiging uitgaat dat ik me er nietig en uiterst kwetsbaar door ga voelen.

Het constant gevaar houdt me alert. Is het daarom dat ik me in een intense flits bedenk dat het leven zomaar, met een vingerknip voorbij kan zijn, ook het mijne? Iedere ademhaling, elke gedachte, iedere geboorte en elk sterven gaat voorbij zonder dat ik het kan bevatten.  Net zoals jij, heb ik vele tekortkomingen, wie heeft ze niet? Maar voor mij zit het niet kunnen begrijpen waarom het leven zomaar een aanvang en een einde kan nemen me toch het meeste dwars. Waarom gebeuren de dingen zoals ze gebeuren? Aan dit schitterende gebrek, heeft al menig filosoof zijn hoofd gebroken, het mijne vertoont ook barsten.

Soms overkomt het me.  Dan denk ik te begrijpen wie ik ben, waar ik vandaan kom en wat me vormde tot de mens die ik geworden ben. Ik griffel dan overmoedig mijn waarheid in diepe krassen of maak er andere nog authentiekere echtheden van om ze luid te brullen tegen iedereen, horende en niet-horende. Wat een branie! Wat een overmoed! Hubris!

Het ontastbare laat zich immers niet vormen door het tastbare. Het ongrijpbare laat zich niet sturen door het veranderlijke. Een leven lang dacht ik dat het leven maakbaar was, dat ik het naar mijn hand kon zetten. Voor die dwaasheid neem ik graag alle egards en lofzangen in ontvangst. In de branding van een onstuimige zee kom ik tot besef dat ik nooit zal begrijpen en nooit zal weten, maar dàt weet ik zeker.