
Al datgene wat in het verleden gebeurd is, is noodzakelijk geweest om mezelf opnieuw uit te kunnen vinden. Door mezelf te nemen zoals ik ben, door mezelf mijn mislukkingen te pardonneren en door te hopen dat ik ze voortaan zal vermijden, gun ik me de vrijheid of de illusie van de vrijheid om te denken dat mijn leven nog maakbaar is. Ik boetseer mijn heden met mijn verleden en tracht er de toekomst vorm mee te geven. Zoekend naar het onvindbare, krijgt mijn leven op die manier iets blijvend-voorlopig of iets tijdelijk-permanent en blijft het op een vreemde, chaotische manier overzichtelijke spannend of interessant saai.
Ik weet niet hoe het anders te verwoorden. Aangezien ik het niet kan uitleggen schrijf ik het maar op, niet goed wetend of ik jou er mee lastig val of niet. Met rafels van gedachten en met geabsorbeerde indrukken die ik altijd en overal opdoe, ontstaan uit het niets echte of fictieve fabeltjes waar ik de personages nog niet van ken en waar het einde nog niet van verzonnen is. In elke zin die ik neerschrijf is elk woord ervan maar een zucht die net zo goed de laatste kan zijn. Hopelijk is dat nog niet voor onmiddellijk en kan ik nog even wachten om mijn laatste woord uit te zuchten. Lig er niet wakker van, ik doe het ook niet.
Toen ik vanmorgen wakker werd, dacht ik, mocht ik op dit ogenblik op de scene staan en het rode doek zou openschuiven, zou ik roepen, ‘laat de opera maar beginnen’. Maar ik sta niet in het La Scala van Milaan. Ik ben maar een simpele toeschouwer, een omstander van mensen die ik hoogstens een beetje langs de buitenkant ken. Hun binnenkant en hoe ik graag zou willen dat die is, moet ik erbij fantaseren. Telkens opnieuw moet ik mijn gedachten bevolken met gefingeerde mensen en ze tot leven brengen met gefantaseerde verlangens en emoties, met mezelf als hoofdvertolker van het nutteloze.
Nu ik mijn gedachten probeer te ordenen, weet ik het zeker. Wij zijn tegenpolen. Ik bekijk de dingen tegenovergesteld of omgekeerd dan hoe jij het doet. Ik ‘beschouw’ met een ontspoorde fantasie en jij ‘analyseert’ met nuchter realisme. Zo leven we naast elkaar in verzonnen werelden, elk als figurant van onze eigen biografie. We dromen het leven, jij als realist en ik als romantische fantast die in sprookjes gelooft, elk met onze eigen illusie als achtergrond. De mijne ontneem ik mezelf wanneer ik tot besef kom dat ik helemaal niet nodig ben om de dingen te laten bestaan. Als ik weg zou zijn blijft alles net eender, en dat is gezien met wat ik allemaal op mijn kerfstok heb maar goed ook.
Laat me dus maar dromen, laat mij me mijn eigen gang maar gaan, ook al is het met een slakkengang, want een slak is nog nooit uit de bocht gevlogen. Hopelijk val jij niet over mijn slijmspoor!
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.