Gezelligheidscollectief.

Ik droom weer. In tegenstelling tot met het allesomvattende niets, waar ik bij de klaarte van de dag dikwijls uren mee vul, ben ik ‘s nachts een hele bezige bij en ben ik met van alles drukdoende. Je zou me hier bezig moeten zien. In mijn ingebeelde utopie kan ik bergen verzetten. Mijn metgezellen zouden er tegelijk boos en trots van worden. Boos, omdat ze me, wanneer ik wakker ben, niet in gang krijgen en ze me dikwijls een trap onder mijn kont moeten geven om me met iets aan de slag te krijgen, maar ook trots omdat ik de drukte van de dag ongecompliceerd naar de nacht kan verschuiven.

Soms trek ik helemaal krom wanneer het duister wordt, dan word ik zo ijverig dat ik, wanneer de morgen aanbreekt moe moet opstaan. Waarschijnlijk doe ik al die dingen tijdens de kleinste uren omdat me die beter uitkomen en ik op die tijdstippen wel wat tijd kan vinden om al de chaotische informatie te ordenen of om die lastige kwesties te overpeinzen waar ik overdag niet toe kom omdat er dan teveel gedoe is.

Met dag-restanten ga ik s’ nachts aan de slag, om ze daar verder af te werken of om ze op het juiste hoopje te leggen, voor later, wanneer ik er eindelijk aan toe zal zijn. Ik heb vele hoopjes. Op het hoopje ‘Voor tijdens de vakantie’, kan ik niets bijleggen want dan zou ik het niet langer hoopje noemen meer eerder ‘berg’. Het valt me op dat op het hoopje ‘Nu voor mezelf’, haast niks ligt, tenzij ‘Hemden strijken’ en ‘Voor iets eetbaars zorgen’. In elk geval, als ik al die dag-overschotjes tijdens de nacht afhaspel, lijken ze veel minder vermoeiend en overzichtelijker en kan ik ze het juiste plekje toewijzen.

Vandaag krijg ik onverwacht een snipperdag. De vrouwen zijn er voor het weekend op uitgetrokken, naar Den Haag. Ze doen dat één tot twee keer per jaar. Ik denk dat ze die uitjes maken om stoom af te laten en om zo even aan de dagelijkse gezinsdrukte te ontsnappen of om er achter te komen of ze nog wel in de markt liggen, wanneer ze de nachtdrukte opzoeken. Eten en drinken doen ze dan ook veel maar dat is allemaal goed.

Door die omstandigheden mag ik me het grootste gedeelte van het weekend alleen en ongestoord opsluiten met mijn utopische zinsbegoochelingen als gezelschap, zelfs overdag, wat een luxe. Ik glimlach in gedachten en ik prijs me gelukkig dat ik vandaag met niets anders dan met fantastische veronderstellingen mijn dag mag vullen, met mezelf als gezelligheidscollectief, al blijf ik kauwen op de gedachte dat wanneer ik niet iemands anders leven beter maak, ik dat van mij misschien verkeerd leef en is het niet met die overpeinzing die me al het hele weekend kwelt?