Om kwart voor twaalf komt ze de trap naar boven opgelopen.Het is zaterdagmiddag. Elke week komt ze omstreeks dat uur thuis. Met zakken vol boodschappen. Wat niet expliciet op het boodschappenlijstje opgeschreven is, wordt niet gekocht. Wellicht daarom dat ik bijna elke week, ongeveer een kwartier later opnieuw naar de supermarkt ga om datgene te kopen wat zij vergeten is. Steevast ontstaat dan discussie over of zij die dingen vergeten is of ik ze niet opgeschreven heb. Die woordenwisseling is meestal het startschot om samen in de kasten te duiken en uit te vissen wat nog ontbreekt zodat even later eensgezind een nieuw boodschappenlijstje geboren wordt. Het blijft vooralsnog een raadsel waarom dat ritueel zich wekelijks niet een uur vroeger afspeelt, maar daarom is het een raadsel natuurlijk.
‘Ik moest je de goeie dag doen’, zegt ze terwijl ze een bokaal schorseneren in de proviandkast zet.
‘Ah van wie’, vraag ik oprecht geïnteresseerd. Hoewel deze vraag me redelijk defensief lijkt. Ik stel ze per slot van rekening alleen maar om te weten te komen wie ze zonet ontmoet heeft, kijkt ze me toch met lichte irritatie aan. Ze had ondertussen haar rode pumps uitgetrokken en begon aan de rits van haar jas, die ze nog steeds aan had, te frunniken.
‘Ja, van wie? Dat is het nu juist. Wie was het ook al weer? De naam ligt op het puntje van mijn tong, maar het komt niet. Dat heb ik tegenwoordig meer en meer. Gezichten vergeet ik nooit maar namen kan ik niet onthouden.’
‘Ik heb daar ook meer en meer last van. Was het een man, een vrouw?’, probeer ik behulpzaam.
‘Een vrouw natuurlijk!’
‘Is dat zo natuurlijk? Het is toch niet omdat driekwart van de wereldbevolking vrouwelijk is dat je daarom een vrouw ontmoette. Hoewel de kans statistisch gezien kleiner is kon het toch ook een man zijn?’
‘Maar ik heb haar toch met mijn eigen ogen gezien.’
‘Ja, maar ik toch niet? Wat voor vrouw? Van waar moet ik haar kennen dan?’
‘Wel, toen we vroeger nog samen gingen winkelen en dan nadien in het dorp gingen aperitieven, was ze daar ook altijd. Donker haar. Iets groter dan ik. Ze rookte gelijk een Turk. Bastos, denk ik. Nu zal ze een jaar of vijftig zijn, schat ik. Hoewel ze ook vijfenvijftig zou kunnen zijn. Want sigaretten roken veroudert. Je krijgt daar oud vel van.’ ‘Ik ben niet zeker of ze nu nog rookt.Ik heb haar dat niet gevraagd, want zulke vragen stel je niet in de supermarkt aan de kassa. Tenzij er een farde Bastos in haar karretje zou liggen, maar dat was niet het geval.’
‘Vijftig, dat is te oud om jeugd te zijn en jeugdig om oud te zijn’, antwoord ik bijdehands, in een poging om het gesprek een andere richting te laten uitgaan zodat ik eindelijk kon vertrekken om de overige “vergeten” boodschappen te gaan kopen.
‘Waar slaat dat nu weer al op? Wat is dat nu weer voor een opmerking. Dat is weer zo een uitspraak uit een van je verhaaltjes zeker?’
‘Ze was meestal alleen, hoewel er soms een man bij was maar die kennen we niet.’ Ze dronk pinten in zo’n sierlijk lang glas, van s’ middags al’.
‘Zo wordt het moeilijk. Een vrouw van vijftig die sigaretten rookt gelijk een Turk en lange fluiten drinkt. Een verrimpelde madame met donker haar, van wie je de naam vergeten bent en die soms vergezeld was van een man die we niet kennen.’ ‘Daar kom ik niet verder mee.’ ‘Weet je er niet meer van?’
‘Deodorant, keukenrol en pofmaïs’, zei ze plotseling alsof die nieuwe informatie me zou doen inzien van wie ze me de groeten moest doen.
‘Wat heeft dat er nu mee te maken?’
‘Deodorant, omdat je zonder, muf onder je oksels ruikt. Keukenrol omdat die er niet meer is en ik je rommel niet blijf op deppen met toiletpapier want dat plakt daar in. Pofmaïs omdat er morgen een vriendinnetje van ons dochter komt slapen, ze naar een film willen kijken en ik hen popcorn beloofd heb’, zei ze nu echt geïrriteerd.
Het gesprek eindigde even onduidelijk dan dat het begonnen was. Het nachtlampje werd aangeklikt, het dekbed werd weg getrokken en mijn vrouw ging aan de rand van het bed zitten. Met een kartonnen tong en ogen vol slapers trachtte ik te achterhalen wat er aan de hand was. ‘Wat scheelt er aan?’
‘Ik had haar bijna. Jac… Nath… damn ik ben het weer kwijt.’’Haar naam!’
‘Doe het licht uit en ga slapen, het belangrijkste is dat we de groeten hebben. En dat ik deodorant en pofmaïs gekocht heb.’
‘En keukenrol? Je bent die keukenrol toch niet vergeten?’